blog | werkgroep caraïbische letteren

Jonge Surinamers in de pen

Prakseri: Suriname-nummer tijdschrift Tirade

Bijna een halve eeuw nadat Hugo Pos een Surinamenummer samenstelde voor het tijdschrift Tirade, is er nu een nieuwe Suriname-special, bijeengebracht door Kevin Headley. Jerry Dewnarain bespreekt het nummer.

Tirade is een tijdschrift van de Nederlandse uitgeverij Van Oorschot. Het eerste Surinamenummer van Tirade verscheen in 1973. Dit nummer werd samengesteld en ingeleid door de bekende Surinaamse schrijver en dichter Hugo Pos (1913-2000). Middelbare scholieren van het havo en vwo zullen zijn korte verhaal Het doosje van Toetie ongetwijfeld kennen, omdat dit verhaal opgenomen is in de enige – intussen verouderde – Surinaamse literatuurmethode Fa yu e tron leisibakru. Gedichten en/of verhalen van onder anderen: Anton de Kom, Henk George van Ommeren (Bernardo Ashetu), Michael Slory, Leo Ferrier en Bea Vianen zijn in dit nummer opgenomen.

Surinamenummer 1 in Tirade

Toen al voorspelde Pos dat de eerdergenoemde schrijvers de ontwikkeling van de Surinaamse literatuur op gang zouden brengen wat ook is gebleken: de boeken van deze schrijvers kunnen we nu rekenen tot Surinaamse klassiekers. Generaties schoolgaande Surinamers hebben hun boeken op de leeslijst gehad. Wij slaven van Suriname van Anton de Kom is opgenomen in de Nederlandse canon en in Suriname is hij vereerd door een straat en de Surinaamse universiteit naar hem te vernoemen. Astrid Roemer, die tegenwoordig in Suriname vertoeft, heeft belangrijke Nederlandse literaire prijzen gewonnen. Bea Vianen verdient helaas (nog niet) de grani die haar toekomt! Echter, haar eerste twee romans zijn onlangs herdrukt. Benardo Ashetu, een negerdichter die zichzelf wegzong zoals Michiel van Kempen hem beschrijft over zijn poëzie in een tijdschrift, heeft prachtige gedichten nagelaten. Volgens Van Kempen is het jammer dat ‘alleen het feit al dat Ashetu meer dan negentig gedichten heeft geschreven die verband houden met de zee toch voor meer belangstelling zou moeten zorgen. Wie in de Nederlandse poëzie op zoek gaat naar zeegedichten, staat voor een ‘mer à boire’, zou je kunnen zeggen.’ [Deze zinnen zijn niet van Van Kempen, maar van Klaas de Groot – red. CU.]

Recent onderzoek onder een groep muloleerlingen die de overstap maakten naar IMEAO-onderwijs heeft aangetoond dat Anton de Kom en Albert Helman een comeback maken. Dus de beste manier om iemand te canoniseren, dus eigen schrijvers te vereeuwigen, is aan zoveel mogelijk mensen duidelijk te maken wat een belangrijke schrijver, bijv. Bea Vianen, is en wat een goede boeken zij geschreven heeft. Het allerbeste is om je daarbij te richten op jongeren, zodat zij zelf hun held kunnen bepalen!

Surinaamse schrijvers stimuleren en promoten

Tussen 1973 en nu hebben nieuwe schrijvers zich aangediend, ook jonge schrijvers. Het tweede Suriname-nummer dat door Van Oorschot is uitgegeven, gaat over deze jonge Surinaamse schrijvers. Zij zijn weliswaar (nog) niet bekend als schrijver. Door een project van de Taalunie hebben zij zich verzameld en hun verhalen zijn gebundeld. De Taalunie wil met de ondersteuning van deze uitgave een bijdrage leveren aan de lees- en schrijfcultuur in Suriname en Surinaamse literaire schrijvers stimuleren en promoten in het hele taalgebied. De initiatiefnemer van dit nummer is Kevin Headley. In zijn redactioneel verwijst Headley terecht naar de moeilijkheden waarmee opkomende jonge Surinaamse schrijvers te maken hebben zoals: een kleine boekenmarkt, boeken zijn onbetaalbaar, openbare bibliotheken zijn niet geüpdatet, zodat zij beschikken over goede literatuur die zij kunnen lezen.

Het Tirade-nummer uit 1973, geredigeerd door Hugo Pos

Ook zitten jonge schrijvers met allerlei vragen: in welke taal zal mijn boek geaccepteerd worden door een goede uitgever: het algemeen Nederlands of het Surinaams-Nederland? Hoe zullen Nederlandse redacteuren mijn manuscript redigeren: wat zullen ze doen met de Srananwoorden of –zinnen? Worden die weggehaald of vertaald? Of zal er een verklarende woordenlijst moeten komen? Voor welke markt schrijf ik? Voor de Surinaamse markt die klein is of voor de Nederlandse markt? Of wordt op beide markten gemikt, maar wat zijn dan de eisen van die markten? Welke literaire smaak hebben Surinaamse of Nederlandse lezers? Over welke thema’s lezen zij graag? Meningen en smaken zijn verdeeld of verschillend. Je zal dus als opkomende schrijver flink jouw werk moeten promoten.

Een ander dilemma dat Headley belicht, is, dat uit onderzoek is gebleken dat de ontlezing onder middelbare scholieren toeneemt: steeds minder jongeren lezen literaire werken. Nationale leescampagnes om het lezen onder jongeren te bevorderen zoals het Kinderboekenfestival worden om financiële redenen niet meer gehouden. Enkele boekenclubs en privé-uitgeverijen proberen op hun manier aan leesbevordering te doen.

Surinamenummer 2 in Tirade

Het vierhonderdnegentigste nummer van Tirade, het novembernummer 2022, heet Prakseri. Een tirade vol verhalen uit Suriname. Het nummer bestaat uit tien verhalen van Cynthia Mc Leod, Jeffrey Ouartier, Lisanne Waridjan, Zerachiel van Mark (Reza Madhar), Ismene Krishnadath, Kevin Headley, Iraida van Dijk-Ooft, Robby Parabirsing, Maggie Schmeitz en Kevin Coulor. De meerwaarde van dit nummer is dat zowel de Surinaamse als de Nederlandse lezer kennismaakt met verhalen van jonge schrijvers. Wat houdt hen bezig? Welke thema’s boeien hen? Het blijkt dat natuur, geloof en geschiedenis de meest voorkomende thema’s zijn, maar ook sciencefiction en oude herinneringen in de vorm van vriendschappen.

Al met al, Carl Haarnack zegt dan ook terecht in zijn inleiding dat een goede auteur zich los moet kunnen trekken uit de groep waartoe hij behoort. De schrijver moet afstand kunnen nemen van zijn eigen land, mensen of cultuur om in vrijheid te kunnen schrijven! Schrijvers als Anton de Kom, Bea Vianen, Astrid Roemer, Edgar Cairo, Anil Ramdas, Cándani en dichters als Chitra Gajadin, Shrinivāsi, Michael Slory en Jit Narain hebben dat allemaal gedaan.

Prakseri. Een tirade vol verhalen uit Suriname. Tijdschrift Tirade, nummer 490. November 2022. Jaargang 66. Uitgeverij Van Oorschot: Amsterdam. 2022. ISBN 9789028222182. Tirade komt tot stand dankzij een bijdrage van het Nederlands letterenfonds en het R.O. van Gennip Fonds.

Bij de paginacijfers van de Inhoudsopgave van het nummer is er veel fout gegaan.


Enkele fragmenten van verhalen

Piña colada 

Lisanne Waridjan leidt haar verhaal op een traditionele manier in, die lijkt op de manier waarop orale vertellingen beginnen met een korte inleiding die overloopt in een flashback. Deze vormt dan de kern van het verhaal.

‘Mama, mag ik dit weekend naar de schoolfuif? Ze hebben speciaal een club gehuurd ervoor. Ik ben nog nooit eerder naar een club gegaan,’ riep de zestienjarige Emila. Wat moet ik haar zeggen, dacht Elle die in de woonkamer zat. ‘Dit moeten we even met je vader bespreken, maar eerst zal ik je een verhaal vertellen over wat ik op zo’n feest heb meegemaakt. Kom zitten,’ zei Elle terwijl ze wees naar de bank tegen over haar…’

Het kunstwerk

Kevin Headley trakteert zijn lezers op een vlot lezend verhaal over een kunstwerk: studenten schilderen een vrouw die naakt poseert. Let op de dialoog tussen de twee personen: een schilder (Patrick) en de naakte vrouw, begin van een liefdesspel? Lees het hele verhaal in het tijdschrift.

‘Was het niet moeilijk om zo lang te pose te houden?’ vraagt Patrick voordat hij een slokje van zijn biertje neemt.
‘Jaren van ballet zijn niet zinloos geweest, ’zegt ze.’
‘Maar ik moet blijven oefenen om mijn flexibiliteit te behouden. Anders loop ik ook wel vast.’
‘Was het niet een beetje gênant, aan het begin, toen we allemaal je vormen moesten bestuderen?’
‘Nee. Alleen wordt het soms wel koud als je zo lang daar in je nakie staat.’
‘Je leek wel heel relaxed.’
‘Was ik ook.’

Tegen het einde van de wereld

Kevin S. Coulor lijkt beïnvloed te zijn geweest door de debuutroman van Chris Polanen De waterjager. In dit verhaal verzuipt, vooral Paramaribo-Noord, door een dijkdoorbraak. De bewoners  trekken weg uit Paramaribo: alleen de goudzoekers, vissers en prostituees zijn gebleven. De stad wordt geregeerd door eigen wetten, met in het middelpunt Jean Christoph, die met harde hand de orde probeert te bewaren. In Coulors verhaal echter is juist de natuur zich aan het herstellen. Moeder Natuur neemt alles over, ‘vooral in de woonwijken waar de huizen helemaal door groen zijn overgroeid’. Op deze manier lijkt het alsof Moeder Natuur haar domein aan het herwinnen is. De steden zijn grotendeels onbewoond, los van de kleine clusters overlevenden. ‘Wilde dieren zijn ‘wonderbaarlijk’ genoeg overvloedig, waardoor de voedselvoorziening meer dan voldoende is. Ik raadpleeg mijn kompas onzeker te zijn dat ik op het juiste pas ben. Niet dat ik een eindbestemming heb, maar in beweging zijn is beter dan op een plaats blijven. Als je je te lang op een specifieke plek ophoudt, vooral alleen en in het wild, is de kans groot dat je door bandieten wordt beroofd – of je krijgt Raptors op je dak’…

Naarmate het verhaal zich verder laat lezen, neigt dit naar de fantasyverhalen van Zerachiel van Marks boek Fantasy Verhalen Rijk (2022).

Spiritbox

De inleiding van Spiritbox van Zerachiek van Mark (Reza Madhar) wekt min of meer hetzelfde beeld op als die van Kevin Coulor.

‘Op de hoogte van de Highway is er een afslag die leidt naar een lange kronkelige weg die doodloopt in het bos. Twintig jaren geleden was er een poging gedaan om de buurt bewoonbaar te maken. Het bos werd weggekapt, enkele percelen blootgelegd en een park werd voorbereid door groenhartbomen te planten. Na vijf jaar werd de bouw stilgelegd.  Het bleek dat sommige percelen meerdere eigenaars hadden. Het werd een slome rechtszaak met zogenaamde nazaten die de gronden van hun ouders geërfd hadden, mensen die het recentelijk hadden gekocht en een grootgrondbezitter die het van de regering had gekregen.

          Terwijl de rechtszaak woedde met energie van een koeparie op een hond, kwamen de gronden tot verval. De natuur begon haar eigen bouwen. De barre gronden werden uitgestrekte grasvelden en de groenharttuin raakte overwoekerd met struiken die de bloemen verstikten. De voornaamste bezoekers van het park waren avonturiers die fotoshoots hielden en hun modellen schikten tussen de wilde bloemen en dunne zonnestralen die door het dichte bladerdek schenen. Wanneer de avond viel was het een plaats voor geliefden om elkaar in de donkeren natuur te beminnen.’


1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter