blog | werkgroep caraïbische letteren

Jules de Palm: humorvolle verhalen over cultuurverschillen

door Walter Palm

Voormalige Curaçaose bursalen kennen Jules de Palm (1922-2013) als de directeur van het Centraal Bureau Toezicht Curaçaose Bursalen (CBTCB). Een functie die hij bekleedde tussen 1959 tot 1982. De verschillen tussen de Nederlandse en de Curaçaose cultuur, waar hij als directeur van het CBTCB veel mee te maken had, inspireerden hem tot zijn boek Lekker Warm…Lekker Bruin. Vallen en opstaan in twee culturen (1990).

Jules de Palm. Fotoportret door Nicolaas Porter

Zo illustreert hij het verschil tussen Curaçaose en Nederlandse beleefdheidsvormen met het voorval dat de Nederlandse hospita een Curaçaose bursaal verzoekt om de schilder uit te nodigen voor een kop koffie. De bursaal roept een aantal keren beleefd ‘Meneer…meneer’. Geen reactie totdat de hospita op vriendelijke toon vroeg ‘Schilder…’n bakkie’?
Niet alleen de beleefdheidsvormen maar ook de communicatiestijlen zijn verschillend. De Curaçaose communicatiestijl is indirect, de Nederlandse daarentegen direct. Zo verhaalt Jules Palm in dit boek over de bursalen Selma en Swinda die zonder opgave van redenen de huur opzegden bij hun hospita, Tante Miep. Pas later realiseerde hij zich dat Tante Miep een kat had die overal in huis zijn haren achterliet. Mogelijk zelfs in het eten. De kans is groot dat dít de reden was geweest dat Selma en Swinda abrupt en zonder opgave van redenen waren vertrokken. Door op stel en sprong te vertrekken gaven Selma en Swinda indirect aan dat ze hoogst ontevreden waren.

De herinneringen aan de schooltijd van Jules de Palm zijn vervat in Kinderen van de Fraters (1986). In het boek spreekt hij zijn waardering uit voor de inzet van deze onderwijscongregatie voor het Curaçaose onderwijs. Tegelijkertijd is hij ook kritisch over het ontbreken van waardering voor de Curaçaose cultuur door deze Fraters van Tilburg, en hun eenzijdige oriëntatie op de Nederlandse cultuur.

Een zo’n jeugdherinnering is de spectaculaire gijzeling van de Curaçaose gouverneur op 8 juni 1929 door de Venezolaanse rebellenleider Rafael Simón Urbina (1857-1950): ‘Een paar dagen later kwam de frater opgewonden de klas binnen en zei op strenge toon dat we de naam van die rebel uit Venezuela, ene Uur-bie-na, in zijn klas of op de speelplaats niet mochten noemen. Over die zwarte bladzijde in de geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden konden we maar beter zwijgen. We keken elkaar verwonderd aan. Waarom mochten we niet praten over wat er gebeurd was terwijl heel Curaçao nergens anders over sprak? Wat bedoelde hij precies met ‘zwarte bladzijde’? Zwarte mensen hadden er toch niets mee te maken. Zodra er iets mis was, hadden de zwarten het gedaan. Deze keer had ik met eigen ogen gezien dat de Venezolanen die te keer waren gegaan, beslist niet zwart waren’. Het kolonialisme droop ervan af.

In de koloniale tijd werd neergekeken op het Papiaments. Toen Pierre Lauffer (1920-1981) Jules de Palm een keer verraste met een gedicht in het Papiaments, drukte hij Jules de Palm op het hart om geen ruchtbaarheid te geven aan het feit dat hij Papiamentstalige gedichten schreef. Want in een Curaçao waar angstvallig werd vermeden de moedertaal bij officiële gelegenheden te gebruiken, waar je op school gestraft werd indien je in een emotionele belevenis een Papiaments woord ontviel, was er beslist nog geen plaats voor Papiamentse poëzie.

In de Tweede Wereldoorlog leefde, net als andere koloniën, ook op Curaçao het nationalisme op. Het ging om het hervinden en herdefiniëren van de eigen identiteit in weerwil van de Nederlandse culturele dominantie. Zo voerde het Curacaosch Philharmonisch orkest in een historisch concert op 20 juni 1944 voor het eerst een concert met orkeststukken van uitsluitend Curaçaose componisten zoals Rudolf Boskaljon (1897-1970), Rudolf Palm (1880-1950) en mijn grootvader Jacobo Palm (1887-1982). Aangewakkerd of beter nog aangevuurd door brandend nationalisme kropen Jules de Palm, Pierre Lauffer en René de Rooy (1917-1974) in de pen en schreven ze samen tien Papiamentstalige liedjes. Onder de naam van Julio Perrenal wat een anagram is van het trio bestaande uit Jules de Palm, Pierre Lauffer en René de Rooy, publiceerden ze op 7 juli 1943 de Cancionero Papiamento I. Het werd geen succes. Wellicht was dit te wijten aan het feit dat bij de presentatie ervan de zelden nuchtere gitarist en kornuiten niet kwamen opdagen, zodat het trio zelf het vocale gedeelte moest verzorgen. Er kwam geen Cancionero Papiamento II.

De gitarist en contrabassist Julian Coco (1924-2013) heeft later samen met Jules de Palm voor het nageslacht, zeven van de oorspronkelijke tien liedjes kunnen annoteren. Deze zijn gepubliceerd in Julio Perrenal, dichters van het Papiamentse lied (1979). In deze publicatie zijn alle liedteksten opgenomen plus een Nederlandse vertaling. Jules de Palm schreef de inleiding. Na zijn inleiding volgde een artikel van René de Rooy en daarna een kopie van de Cancionero Papiamento inclusief de advertenties die erin stonden!

Een juweel van een verhaal van Jules de Palm is De Kerstcakes van Sjon Keta. Het verhaal gaat over een padvinder die zijn spaargeld gebruikt om Kerstcakes van de befaamde bakker Sjon Keta te kopen. Hij wil de Kerstcakes met Kerstmis uitdelen aan arme mensen in de buurt.  Dit om te vermijden dat de armsten ‘een cakeloos, dus een onvolledig Kerstfeest zouden moeten vieren’. Hij gaat langs bij arme mensen, en biedt hun de Kerstcakes gratis aan maar het uitdelen mislukt. De een zegt dat Sjon Keta haar nooit groet, een ander denkt dat de pastoor de cake heeft gestuurd maar daar heeft hij ruzie mee. Bij een derde legt hij de cake stilletjes op de vensterbank, maar die vertrouwt het niet en gooit het weg.  Als hij zijn moeder vertelt wat hem overkomen is, gaat zij op pad met de Kerstcakes. Tot zijn niet geringe verwondering weet zijn moeder dezelfde Kerstcakes wél weg te geven. Toen hij zijn moeder vroeg wat haar geheim was, vertelde zij dat zij de Kerstcakes had aangeboden aan de arme mensen omdat zij de cakes niet lekker vond, zo van: ‘Er zit, geloof ik, te weinig boter in … of te veel eieren … ik weet het niet, maar …. neen, veel is het niet. Proef jij eens even’.

De Kerstcakes van Sjon Keta is voor het eerst verschenen in het Jaarboek van de Sticusa van 1954 en later in de verhalenbundel Antiya (1981).

Onder redactie van Jules de Palm is in 1985 een ingrijpende herdruk verschenen van de in 1969 voor het eerst verschenen Encyclopedie van de Nederlandse Antillen. Ook was Jules de Palm actief als vertaler. Ilushon di Anochi zo luidde zijn in 1967 gepubliceerde Papiamentstalige adaptatie van A Midsummernight’s Dream van Shakespeare die met veel succes werd opgevoerd. Jules de Palm was ook nauw betrokken bij de uitgave van het Verzameld werk van Cola Debrot (1985-1989).

In 1995 kreeg Jules de Palm de Cola Debrotprijs voor literatuur.
Het literaire oeuvre van Jules de Palm is amper te vinden op internet waardoor deze schrijver in het digitale tijdperk helaas amper nog lijkt te bestaan. Tot overmaat van ramp is ook de Collectie Antilliana in de Centrale Haagse bibliotheek waar de boeken van onder meer Jules de Palm voor het publiek ter inzage waren, verdwenen. A perfect storm. Mijn pleidooi is om het literaire oeuvre van Jules de Palm digitaal te ontsluiten. Dit is niet alleen uit literair oogpunt van belang. Zijn haarscherpe en tegelijkertijd humorvolle verhalen over cultuurverschillen en het koloniaal verleden kunnen het wederzijds begrip verbeteren.

 

1 comment to “Jules de Palm: humorvolle verhalen over cultuurverschillen”

  • Zie de laatste alinea van Walter Palm. De collectie Antilliana van de Centrale Haagse bibliotheek moet overgebracht zijn naar het Curaçaohuis in Den Haag (Prinsengracht 63-65, 2512 EEX) , aldus iemand van de bibliotheek. Contact leggen met het Kabinet van de Gevolmin is nog niet gelukt.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter