blog | werkgroep caraïbische letteren

John Wladimir Elskamp – Geluk per ongeluk

Vroeger lachte het geluk mij niet altijd toe. Mijn leven volgde een wisselvallig patroon; soms had ik geluk, soms had ik pech, soms had ik geluk dat ik pech had en soms had ik pech dat ik geluk had. Gek no? Maar anders kan ik het niet beschrijven.

Ik probeerde allerhande hossels, legaal en illegaal, maar niets pakte echt uit. Ach, vergeef mij mijn onbeschoftheid. Jullie weten niet eens wie tegen jullie praat. Sorry voor dat; mijn naam is Jimmy van der Blad. Ik ben geboren op 31 januari 1978 te Paramaribo. Mijn vader was een bakra en mijn moeder een inheemse, met wat negerbloed vermengd. Mijn moeder zag er extra sexy uit en was piepjong toen zij mij kreeg, waardoor zij altijd door mijn schoolvrienden aangegaapt werd, als zij weer eens moest verschijnen om van de directie te horen hoe ondeugend ik wel was. Mijn vader was een liberaal denkende blonde man uit Gelderland en hield niet van straffen. Mijn broertje en ik mochten nagenoeg alles doen waarin wij zin hadden, vandaar dat wij de ondeugendste jongens van de buurt en van de school waren. Robby was in feite nog erger dan ik, hij puilde uit van dekati en scheen zelfs de duivel niet te vrezen. Toen onze ouders bij een aanrijding stierven, besloten mijn broertje en ik het criminele pad op te gaan.

Toen de verkoop van schildpadeieren mislukte, schakelden wij over op  de verkoop van wiet. Robby werd opgepakt en moest vier maanden brommen; in die tijd probeerde ik legaal wat vruchten te verkopen, maar er was geen koopkracht. De bodem van onze schatkist werd zichtbaar en de kans bestond dat wij ons knus huisje op Zorg en Hoop zouden moeten verkopen. Vanuit de nor regelde Robby het met een paar nieuwe ondrogrong-vrienden zodanig dat wij een voorschot kregen, met de belofte dat wij later bolletjes zouden slikken. Onze eerste trip naar Nederland verliep nagenoeg vlekkeloos, omdat het slikken nog niet zo bekend was. In totaal maakten wij vijf trips en bij de laatste trip bleef mijn broertje met zijn schatje ondergedoken in Holland. In Suriname ging het toen weer een beetje slecht aan toe; ik moest weer de eindjes aan elkaar knopen, want niets raakte zo snel op als geld. Ik hoorde ook drie jaar niks van mijn broertje.

In het jaar 2003, begon het geluk mij echter eindelijk toe te lachen. Het begon met bericht van Robby, dat hij het eindelijk gemaakt had en dat hij eindelijk zijn MVV zou krijgen, maar dat hij daarvoor eerst terug moest naar Suriname. Geld was geen probleem, ik moest naar die en die gaan om een ‘bedragje’ in ontvangst te nemen. Zo gezegd, zo gedaan. Het bleek om een behoorlijk bedrag te gaan en voor het eerst sinds jaren kon ik weer vrij leven. Robby bleek grote man te zijn geworden in de onderwereld van P’tata; zijn lef, neus voor ‘zaken’ en intelligente geest hadden hem een zeer welvarend man gemaakt. Het werd tijd om het zaakje wit te wassen. Voor een astronomisch bedrag kocht hij een pand in het centrum van de stad en tijdens zijn verblijf in Suriname liet hij de zaak verbouwen. Er kwam een Securitybedrijf beneden, als een soort dekmantel voor de onderwereldvrienden van mijn broertje en boven mocht ik mijn intrek nemen, nadat ons ouderlijk huis was omgebouwd tot een soort van appartementencomplex. Ik werd de beheerder over de zaken van mijn broertje en hij wees mij een soort systeem aan om het zwarte geld dat hij stuurde, samen met het geld dat legaal gemaakt werd, te storten op de rekeningen en zo deze te witten. Verder moest ik ook zijn politieke vrienden, volgens een bepaald systeem, ‘wat’ toestoppen.

Via de politici werd ik ‘geregeld’ op een departement van een bepaald ministerie, waar het niet zo zwaar werken was. Al op de eerste dag, een week voor de arbeidersdag, zag ik dat het kantoor een plaats was waar mensen door politieke vrienden aan een werk geholpen werden. Er was niets bijzonders te doen dan wat formulieren in te vullen en door te sturen naar een chef, die daarna een handtekening onderin plaatste. Vervolgens werden de formulieren doorgestuurd naar ‘ergens’. Mijn medewerkers waren gezellige mensen, eeuwig glimlachten zij en hadden een relaxte uitdrukking op het gelaat. De meest opvallende was vrouw Wonnie, een sexy vijftigplusser, met goed ontwikkelde dijen. Haar make-up was niet overdreven; hier en daar geraffineerd aangebrachte kleur- , geur- en smeerstoffen maakten haar zeer gewild bij het ander geslacht. Haar verhaal was stereotiep. Nadat zij op vijftienjarige leeftijd zwanger raakte van een getrouwde man, moest zij van school. Het werd een miskraam. Wonnie zag daarna de boosdoener niet meer terug. Het enige werk wat zij toen kon vinden, was als schoonmaakster. Zij trouwde, maar haar man verliet haar, toen bleek dat zij niet meer zwanger kon raken. Mannen vond zij bij de vleet, omdat zij eruit zag als de verzoeking zelve. Aangezien zij niet vies was van een biertje, had zij de gewoonte elke zaterdag haar zuurverdiende geld in een dure bar in Paramaribo-Noord te verkwanselen. Zij zag het meer als een investering; als je anjoemara’s wilde vangen, moest je niet bang zijn jouw sriba’s op te offeren. Het lukte. Vaak genoeg belandde zij met een of andere jongeling in een hotelkamer en ging zij met meer geld naar huis dan waarmee zij de straat opgegaan was. Zo gebeurde het dat zij die ene politicus ontmoette; hij spierde niet meer, maar hield ervan vrouwen te ‘eten’, terwijl jij hem met een zweepje moest bewerken. Hij had ook handboeien, waarmee je hem aan het bed moest vastbinden. Via de ‘njangmouski’ kwam zij als beleidsmedewerker in dienst, maar zij beheerde meer de kantine van het kantoor; heerlijk waren haar broodjes en haar lunches.

Ondank het feit dat ik financieel een beetje vrij kon leven, voelde ik toch het gemis van een vrouw in mijn leven. Geld alleen maakt niet gelukkig. Het thuiskomen van het werk, waarbij vrouw en kinderen jou begroetten; dat was pas geluk. En dat bezat ik niet, ondanks de vele euro’s die mijn handen passeerden. Maar ook dat zou veranderen.

Ik herinner mij nog dat twee feestdagen na elkaar zouden volgen (ik weet niet meer welke, maar een ‘negerdag‘ en een ‘koelidag’; Phagwa en Manspasie misschien) en dat die juist op een donderdag en vrijdag zouden zijn, waardoor wij een long weekend zouden hebben. Woensdag was het dus feesten geblazen op het werk en tegen tienen zat een ieder in de kantine de bruine flessen aan te spreken en gebakken kip te eten. De njammer van onze kantinebeheerdster had diep in zijn buidel getast (we moesten immers het komend jaar op zijn partij stemmen) en wij genoten. Tegen drieën was echter alles op, omdat er ook gasten van nabijgelegen kantoren waren gekomen. Ik was al behoorlijk aangeschoten, maar kon nog wat verdragen. De meesten voelden ook zo. Er werd besloten dat wij ergens nog wat zouden gebruiken. Vrouw Wonnie had mij al die tijd zeer geil aangekeken en had mij vaker, als de anderen het niet zagen, aangeraakt in mijn kruis. Ik was zowat de enige man met wie zij niet naar bed was geweest, op die ene oema wedje na, maar die parkeerde achteruit, hij was geen zender maar een ontvanger. Misschien dat ik niet flink genoeg reageerde naar de zin van vrouw Wonnie, want toen ik voor de zoveelste maal uit het toilet (dat helemaal aan de andere kant van het gebouw was) kwam, stond zij voor mij en trok mij in een berghok.

Toen wij na zowat een kwartiertje terugkeerden zei niemand wat. Men kende de vrouw en wist dat zij niet zou rusten voor zij iets met mij gedaan had. Ik vermoedde dat velen reeds met het berghok kennis hadden gemaakt. Er stond zelfs een afgeschreven oude sofa in en ik kon maar raden naar de oorsprong van de vele vlekken op. Ik had ook wat bijgevoegd. Toen alles op was en werd besloten om ergens wat te gaan gebruiken, gaf ik te kennen eerst naar huis te gaan, omdat ik even wat zaken aangaande het bedrijfje beneden zou regelen en mij later bij hen voegen. Zo gezegd, zo gedaan. Ik bereikte echter nooit de plaats van bestemming, omdat mijn lotsbestemming een andere wending zou nemen.

Aangezien er twee feestdagen zouden volgen, werd op de woensdag de koopavond gehouden en de stad was redelijk druk. Stapvoets reed mijn taxi door de straten van het centrum. Vanwege de drukte waren extra agenten ingezet om het verkeer in goede banen te leiden, maar zij zorgden voor meer verkeerschaos, omdat zij niet met een tijdslimiet werkten, zoals de verkeerslichten, maar het verkeer door lieten rijden, zolang zij auto’s zagen. Waardoor er aan de andere straat van het kruispunt een enorme file ontstond. Op die manier raakten ook de overige straten verstopt, want een ieder begon tegelijkertijd een boropasi te zoeken om de drukte te ontwijken, daarmede de drukte naar kleinere straten verplaatsend. Straten die niet berekend waren op de toestroom. Ik zat echter relaxed in de taxi. Ik had thuis een flink bad genomen en had schone kleren aangetrokken. Verder had ik geen haast. Vrouw Wonnie had zoveel genoten van het vluggertje in het berghok, dat zij mij had uitgenodigd de avond met haar door te brengen. Terwijl de chauffeur zuchtend zich door het als stroop zo traag stromende verkeer worstelde, nam ik heel rustig de stadsdrukte in mij op, genietend van het vrouwelijk schoon.

Mijn ogen vielen op een inheems meisje in uniform. Fier stond zij voorop een grote zaak. Zij zag er prachtig uit in het uniform van securityguard, het was ook een mooi uniform. Plots keek zij recht in mijn richting, de afstand was niet ver want de zaak was links van de weg en ik zat aan de linkerkant van de auto. Ik knikte haar glimlachend toe en zij knikte weer. Ik maakte een kusbeweging met mijn hand en plots zag ik haar gezicht veranderen in een soort van enthousiasme. Druk gebarend wenkte zij mij om bij haar te komen. Even was ik in tweestrijd, maar al gauw betaalde ik de chef het volle pond voor de rit naar Paramaribo-Noord en stapje daar pardoes midden in de stad, eigenlijk niet zo gek ver van mijn huis, uit.

Sommige zaken hebben geen logische verklaring, maar terwijl ik naar de dame toeliep begon mijn hart sneller te kloppen en ik zag haar ook zenuwachtig naar mij kijken, alsof zij bang was dat ik in de laatste seconde weer in de taxi zou stappen; deze stond nagenoeg nog op dezelfde plek. Toen ik mijn hand uitstak, deed zij alsof zij die niet zag, of het gebaar niet begreep, want zij omhelsde mij als een oude kennis. Ik weet niet wat er op dat moment in mij omging omdat er belletjes rinkelden, klokken luidden, bloemen uit de grond kwamen en ik had ook het gevoel dat ik begon te zweven. Met haar ging het volgens mij ook niet anders. Ik had wel gehoord van liefde op het eerste gezicht, maar ik geloofde niet erin, maar het was wel een feit dat het al vanaf de eerste seconde klikte. Zij luisterde naar de naam Roxanne en was van Apoera. Zij was pas een maand in de stad en logeerde bij haar zuster. Dit was haar eerste job, nadat zij werk had gevonden bij een securitybedrijf en een tweeweekse training had gevolgd. Ik bleef met haar babbelen tot sluitingstijd en daarna liepen wij, als vanzelfsprekend, naar mijn huis.

Vrouw Wonnie had mij eerst boos aangekeken toen ik maandag aan het werk verscheen, maar had toch begrip getoond toen ik haar vertelde wat die woensdag gebeurd was. Zij had mij veel geluk en sterkte toegewenst en had mij weer speels in mijn kruis gehouden, waarbij zij opperde dat zij ‘dat ding van mij’ zou missen. Het was een mooi long weekend geweest met Roxanne (de meeste meisjes van Apoera hadden Engelse namen). Het geluk begon mij vanaf toen toe te lachen; ik zal jullie niet lastigvallen met details van de beginperiode. Roxanne werd een soort supervisor binnen mijn bedrijf en ik nam ontslag bij mijn lanti-job. Onze relatie scheen wel vruchtbaar te zijn want mijn schatje werd binnen vijf jaar drie keer zwanger en wel in de volgorde; meisje-jongen-meisje. Carla, John en Elisabeth. Wij bouwden in een nieuwe wijk en het werd een pracht van een huis. Mijn broer kwam naar Suriname en nam de zaken over. Ik werd gewoon een werknemer van hem, met een rijkelijke vergoeding.

Maar het begon op die ene mooie woensdag, toen ik het geluk ‘per ongeluk’ vond.

(Vele mensen vinden dat mijn verhalen niet “opvoedend” zijn; ik stimuleer het verkopen en smokkelen van drugs en het drinken van alcohol. We luku no; laten we nou een keertje met die bullshit huichelachtige mentaliteit van ons ophouden.)

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter