blog | werkgroep caraïbische letteren

Kannibalisme in Suriname

De antropofage & de zaak van Semire – Geregtshof te Suriname, 21 juni 1837

door William Man A Hing

Inleiding

Op grond van beschikbaar feitenmateriaal kan vastgesteld worden dat kannibalisme, dat is het (op-)eten van de eigen soort, bij de mens overal ter wereld kan optreden. Aan de hand van een strafproces zal een tot dusver incidenteel geval uit de Surinaamse geschiedenis worden weergegeven. Aangezien er geen concrete aanwijzingen zijn dat er zich meerdere gevallen hebben voorgedaan, zal in dit kader buiten beschouwing blijven de belangrijke vraag of dit  verschijnsel in de loop der tijden geïnstitutionaliseerd is geweest bij bepaalde volken. 1)

 

cannibalism_in_brazil_french_antarctica_in_1555_by_andre_thevet

Kannibalisme in Brazilië rond 1555, beschreven door de Franse schrijver-geograaf André Thevet in zijn boek De eigenaardigheden van Frans Antarctica.


Algemeen


Enkele bekende gevallen van kannibalisme

Ter oriëntering volgt hier in het kort een aantal gevallen die op zichzelf staan en om verschillende redenen in meer of mindere mate een uitvoerige publiciteit hebben genoten.

1. Nadat vier verschillende schipbreukelingen van het Engelse zeilschip “Mignonette” reeds verscheidene dagen zonder voedsel of water op zee hadden rondgedobberd, besloot een van hen, genaamd Tom Dudley (kapitein), met instemming van Edwin Stephens, maar bij weigering van Ned Brooks, het vierde en jongste lid van het gezelschap, Richard Parker, te doden teneinde zich in leven te houden door het eten van diens vlees. Op de twintigste dag werd Parker volgens plan door Dudley met een mes omgebracht, waarna de drie overlevenden zich nog vier dagen lang tegoed konden doen aan het vlees van het slachtoffer voordat ze gered werden.

In deze geruchtmakende zaak werden slechts Dudley en Stephens wegens moord aan de rechter voorgeleid. Het vonnis in R. v. Dudley and Stephens (1884), 14 Q.B.D. 273, de z.g. Mignonette case, is als volgt omschreven (Cross-Jones, 1968: 94): “A man who, in order to escape death from hunger kills another for the purpose of eating his flesh, is guilty of murder, although, at the time of the act, he is in such circumstances that he believes, and has reasonable grounds for believing, that it affords the only chance of saving his life.”
Hun werd in eerste instantie de doodstraf opgelegd, maar deze werd acht dagen later na een gratieverzoek omgezet in een gevangenisstraf van zes maanden. Naar het oordeel van Brian Simpson (1984: 258) is de berechting van Dudley en Stephens ongebruikelijk geweest, aangezien immers: ” In the common law world, no other maritime case involving killing to ensure survival has ever come to trial.”

2. Een Uruguayaans vliegtuig dat met een rugbyploeg en een aantal van haar aanhangers van Montevideo (Uruguay) op weg was naar Santiago (Chili), stortte op 13 oktober 1972 neer in het Andesgebergte. Van de 45 inzittenden bleken bij redding ruim tien weken later nog 16 in leven te zijn. Tot grote ontsteltenis van het publiek onthulden de overlevenden dat zij slechts in leven hadden kunnen blijven door het vlees te eten van hun overleden metgezellen. Van deze gebeurtenis is een gedramatiseerde reconstructie verschenen van de hand van Read in 1974.

3. Een Taiwanese mijnwerker, genaamd Tsjou Tsjoeng-loe, die vier dagen lang in een ingestorte mijn had vastgezeten, verklaarde na zijn redding zich in leven te hebben gehouden “door het vlees van een overleden collega te eten”. (Het Parool, 10 december 1984). Van dit geval zijn geen nadere bijzonderheden bekend.

4. In 1981 schoot de Japanner lssei Sagawa zijn vriendin, de Nederlandse Renee Hartevelt, dood op zijn kamer in Parijs. Nadat hij het lichaam met een electrisch mes in stukken had gesneden, begon hij bepaalde delen daarvan op te eten. Hij werd gearresteerd maar door een Parijse rechtbank niet-toerekeningsvatbaar verklaard en in 1984 aan zijn land uitgeleverd. Daar is hij korte tijd nog opgenomen geweest in een psychiatrische inrichting. In zijn boek In the Fog kwalificeert hij zijn daad als een “act of love”. (Buruma, 1985: 81 ).

 

begrafenis-paramaribo-1843

Anoniem, ca. 1843. De begrafenis van priester Joannes Vitus Janssen te Paramaribo in 1843. Canvas, 53,5 x 70 cm. Rijksmuseum Amsterdam. (Van Buku Bibliotheca Surinamica)

Commentaar

De eerste drie van de vier hierboven beschreven gevallen kunnen aangeduid worden als voorbeelden van overlevingskannibalisme, die zich hebben afgespeeld binnen de eigen etnische groep. Als zodanig is er ook aanleiding om te spreken van endokannibalisme. Het laatste geval betreffende Sagawa, de z.g. Kannibaal van het Bois de Boulogne, kan gerekend worden tot het erotisch-pathologisch kannibalisme.2 Aangezien het slachtoffer tot een andere etnische groep behoort, kan dit geval tevens ingedeeld worden bij het exokannibalisme. In het bijzonder heeft dit laatste facet in niet geringe mate bijgedragen tot de immens grote populariteit van de dader in Japan.

Kannibalisme en recht

De vraag of kannibalisme relevant is voor het recht, is niet moeilijk te beantwoorden. Het (op-)eten van een medemens is op een uitzondering na, waarover later meer, in de meeste wetboeken van strafrecht niet opgenomen als een feit waarop straf staat.

In dit geval dient wel gewezen te worden op bepaalde handelingen met een lijk die verboden zijn en die dus een strafbaar feit opleveren: men zie hiervoor art. 150 Ned.W.v.Str. (art. 200 Sur.W.v.Str.) dat onder meer strafbaar stelt degene “die opzettelijk en wederrechtelijk een lijk … wegneemt … of (een) weggenomen lijk verplaatst of vervoert … “.

Het enige land ter wereld waar kannibalisme een strafbaar feit oplevert, is de republiek Zaïre. In het Wetboek van Strafrecht van dit land is in art. 62 het volgende bepaald:

“Sans préjudice à l’application des peines frappant l’assinat ou le meurtre, sera puni d’une servitude pénale de six mois à trois ans et d’une amende de cent à mille zaïres, ou d’une de ces peines seulement, – quiconque aura provoqué ou préparé des actes d’anthropophagie, y aura participé, ou aura trouvé en possession de chair destinée à des actes d’anthropophagie.”

De bedoelingen van de wetgever met deze bepaling zijn duidelijk. Strafbaar is hij die daden van kannibalisme heeft uitgelokt of voorbereid en daaraan heeft deelgenomen of in het bezit is van mensenvlees bestemd voor daden van kannibalisme. Het betreft hier een zelfstandig delict waarop een gevangenisstraf is gesteld van zes maanden tot drie jaar en een boete van 100 tot 1.000 zaïrese munteenheden dan wel een dier straffen. Voorts wordt deze straf opgelegd boven de straf voor het ombrengen van het slachtoffer, moord of doodslag, in geval de dader beide feiten heeft gepleegd.

 

slaventuig_jpg

 

 

De zaak van Semire

De slavin Semire van de plantage Nieuwstar, die in Afrika was geboren, werd geschat op dertig jaar. Uit grote onvrede met haar gezondheidstoestand – zij leed aan een chronische huidkwaal – vatte zij het plan op om het kind van een mede-slaaf te doden en op te eten. Kennelijk verwachtte zij hierdoor het herstel van haar gezondheid te kunnen bevorderen.

Op grond van het voorgaande kan dit geval van menseneterij aangeduid worden als de curatieve vorm van pathologisch endokannibalisme. 3 De verklaring van Semire dat zij eveneens behoefte had gehad aan een “dierlijke” bij-spijs (switi moffo) geeft aan haar daad mede een “gastronomische” dimensie. 4
Belangwekkend is de overweging van het Hof dat Semire was “eene negerin behorend tot de stam der Demacoecoe, welke zich meer aan het eten van menschenvleesch schuldig maken … ” Aangezien er over de Demacoecoes niet veel bekend is, dringen zich hier enkele pertinente vragen op, zoals:
– op welke wijze is het Hof aan deze wetenschap gekomen?
– waar en wanneer hebben zich die meerdere gevallen voorgedaan?
– om welke vormen van kannibalisme gaat het bij deze stam?

Als Van Lier gelijk zou hebben met zijn learned guess dat de Demacoecoes een stam zijn uit de Congo 5), dan zou dat feit al zeker genoeg aanleiding geven een direct verband te leggen met het wettelijk verbod op kannibalisme in Zaïre, zoals hierboven geciteerd. Voor het identificeren van de Demacoecoes blijven ook andere opties met een verschillend aanknopingspunt een belangrijke rol spelen. Zo zouden volgens Villeneuve (1973: 37) de Dahomeërs, Ashanti’s en Gabonezen de voorkeur geven aan (het eten van) jonge meisjes.

Aangezien bananen in smaak mensenvlees het meest zouden benaderen, werden bij de Nigerianen de jonge slachtoffers uitsluitend met deze vrucht vetgemest. (Villeneuve o.c., 38).

De uitkomst van het proces dat gevoerd werd onder vigeur van het oud-Hollandse strafrecht hoeft geen verbazing te wekken. Het arrest zou niet anders geluid hebben indien de berechting had plaatsgevonden naar ander recht zoals de Code Pénal die pas op 1 mei 1869 in de kolonie werd ingevoerd.

Opmerkelijk maar niet uitzonderlijk was de wijze waarop de straf werd voltrokken. De vrouw werd eerst gewurgd aan een speciaal daartoe opgerichte paal, waarna het hoofd werd afgehouwen en op de paal geplaatst, terwijI het lichaam onder de paal werd begraven, een procedure zoals door het Hof bepaald.

Dit arrest was het laatste van het Hof waarbij de doodstraf werd uitgesproken tegen een vrouwelijke verdachte en tevens het laatste dat door middel van wurging ten uitvoer werd gelegd. De latere doodvonnissen die alle betrekking hadden op mannelijke daders, werden geëxecuteerd door ophanging.

Van het arrest is de tekst in zijn geheel met een kort inleidend woord afgedrukt in de Surinaamsche Courant van 25 juni 1837 en werd ze letterlijk overgenomen door de Curaçaosche Courant van 15 juli 1837.

Welke indruk deze zaak op de plaatselijke bevolking heeft gemaakt is niet direct te achterhalen, aangezien er in de nieuwsbladen verder niet over werd geschreven. De Surinaamsche Courant heeft zich nog gewaagd aan dit redactionele commentaar met een opmerkelijk laconiek en afstandelijk karakter, dat overigens niet in de Curaçaosche Courant was opgenomen:

“En zoo heeft dan Paramaribo’s bevolking ja, met leedwezen op gisteren morgen aanschouwd de uitvoering van een vonnis hetwelk elk weldenkende met droefenis vervuld heeft, daar hij geen behagen kan scheppen in het smadelijk sterven van zijnen naaste; – maar ook aan den anderen kant het voorregt gevoelt en waardeert dat zij aan wien het zwaard der geregtigheid aanvertrouwd is, in haar belang hetzelve rein en onbesmet weten te bewaren”.

 

 

cannibalism_1571

Kannibalisme als gevolg van een hongersnood in Noordoost-Europa in 1571

Slot

Het kannibalisme van Semire zal in de Surinaamse geschiedenis geboekstaafd blijven als de wanhoopsdaad van een zieke vrouw die haar genezing zocht in het ombrengen van een medemens en het eten van het lichaam van haar slachtoffer. Van het arrest zal er door deze merkwaardige achtergrond van de zaak niet gemakkelijk een tweede gevonden kunnen worden in de nederlandstalige jurisprudentie.

IN NAAM DES KONINGS.

ARREST

inzake van
het Publiek Ministerie Eischer ter eenre

Op ende jegens
De Slavin SEMIRE, behoorende aan de Plantage Nieuwstar,
beklaagde en gearresteerde ter andere zijde.

HET GEREGTSHOF TE SURINAME,

Gezien den eisch en conclussie door het Publiek Ministerie in deze gedaan en genomen, met de stukken daarby overgelegd.

Overwegende dat by geregtelyk onderzoek door de beklaagde en gearresteerde is erkend en beleden:

Dat zy bekl. en gearr. op Maandag den 15 Mei dezes jaars, zeker Negermeisje Davina der Plant. Nieuwstar, oud naar gissing zes jaren, binnen haar negerhuis heeft geroepen op een oogenblik dat dit kind daar voorby ging naar het op die zelfde hoogte gelegen negerhuis van dat effect, waarin hetzelve sedert den dood van deszelfs moeder, met haren broeder zekeren negerjongen Prins aldaar woonde; dat de bekl. en gearr. dit kind zoodra hetzelve binnen haar negerhuis was, op hare kniën gelegd en met beide hare handen de keel van hetzelve zoo lang heeft digtgedrukt of geknepen, tot dat het kind Davina was gestikt;
dat zy bekl. en gearr. het vermoorde kind daarop dadelyk met een klein mesje aan stukken gesneden en de deelen van het lyk in eenen baskiet of mand naast hare slaapplaats nedergezet, en daarin tot den volgenden morgen van Dingsdag den 16den Mei l.l. bewaard heeft;

 

dat zy bekl. en gearr. op den gezegden morgen van Dingsdag den 16den Mei l.l. deze ligchaamsdeelen op twee verschillende plaatsen onder de vloerplanken van haar negerhuis en wel in diervoege geborgen heeft, dat het hoofd zich met eenige andere stukken afgezonderd en dieper onder dien vloer in een kuil bevond, ten einde zoo als de bekl. en gearr. zich uitdrukt geene oogen het hoofd zien zouden;

 

dat de bekl. en gearr. in den avond van Maandag den 15den op Dingsdag den 16den en Woensdag den 17den Mei l.l. met de Slavin Toetoeba derzelfde Plantaadje, en met haar bekl. en gearr. in hetzelfde negerhuis wonende, van het vleesch van het vermoorde Kind Davina met banannen gekookt heeft gegeten, zynde daartoe volgens opgave der bekl. en gearr. een stuk uit de lendenen, het hart, en lever en de long gebezigd, zonder dat echter zy bekl. en gearr. aan de slavin Toetoeba welke by het plegen van den moord aan het kind Davina, in de gronden der Plant. onder den bastiaan Johannes van dat effect werkzaam was, iets van deze hare vreesselyke misdaad medegedeeld of later opgegeven zoude hebben, welk vleesch zy bekl. en gearr. aan haar Toetoeba zoude hebben voorgezet;

 

dat zy bekl. en gearr. het kind Davina eensdeels heeft vermoord uit wrevel wegens haar ziekelyken toestand, en anderdeels om te voldoen aan haren lust naar zoogenaamde switie moffo;

 

dat zy bekl. en gearr. intusschen zeer goed wist geen menschen vleesch te mogen eten, en by het besef van eene hoogst strafbare daad te hebben gedaan, daarover berouw te gevoelen; zynde door de bekl. en gearr. by de confessie van alle de voorgeschreven daadzaken en byzonderheden, tevens in judicio nog een vrieschbonten jurkje, een mes, baskiet en ijzeren pot voor dezelfde voorwerpen herkend welke in haar negerhuis zyn gevonden en met den door haar bekl. en gearr. gepleegden moord in verband staan, vermits het vermoord Kind Davina dat jurkje of japonnetje in de hand had, toen hetzelve voor het laatst binnen het negerhuis der bekl. en gearr. is gekomen, alverder het vermoorde Kind door de bekl. en gearr. met het bedoelde mes in stukken is gesneden, voorts in de gezegde baskiet de deelen van het lyk het eerst zyn geborgen en eindelyk in den vermelden ijzeren pot by herhaling door de bekl. en gearr. vleesch van het vermoorde Kind Davina is gekookt.

 

Overwegende dat daarenboven uit de in deze ingewonnen informatien op de meest voldoende wyze is gebleken:

 

Dat het vermoorde kind Davina sedert maandag den 15 Mei l.l. verdwenen zijnde, niet alleen de broeder van dat kind, zynde de vroeger genoemde neger Prins, op den avond van dien dag aan verschillende negerhuizen en daaronder aan dat van de bekl. en gearr. naar zyn zusje is gaan hooren, wanneer de bekl. en gearr. aan den slaaf Prins heeft verklaard dat zy Davina niet had gezien, noch wist waar dat kind was, terwyl daarenboven op last van den mede-eigenaar en administrateur der Plant. Nieuwstar, de volgende dagen alle moeite is aangewend om eenig spoor van het vermiste kind te ontdekken;

 

dat de bekl. en gearr. welke sedert eenige jaren aan ongeneeselyk geachte zeeren laboreerde, op donderdag den 18 Mei l.l. met andere aan zoodanig kwaal lydende slavinnen, op last van voormelden eigenaar en administrateur, naar het ziekenhuis der Plant. overgebragt zynde, ten einde aldaar aan een onderzoek te worden onderworpen, in hoe verre zeker uit Europa aangebragt middel tot genezing der bedoelde zeeren zoude kunnen worden aangewend door een misverstand is veroorzaakt dat zy bekl. en gearr., terwyl de andere slavinnen reeds naar hare negerhuizen waren terug gebragt, aldaar is achtergebleven, niettegenstaande zy bekl. en gearr. volgens de meening van den mede-eigenaar en administrateur ook, na het bewerkstelligd onderzoek, door den dres-neger naar haar negerhuis had moeten worden terug gevoerd; dat zy bekl. en gearr. door dit haar terug blyven in het ziekenhuis in het denkbeeld geraakt zynde, dat zy aldaar eenigen tyd zoude moeten blyven, aan de met haar hetzelfde negerhuis bewonende slavin Toetoeba, heeft verzocht om hare slaapkussens uit het negerhuis naar het ziekenhuis over·te brengen;

 

dat de slavin Toetoeba aan dat verzoek voldoende, by het opnemen der kussens eene zeer bedorven lucht hebbende bespeurd, den volgenden morgen van vrydag den 19 Mei l.l. vroegtydig, toen zy Toetoeba van het zoogenaamde spel, uit den molen kwam, onderzoek naar de oorzaak van dien stank gedaan en toen by het opligten van een paar vloerplanken een handje van een kind en andere ligchaams deelen ontdekt heeft;

 

dat Toetoeba daarop dadelyk volgens hare verklaring de overtuiging heeft verkregen dat het kind Davina, door de bekl. en gearr. was vermoord, en dat deze als eene negerin behoorende tot de stam der DEMACOECOE, welke zich meer aan het eten van menschen vleesch schuldig maken, ook den moord had gepleegd om het vleesch van het vermoorde kind op te eten;

 

dat dezelve Toetoeba zich dadelyk, zynde het toen ongeveer 7 uren in den morgenstond, tot den bastiaan Johannes destyds reeds in de gronden der Plant., begeven en dien mededeeling van hare vreesselyke ontdekking gedaan heeft;

 

dat de bastiaan Johannes onmiddelyk met de slavin Toetoeba huiswaarts gekeerd, en den directeur der Plant. Nieuwstar, hiervan kennis heeft gegeven, ten gevolge waarvan eerst door hem directeur in byzyn van daartoe geroepen slaven, in het negerhuis der slavinnen SEMIRE thans bekl. en gearr. en Toetoeba onder de vloerplanken twee armpjes, twee ribstukken, twee dystukken, twee voetjes en een stuk van de ruggegraad zyn gevonden, alle welke deelen volgens opgave van denzelven directeur wit waren en den schyn hadden van eenigszins op het vuur te zyn geweest;

 

dat weinig tyd later door den gemelden directeur by eene tweede visitatie in het bedoeld negerhuis, waarby de directeur der Plant. De Goede Vrede tegenwoordig was, een handje van een kind in de nabyheid van dat negerhuis onder eenen banannenboom heeft ontdekt, zonder dat genoegzaam is gebleken of hetzelve aldaar toevallig gekomen dan wel opzettelyk daaronder gebragt was;

 

dat inmiddels de op Plant. De Drie Gebroeders zich bevindende mede-eigenaar en administrateur der beide effecten van deze aan het licht gebragte daadzaken onderrigt, weldra op de Plant. Nieuwstar gekomen, de reeds geschouwde ligchaamsdeelen met de genoemde directeuren en den directeur der plant. de Drie Gebroeders nader opgenomen en vervolgens de bekl. en gearr. in het ziekenhuis heeft ondervraagd, met dat gevolg, dat de bekl. en gearr. welke zich destyds hield als of zy niet goed spreken konde, door zeer verstaanbare teekenen, gebaarden en geluid, niet alleen den moord aan het kind Davina heeft erkend, en tevens beleden dat zy met de slavin Toetoeba van het vleesch van dat kind had gegeten, maar tevens de plaats in haar negerhuis heeft aangewezen alwaar dieper onder den vloer in eenen daartoe door de bekl. en gearr. gemaakten kuil eenige ingewanden, een stuk van een bil en het hoofdje van het kind waren begraven, welk hoofdje, zoo door den mede-directeur van het effect en door den aldaar wonende directeur, als door de daarby tegenwoordig zynde slaven der plant. dadelyk is herkend voor dat van het sedert Maandag den 15den Mei dezesjaars vermist kind Davina; zijnde overigens by dit laatste onderzoek nog in den vroeger vermelden yzeren pot, het water gevonden, waarin door de bekl. en gearr. volgens hare erkentenis, vleesch van het vermoord kind, was gekookt, blykbaar uit de vetachtige bestanddeelen welke zich op dit water bevonden.

 

Overwegende dat alzoo regtens voldoende is bewezen dat zy bekl. en gearr. het meergezegd neger-kind Davina in koelen bloede van kant gemaakt, het lykje aan stukken gesneden en van het vleesch van dit kind meermalen gegeten heeft, en dat zy bekl. en gearr. mitsdien schuldig staat aan de misdaad van wreedaardigen moord, opgevolgd door yzingwekkende omstandigheden.

 

Overwegende dat zoo volgens de oudste en algemeene strafwetten, als meer bepaaldelyk naar de stellige voorschriften van het beschreven en oud Hollandsch strafregt, de kapitale straf tegen de misdaad van moord is gestatueerd.

 

Overwegende dat deze straf niet alleen om den hier in koelen bloede en ter voldoening aan zekeren wrevel gepleegden moord, maar ook uithoofde der opgevolgde afgryselyke omstandigheden tot een afschrik van de misdaad in het algemeen en meer byzonder van zoodanig ontzettend misdryf by andere negers van denzelfden stam binnen deze volksplanting, zoo exemplair mogelyk, behoort te worden gemaakt.

 

Overwegende dat wel verre dat hier metigerende omstandigheden voorhanden zyn, in tegendeel nog ten laste der bekl. en gearr. by het geregtelyk onderzoek is gebleken dat zy reeds lang vóór deze hare misdaad van eenen kwaadaardigen zin op de plant. Nieuwstar heeft doen blyken en uit dien hoofde aldaar straf heeft ondergaan.

 

Overwegende derhalve dat hier alle termen aanwezig zyn om de misdaad der bekl. en gearr. met den vereischten nadruk te straffen.

 

Gelet op de Publicatien van 5 / 6 December 1828, Gouvernements-blad van dat jaar sub no. 22 en van 12 maart / 1 ApriI 1836, Gouvernements-blad  sub no. 6. ‘t  REGTDOENDE by arrest in extra ordinair proces
op confessie en mitsdien by uitspraak in het  Hoogste ressort.

 

Veroordeelt de bekl. en gearr., zynde de slavin Semire, behoorende aan de plant. Nieuwstar, geboren in Afrika, naar gissing ruim 30 jaren oud, ter zake voorschreven, om te worden gebragt ter plaatse alwaar criminele straffen aan personen van den slavenstand worden voltrokken, ten einde aldaar aan eenen daartoe op te rigten paal met den koorde te worden geworgd dat er de dood navolge; gestorven zynde, het hoofd afgehouwen en te dier plaatse op een paal geplaatst en het ligchaam onder de galg begraven te worden.

 

Zullende de kosten van den processe gebragt worden, ten laste van het Koloniale Bestuur.

 

Ontzegt aan den eischer zynen verderen of anderen eisch en conclusie op ende jegens de bekl. en gearr. gedaan en genomen.

 

Gelast dat van dit arrest de gewone aanplakking zal geschieden.

 

Aldus gewezen te Paramaribo by de Heeren Mr. H.R. HAYUNGA, President; Mr. P. FIERS SMEDING, Mr. C.A. MARCHANT, Mr. J.H. DE FRIDERICI, F.P. PENARD, J.D. DE MEINERTZHAGEN en Mr. J.F.J. BRUNINGS, Leden van den voorm. Hove, den 16 Juny 1837 en gepronuntieerd den 21 daaraan volgende.

 

 

cannibal_l-1132x670
Verklarende lijst

banannen – de z.g. kook- of bakbananen die niet rauw genuttigd kunnen worden.

baskiet – mand of korf van riet.

dresneger – in den slaventijd werd zoo de slaaf genoemd, die in de plantage-hospitalen met de verzorging der zieken belast was, na eenige jaren bij een chirurgijn in de leer te zijn geweest.  (Enc. NW-I, 275)

effect – betekent in Suriname ook plantage. (Enc. NW-I, 279)

negerhuis – (nengr’oso): kleine erfwoning dienende als verblijf der slaven.  (Woordenlijst, 61)

spel – (speri): in den slaventijd werd het woord gebruikt in de zin van wachtbeurt, waakbeurt, hetzij in het huis van den meester, hetzij op de plantages, in de fabriek, enz.  (Enc. NW-I, 645)

switi moffo – (switmofo): dierlijke bijspijs. (Woordenlijst, 70)

 

Noten

1. De discussie over het kannibalisme als instituut is nog in volle gang. Vergelijk hierover o.m. Myers (1984), Zwier (1987) en Bader (1988).

2. Het begrip pathologisch kannibalisme onderverdeeld in een curatieve en erotische vorm is ontleend aan Roland Villeneuve ( 1973).

3. Zie hierboven bij noot 2.

4. Brian Simpson (o.c., 112 / 113) vermeldt met instemming dat W. Arens in diens The Man Eating Myth de draak steekt met het systeem dat een onderscheid maakt in gastronomisch kannibalisme en overlevingskannibalisme met een dwarsdeling in endo – , exo – en autokannibalisme.

” From this scheme arise such bizarre and comical concepts as “gastronomic endo-cannibalism” ”, zo besluit Brian Simpson zijn commentaar op de gehanteerde terminologie.

5. Het is niet duidelijk wie de Demacoucous zijn die ook Damakoekoe’s of Demakoekoes worden genoemd. (Van Lier 1949, 122).

Zij zijn “Volgens Lichtveld de Dama’s aan de linkeroever van de Bénoée. (Van Lier, o.c., 122)”. De Bénoée de Benue(-rivier) in Nigeria. Wooding noemt ze Demakoekoe of Domakoekoe en geeft de volgende verklaring: “Waarschijnlijk zijn het leden uit diverse stammen die door Makoko of koning der Anziko stam aan de Europeanen werden (door) verkocht”. ( 1972, 49).

Tenslotte nog Van Lier zelf hierover: ” lk denk eerder aan een stam uit de Congo.” (o.c ., 122 /123).

 

Literatuur

Bader, Jean-Michel 1988. “Kannibalisme: een bakerpraatje?”, in EOS / 6: 48- 52;

Brian Simpson, A.W. 1984. Cannibalism and the Comman Law. Chicago / London University of Chicago;

Buruma, Ian 1985. “Murder most macabre and the making of a myth”.  Far Eastern Economic Review, 27 juni 1985;

Le Code Pénal Zaïrois. Mis à jour 31 mai 1982. Departement de la Justice. Service de Documentations et d’Etudes;

Cross, Rupert & P. Asterly Jones 1968. Cases on Criminal Law. Fourth Ed. London, Butterworths;

Curaçaosche Courant van 15 juli 1837;

Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië, onder red. van dr. H.D. Benjamins en Joh. F. Snelleman.
’s-Gravenhage / Leiden, Nijhoff. Herdruk 1981, Amsterdam, Emmering.

Harris, Marvin 1977. Cannibals and Kings. The origins of Culture. New York, Vintage Books.

Howard, Colin 1970. Australian Criminal Law. Sec. ed. Melbourne / Sydney / Brisbane. The Law Book Co Ltd.;

Lier, R.A.J. van 1949. Samenleving in een Grensgebied. ‘s-Gravenhage, Nijhoff;

Myers, Robert A. 1984. “Island Carib Cannibalism”. Nieuwe West-Indische Gids, 58: 147 -184;

Het Parool: 21 mei i 1984 “Japanse “Kannibaal” naar Tokio”;  10 dec. 1984 “Mijnwerker leeft dankzij mensenvlees”;  11 sept. 1984 “Kannibaal” in Japan weer vrij”;

Read, Piers Paul 1974. Alive: The Story of the Andes Survivors. Philadelphia / New York, J.B. Lippincott Co.;

Rubbens, Antoine 1969. “The Congo Democratic Republic”, in: Alan Milner (ed.) African Penal Systems.

Samson, Ph.A. 1966. “Slaven en rechtspraak”. Surinaams Juristenblad (SJB) ,7. pp. 36 t/m 42;

Surinaamsche Courant Ao 1837 no. 51. Zondag den 25sten junij. Paramaribo;

Vangroenweghe, Daniel 2012, Kannibalisme & mensenoffers. Leuven: Van Halewyk.

Villeneuve, Roland 1973. Le Cannibalisme. Mesures et Démesures de l’Anthropophagie. Verviers, Bibliothèque Marabout (no. 426);

Wooding, C.J. 1972. Winti: een Afroamerikaanse godsdienst. Meppel: Krips Repro;

Woordenlijst Woordenlijst Sranan / Nederlands / English.  Tweede uitgave. 1980. Paramaribo, Vaco.

Zwier, Gerrit Jan 1987. “Kannibalisme: symbolisch, maar wel weerzinwekkend”. Onze Wereld, 30 / 8: 42 – 44.

[Eerder verschenen in het Surinamistiek-tijdschrift OSO, 8e jaargang no. 1, 1989.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter