blog | werkgroep caraïbische letteren

Julien Ignacio: ‘De huidige coronacrisis bevestigt hoe oppervlakkig onze verschillen zijn’

Het gebeurt niet vaak dat je een roman in één adem uitleest. In de roman Kus van Julien Ignacio kan eenieder zich in bepaalde scènes herkennen. Een interview met de auteur.

Julien Ignacio tijdens de 9de Caraibische letterendag, 9 november 2019. Foto @ Jet Budelman/Werkgroep Caraïbische Letteren

door Quito Nicolaas

Het verhaal speelt zich af in de intensive care van het ziekenhuis.
Is de thuissituatie en de wereld van het kind minder belangrijk als flashback?

Nee, zeker niet. Maar ik wilde een klein, intiem verhaal schrijven over de liefde van de vader Feysel Mansur voor zijn 9-jarige zoontje Nanne. Nanne ligt in coma op de kinder-ic na een ongelukkige val van de trap. Feysel waakt ‘s nachts aan het ziekbed.  Wast hem. Poets zijn tanden. Masseert zijn huid. En hij vertelt hem verhalen, sprookjes, herinneringen.  Praat tegen hem, zegt de verpleegkundige tegen de vader. Al is Nanne niet bij bewustzijn, je weet maar nooit, hoeveel hij meekrijgt. De vertelstem van Feysel is dus letterlijk een levenslijn.  Door verhalen te vertellen wordt hij een beademingsmachine en houdt hij Nanne in leven.

Er wordt steeds gebruik gemaakt van korte zinnen.
Uw bedoeling was om op deze wijze de spanning te vergroten?

Ja.  Ik wilde een emotioneel beladen situatie – kind in coma – ingetogen beschrijven. Korte zinnen, denk ik, werken dan het best. Daarnaast heeft taal voor mij ook alles te maken met muziek, met ritme en klank, met poëzie… Stijl is voor mij niet alleen de buitenkant. Belangrijker dan wat je vertelt is hoe je het vertelt. Dat is in het dagelijks leven ook zo. De hoofdstukken spelen zich afwisselend in het heden en verleden af. Als een pendule die heen en weer zwaait, en je telkens naar een andere sfeer brengt. Ergens tussen waken en slapen in. Een dromerige sfeer als tijdens de nachtwake bij het bed van je zieke kind. Je valt in slaap, soms schrik je even wakker. Nu en toen gaan door elkaar heenlopen. Feysel kijkt terug op zijn leven als mens en als vader.  Hij herinnert zich de geboorte van Nanne in hetzelfde ziekenhuis. Zijn eerste dag naar school. Een vakantie samen in Thailand waar ze nachtzwemmen in een zee vol fosfor dat groen oplicht bij aanraking. Maar hij vertelt ook over zijn eigen vader, een oorlogsveteraan, en de zoon die hij zelf ooit was.

De hoofdstuktitels duiden erop dat zowel zoon als vader een ware strijd levert. Werd om die reden gekozen voor de personale vertelvorm?

Titels als Samoerai en Darth Vader verwijzen naar de oerstrijd tussen vaders en zonen, en het oorlogsverleden van Feysels tirannieke vader in het bijzonder. Parallel leven en Multiversum gaan over andere dimensies, andere werelden waar alles mogelijk is, dus ook het ontwaken van Nanne uit zijn coma.  Een andere strijd speelt zich af op innerlijk niveau. Aan de ene kant is er de innige toon waarmee de vader zijn zoon toespreekt. Bijvoorbeeld: “Neem mijn ogen, liefste, en kijk naar buiten.” Of: “Aan één ding moet je nooit twijfelen: uit liefde ben je geboren.” De vertelstem van Feysel wil de lezer meenemen in die innigheid. Tegelijkertijd weet je als lezer vanaf het begin dat hij ooit besloot zijn gezin te verlaten. Dat levert een onuitgesproken schuldgevoel op dat de scènes onder spanning zet.

Vaak wordt de vaderfiguur afgeschilderd als een man zonder emoties.
Uw bedoeling was geweest om juist het andere gezicht te laten zien?

Feysel had als kind een ongelukkige relatie met zijn vader. Dan wordt hij zelf vader. Ik herinner me dat ik mijn jongste zoontje voor het eerst vasthield. Dat was een overweldigende ervaring. “Je huilde”, zegt Feysel tegen Nanne. “Ik drukte je tegen me aan. Een onbeschreven emotie greep me bij de strot. De oerknal van mijn liefde voor jou, zonder centrum of grens. “Eén ding weet hij zeker: ik ga een ander soort vader zijn dan mijn eigen pa. Liefdevoller, aandachtiger, beschermender. Maar net als iedere ouder komt hij tot het besef dat hij zijn kind onmogelijk tegen het leven kan beschermen. Een besef dat voor hem gelijk staat aan falen. Hem doet besluiten weg te gaan bij zijn gezin. “Falen als vader is falen als mens.” Jaren later, wanneer Nanne in coma ligt, krijgt Feysel een kans om tot nieuwe inzichten te komen. Misschien hoeft hij geen superheld te zijn voor Nanne. Er zijn voor hem, voor hem zorgen. Dat is genoeg.  

De karakterisering van de vader-zoonverhouding is die van een militaristische opvoeding. Markeerde dit een keerpunt in het leven van de ik-figuur?

De vader van Feysel is een oorlogsveteraan. Getraumatiseerd teruggekeerd van een VN-missie in Libanon. Hij is een schim van zichzelf. Werpt zijn zoon schaarse kliekjes vaderlijke aandacht toe. Slaat hem, als een negatieve vorm van aandacht. Feysel moet bij zijn vader bedelen om liefde. Die liefde krijgt hij soms terug. Ze doen samen aan ochtendgymnastiek. ‘s Ochtends, na een rondje hardlopen door het bos, mediteren vader en zoon over de dood. Denkbeeldig sterven ze samen. Door ziekte, een natuurramp of de kogel van een scherpschutter. Dit is de manier waarop zijn vader, getekend door de oorlog, Feysel dichterbij kan laten komen: door de intimiteit van geweld.  

Deze ervaringen vormen Feysel als mens en als vader. Hij leert dat liefde niet iets is dat je krijgt maar wat je moet verdienen. Hij wordt het kind dat nooit moeilijk doet, dat zich altijd aanpast. Een kameleon die de kleur aanneemt van zijn omgeving. Hij trekt zich steeds meer terug in zijn binnenwereld. Dit zijn littekens, vervormingen. Maar de invloed van Feysels strenge, afwezige vader is niet alleen negatief. Hij is al jong zelfstandig. Is zijn eigen vader en moeder. En door in zijn binnenwereld te duiken, ontdekt Feysel zichzelf als kunstenaar. Krijgt hij oog voor schoonheid. 

De vader-zoonrelatie doet nogal Kafkaiaans aan. Hoe anders was de verstandhouding tussen de ik-figuur – Nanne?

Voor de jonge Feysel is zijn vader een strenge oudtestamentische god. Een god die straft en gehoorzaamheid afdwingt.  De verhouding tussen Feysel en Nanne is totaal anders. Teder en liefdevol. Het bedritueel is voor Feysel het hoogtepunt van de dag. Zijn zoontje instoppen. Een verhaaltje voorlezen. Het licht uitdoen. Hem in slaap zien vallen onder de platsterrenhemel boven het ledikant. In bed is Nanne niet langer overgeleverd aan de wakkere wereld van harde oppervlakten en scherpe randen. Hij is veilig onder de dekens. Zakt in zijn slaap naar de bodem van de dromen zee, waar hem niets kan gebeuren. Dat gevoel. Dat het leven van je kind, klein, kwetsbaar en afhankelijk, in jouw handen ligt. En dat je over hem waakt als een leeuw over zijn welp. Hem wil beschermen tegen de monsters van de nacht. Ik denk dat er weinig ouders zijn die dat gevoel niet kennen.    

De roman is duidelijk een vaderroman. Heb je met het oog op de feminisering van de maatschappij dit boek geschreven?

Nee, niet bewust. Wat wel meespeelt is dat ik zelf een gescheiden vader ben van twee geweldige jongens, dertien en vijftien. Kus is aan hen opgedragen. Ik weet hoe het is om een vader en een moeder voor ze te zijn. Dat wil ik mijn zoons ook meegeven: dat zorgzaamheid en mannelijkheid, zachtheid en kracht, gevoel en ratio geen onverenigbare tegenstellingen zijn. Een man kan al deze eigenschappen samen in zich verenigen.  Omdat ze genderneutraal zijn, en niet typisch mannelijk of vrouwelijk.

Het verhaal berust op tal van biografische elementen. In hoeverre zijn fictie en non-fictie elementen verweven met elkaar?

Ze zijn totaal verweven. Maar Kus is in de eerste plaats fictie, een roman, geen autobiografie.  Ik hoop dat de lezer gegrepen wordt door het verhaal. Dat het onder je huid gaat zitten. Dat je naast Nanne zit aan zijn ziekbed. Door de ogen van de vader naar hem kijkt. Een gewond kind confronteert ons met de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Met een gevoel van machteloosheid, van woede ook: waarom moet onschuld lijden? Het confronteert ons met ons gebrek aan controle. Het leven overkomt ons. En op onze reis tussen geboorte en dood is de stem van de liefde waarschijnlijk ons meest betrouwbare kompas.  

De requiemroman Tonio van A.F.Th. van der Heijden is meer een klaaglied. Uit uw vertelling blijkt niet – behalve dat hij zich onbegrepen voelde en de realiteit door zijn lens vastlegt – hoe het hoofdpersonage het rouwproces had verwerkt?

Na drie weken in coma wordt Nanne door de artsen uit zijn kunstmatige slaap gehaald. Of Nanne volledig hersteld of niet valt buiten het bestek van het boek. In mijn hoofd loopt het goed af. Nanne blijft leven. Dat hij in coma lag, zal hij zich later niet meer herinneren. Hij groeit op als een gelukkige jongeman. Zijn vader blijft een rol spelen in zijn leven. Medisch gezien echter is de kans op een dergelijk herstel bijzonder klein. De kans is groter dat Nanne het niet haalt. Of de rest van zijn leven zwaar gehandicapt blijft. Maar liefde, zeker de liefde van een ouder voor een kind, kijkt naar de wereld door de bril van hoop.

U heeft in verschillende werelddelen gereisd: Azië, West-Afrika, Cariben, Zuid-Amerika en het Midden-Oosten. Valt er een gemeenschappelijke noemer aan een samenleving toe te kennen?

In de kern zijn mensen overal in de wereld hetzelfde. Iedereen wil gezien en geliefd worden. We zijn allemaal kinderen van de aarde. De huidige coronacrisis bevestigt hoe oppervlakkig onze verschillen zijn. Ieder mens op deze wereld ademt dezelfde lucht in. Deze tijd vraagt van ons meer oog te hebben voor het kleine, het lokale, voor de natuur. Vraagt van ons om bomen te zijn. Pas op de plaats te maken. Te wortelen. Voeding te vinden in kleine bewegingen. Te lezen, bijvoorbeeld.  Op reis te gaan in ons eigen hoofd.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter