blog | werkgroep caraïbische letteren

Johan Fretz op ontdekkingsreis in Suriname

door Diederik Samwel

Theatermaker en schrijver Johan Fretz publiceerde begin dit jaar de roman Onder de Paramariboom. Daarin vertelt hij het persoonlijke verhaal van zijn kennismaking met Suriname. Met De Zachtmoedige Radicaal, de solovoorstelling die hij erop baseerde, toert hij de komende weken langs de Nederlandse theaters.

 

Johan Fretz. Foto © Peter Sanches

In 2015 ging Fretz voor het eerst naar Suriname, het land waar zijn moeder vandaan komt. Hij was uitgenodigd om een lezing te geven in de aanloop naar de verkiezingen. Vóór hij het vliegtuig pakte, wist hij maar weinig van Suriname. De verhalen van zijn moeder nam hij altijd met een flinke korrel zout. Zoals Sranantongo voor hem altijd een volslagen vreemde taal was gebleven. Zijn getinte huid herinnerde hem weliswaar aan zijn afkomst, maar dat mocht verder geen naam hebben. Fretz was immers een Hollander. Eentje met een door en door Hollandse naam bovendien: Johan, net als die wereldberoemde voetballer. Of hij half-Surinaams was? Welnee, hij had toevallig een Surinaamse moeder.

Die houding veranderde op slag toen hij eenmaal was uitgestapt op Zanderij en kennismaakte met familieleden van zijn moeder. Tot zijn verbazing voelde hij zich meteen thuis. De tropische, vochtige warmte lag hem wel, zoals hij ook genoot van het Nederlands dat hij hoorde. Hij had sterk de indruk dat het zorgvuldiger en met meer passie werd gesproken dan aan de andere kant van de oceaan. Ook de talloze geuren en kleuren spraken tot zijn verbeelding.

Ook viel het hem op dat hij op straat nauwelijks opviel. En waar zijn getinte huidskleur Fretz voor die tijd nooit zo bezig had gehouden en zelden tot last was geweest, spookten ineens allerlei vragen door zijn hoofd. Zou er dan toch Surinaams bloed door zijn aderen stromen? Had hij niet meer gemeen met de mensen die hij ontmoette dan hij zich bewust was? En hoe zat dat eigenlijk met zijn moeder? Die was op haar achttiende vertrokken naar Nederland, waar ze nooit echt had kunnen aarden. Was het dan zo gek dat ze af en toe letterlijk en figuurlijk de weg kwijt raakte?

In Onder de Paramariboom gaat Fretz op zoek naar antwoorden. Daarbij wordt hij geholpen door zijn moeder die kort na hem terugkeert naar haar geboortegrond. Ze laat hem haar ouderlijk huis zien en zingt een liedje voor hem op het balkon. In de tuin begraven ze samen zijn navelstreng die ze al die tijd heeft bewaard.

Ook op het toneel vertelt Fretz het persoonlijke verhaal over zijn ontdekkingstocht in Suriname. Zelf beschouwt hij het als een verzoening met zijn afkomst en vooral ook met zijn moeder. Maar tussen de regels door en vaak ook expliciet vertelt hij tegelijkertijd een verhaal over blank en donker, over politieke correctheid en de zogenoemde Gutmensch.

Soms werken zijn tori’s op de lachspieren. In de scènes dat hij zijn ouders sprekend opvoert wanneer ze elkaar weer eens in de haren vliegen. De een met haar zware Surinaamse tongval, de ander met onvervalst Haags accent. Op andere momenten klinkt hij serieuzer. Dan gaat het over onderbuikgevoelens of over Nederlanders die te vaak hun hoofd gebruiken. En die voor ze daar erg in hebben verstrikt raken in het oeverloze meningencircus dat ze dagelijks via de media over zich heen krijgen.

Gaandeweg komt Fretz tot het besef dat zich ergens tussen hoofd en onderbuik het hart moet bevinden. Als blaka bakra moest hij daar eerst voor naar Suriname. Om te ontdooien en een onbekend deel van zichzelf te ontdekken.

 

[van Starnieuws, 9 maart 2018]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter