blog | werkgroep caraïbische letteren

Joden in de slavernij: Een verwaarloosbaar aandeel

door Bart Schut

Hoewel het instituut van de slavernij eeuwenlang, zelfs millennia vrijwel onomstreden was in het jodendom, was de rol van Joden in de trans-Atlantische slavenhandel en de slavernij in de Nieuwe Wereld zeer klein.

Jodensavanne in Suriname. Foto © Michiel van Kempen

Go down, Moses
Way down in Egypt’s land
Tell old Pharaoh
Let my people go

U kent misschien de versie van deze spiritual die de angejiddelde Louis Armstrong in 1958 uitbracht, maar oorspronkelijk is Go down, Moses in 1862 geschreven als lied voor ontsnapte slaven uit de zuidelijke staten die zich aansloten bij de noordelijken in de Amerikaanse burgeroorlog. Althans, dat is de versie die op schrift werd gesteld. Daarvoor werd het lied gezongen door zwarte slaven in de velden en op de plantages van Virginia, Georgia en Carolina.

De tekst is afgeleid van Sjemot (Exodus) 5:1. Hoewel geschiedkundigen het niet eens zijn over de historiciteit van de Joodse slavernij in Egypte, motiveerde het verhaal van Mosjee die zijn geknechte volk naar de vrijheid leidde, generaties diepgelovige slaven in de Verenigde Staten. Dat zij daarbij kozen voor het voorbeeld van Joodse onderdrukten die met goddelijke interventie van hun juk bevrijd worden, is extra opvallend. Vooral op dit moment, nu er vooral vanuit Afrikaans-Amerikaanse hoek het verhaal wordt verspreid dat Joden een bijzonder belangrijke rol speelden in de overzeese slavenhandel van de vroege zestiende tot de late negentiende eeuw.

Sterker nog, volgens sommigen zouden Joden dominant zijn geweest in die handel. Nu de slavernij onder invloed van de Black Lives Matter-beweging ook in Nederland weer een heet (politiek) hangijzer is geworden, is het zinnig te bekijken hoe groot die Joodse rol in het bezit van en de handel in slaven in werkelijkheid was. Is er sprake van een Joods stempel op de slavernij of kunnen we de verhalen hierover afdoen als de zoveelste in een bijna eindeloze reeks antisemitische sprookjes?

Bijbelse rechtvaardiging
Om deze vraag te beantwoorden, moeten we eerst kijken naar de rol die de slavernij speelde in het jodendom voor er sprake was van trans-Atlantische slavenhandel of zelfs maar van een Amerikaans continent. In het jodendom was het houden van slaven millennialang nooit een probleem. Dat is weinig verwonderlijk, er zijn nauwelijks culturen bekend die niet enige vorm van slavernij kenden. Alle grote beschavingen in het Midden-Oosten kenden het instituut: Mesopotamiërs, Perzen, Egyptenaren, Romeinen, Grieken. Datzelfde geldt voor de grote monotheïstische religies: net als het judaïsme hadden christendom noch islam onoverkomelijke bezwaren tegen het bezit van en de handel in slaven.

Rechtvaardiging voor slavernij is er volop in de Hebreeuwse Bijbel. Uit niets blijkt dat de Joden hun eigen slavernijverleden in Egypte, zoals beschreven in Sjemot, zagen als een reden zelf geen slaven te bezitten of verhandelen. De ‘vloek van Cham’ (zie kader) uit Beresjiet (Genesis) werd in de loop der eeuwen gebruikt als rechtvaardiging van zowel slavernij in het algemeen, gebaseerd op de knechting van Kanaänieten door Israëlieten, als meer in het bijzonder die van zwarte Afrikanen. In Wajikra (Leviticus) zijn regels te vinden voor de behandeling van slaven. Deze waren gescheiden in Kanaänieten (en later andere niet-Joodse volken) en Joden. Het wekt amper verwondering dat de regels voor Joodse slaven gunstiger uitvielen.

Rechtvaardiging voor de slavernij is er volop in de Hebreeuwse Bijbel

In de rond het jaar 500 opgestelde Talmoed valt dit verschil weg. De regels die er te vinden zijn over de slavernij zijn veel uitgebreider dan die in de Tora. Zo zijn er talrijke adviezen over de gevallen wanneer een eigenaar zijn slaaf in vrijheid moet stellen. Ook wordt gesteld dat Joden hun best moeten doen Joodse slaven in niet-Joodse handen vrij te kopen, wat in latere tijden een lucratieve handel opleverde: slavenhandelaren maakten graag Joden tot slaaf, omdat zij wisten dat de kans groot was dat deze vrijgekocht zouden worden. Joodse eigenaren worden opgeroepen hun slaven te bekeren en te besnijden. Later zouden geleerden als Maimonides (1138-1204) deze praktijk afraden, omdat in hun tijden bekering tot het jodendom verboden was. Het is misschien te verdedigen dat er een ontwikkeling in het Joodse denken over de slavernij is geweest die een steeds humanere behandeling van de slaven voorstond, maar het is duidelijk dat het instituut op zich vrijwel onomstreden was, ook bij een groot denker als Maimonides.

Edward Poynter, Israël in Egypte, 1867, Guildhall Art Gallery, Londen

De Nieuwe Wereld
Vanaf de vroege middeleeuwen legden christelijke autoriteiten het bezit van christelijke slaven door Joden aan banden. Dit verbod gold echter niet voor de slavenhandel. Joden speelden hierin een rol in het christelijke Centraal- en Oost-Europa en Byzantium, maar ook op het islamitische Iberische Schiereiland en in Noord-Afrika. Opvallend is dat al in de middeleeuwen de rol van Joden bij de slavenhandel overdreven werd, wat naadloos aansloot bij antisemitische mythes als het verspreiden van de pest onder christenen of het bloedsprookje. In het middeleeuwse Europa waren verreweg de meeste Joden arm en gemarginaliseerd; zij speelden een minieme rol in de kapitaalintensieve handel in mensen.

Het jaar 1492 gaf een enorme impuls aan de Joodse rol in de slavenhandel. Ten eerste omdat Columbus de Nieuwe Wereld ‘ontdekte’, op termijn de afzetmarkt van tenminste twaalf miljoen Afrikaanse slaven. Ten tweede omdat in datzelfde jaar het katholieke koningspaar van Spanje, Ferdinand en Isabel, alle Joden uit hun landen verbande of dwong zich te bekeren. Dit had een grote vlucht tot gevolg uit Spanje (en korte tijd later Portugal) van Joden naar bijvoorbeeld de Lage Landen, en van marranos naar de koloniën in de Nieuwe Wereld, om zo uit de greep van de inquisitie te blijven.

Het is de trans-Atlantische slavenhandel vanuit Afrika en het bezit van slaven in de Amerikaanse koloniën en de (vanaf 1776 onafhankelijke) Verenigde Staten waarop in de rest van dit essay de focus ligt. De reden is dat juist de Joodse rol in de Afrikaans-Amerikaanse slavernij – van Brazilië tot New England – de afgelopen decennia onder een vergrootglas is gelegd. Dit gebeurde vooral onder invloed van één boek: The secret relationship between blacks and Jews, een pseudowetenschappelijk werk dat in 1991 werd uitgegeven door de Nation of Islam, de zwart-nationalistische beweging van de beruchte islamitische antisemiet Louis Farrakhan. Veel informatie over de Joodse rol in slavernij en slavenhandel die sindsdien boven water kwam, is een reactie op The secret relationship.

Historici van naam
Het boek stelt dat Joden de trans-Atlantische slavenhandel domineerden. Zo ongeveer alle belangrijke historici op het gebied van de slavernij hebben die bewering aangevallen. De vergelijking dringt zich op met De protocollen van de Wijzen van Sion, maar dan in een moderner, pseudowetenschappelijk jasje (de 334 pagina’s van The secret relationship tellen 1275 voetnoten). Indirect heeft het boek, bedoeld om een wig te drijven tussen de zwarte en Joodse gemeenschappen in de VS, gezorgd voor een nieuwe impuls in het onderzoek naar de rol die Joden speelden bij slavenbezit en -handel. Laten we aan de hand daarvan kijken naar de feiten.

De belangrijkste reactie op The secret relationship kwam van de hand van de meest vooraanstaande expert op het gebied van de (afschaffing van de) slavernij, de Amerikaanse historicus David Brion Davis. Zijn reactie verdient speciale aandacht, niet alleen vanwege de statuur van Davis, maar ook omdat zijn conclusies over de Joodse rol binnen de trans-Atlantische slavenhandel worden ondersteund door het gros van de historici. Davis begint zijn artikel uit december 1995 in The New York Review of Books met een ontnuchterende opsomming van alle etniciteiten die werkzaam waren in de keten van die handel: “Arabische Berbers, tientallen Afrikaanse etnische groepen, Italianen, Portugezen, Spanjaarden, Nederlanders, Joden, Duitsers, Zweden, Fransen, Engelsen, Denen blanke Amerikanen, native Americans (‘indianen’, red.), en zelfs duizenden zwarten in de Nieuwe Wereld die waren vrijgelaten of afstamden van bevrijde slaven maar die zelf slaven houdende boeren waren geworden.”

Het jodendom was resistent tegen morele en intellectuele vernieuwingen

Niet alleen al deze etnische groepen maakten zich schuldig aan slavenhandel en -bezit, hetzelfde kan gezegd worden van alle belangrijke stromingen in het christendom en de islam. Als het om afschaffing ging, concludeert Davis, ‘was het jodendom even resistent tegen dit soort morele en intellectuele vernieuwingen als alle andere traditioneel georiënteerde religies’. Davis wijst echter op het minuscule aandeel dat Joden vanaf de zestiende eeuw vormden in de bevolkingen van de West-Europese staten die deelnamen aan de trans-Atlantische slavenhandel. Gedwongen door dreigende vervolging en beperkte deelname aan het economische verkeer in die landen, migreerde een onevenredig deel van die kleine Joodse gemeenschappen naar de Nieuwe Wereld. Maar sowieso kan in de Spaanse en Portugese koloniën niet gesproken worden van Joodse handelaren of plantagehouders, het jodendom was immers verboden in die landen en de inquisitie zag er streng op toe dat ‘geheime’ of crypto-Joden geen kans kregen.

Diagram uit het einde van de achttiende eeuw van het Britse slavenschip Brookes, waarin wordt getoond hoe het schip 454 slaven kan transporteren. De Brookes zou maximaal zelfs 609 slaven vervoerd hebben

Geen belangrijk aandeel
Daarmee valt met enkele uitzonderingen – met name Nederlands-Brazilië en Suriname, waarover later meer – het zuidelijke Amerikaanse continent al af als mogelijke plaats waar Joden slaven konden houden of verhandelen. Zij waren er simpelweg niet. Het getuigt van een enorme historische onkunde – of erger: onwil – de afstammelingen van in 1492 (Spanje) en Portugal (1496) bekeerde Joden nog als Joods te beschouwen. Dat waren zij noch naar christelijke noch naar halachische maatstaven. Hetzelfde geldt voor Mexico, Centraal-Amerika en het omvangrijke deel van het Caribische gebied waar de Spanjaarden de scepter zwaaiden: Cuba, Puerto Rico, Hispaniola (tegenwoordig Haïti en de Dominicaanse Republiek).

Davis schrijft dat Joden ‘geen belangrijk aandeel’ hadden in de Britse slavenhandel van de achttiende en de Nederlandse van de zeventiende eeuw. Joodse investeringen in de West-Indische Compagnie lagen in de eerste helft van die eeuw onder één procent en stegen in de tweede nooit boven de tien: “In gedachten houdend dat het Nederlandse aandeel in de handel slechts 16 procent bedroeg, zie je hoe klein die [Joodse, red.] betrokkenheid was, en dit was het dichtste bij dat Joden ooit kwamen bij het ‘domineren’ van de schandelijke Atlantische handel.”

Waar Joden nauwelijks of geen rol speelden in de slavenhandel door Spanjaarden, Portugezen, Engelsen en Fransen, lag dat in Nederland anders. Sefardische families die vanuit het Iberisch Schiereiland naar de Republiek waren gevlucht, profiteerden van contacten met Spanje en Portugal en kennis van die talen en culturen. De Amerikaanse historicus Seymour Drescher schat dat Joden op enig moment maximaal 17 procent van de Nederlandse slavenhandel in handen hadden. Dat is een aanzienlijke oververtegenwoordiging, maar nauwelijks ‘dominantie’ te noemen, zeker gekoppeld aan het getal van Davis van een maximaal Nederlands marktaandeel van 16 procent. Daar komt bij dat al tegen het einde van de zeventiende eeuw de Engelsen de slavenhandel bijna volledig overnamen, waardoor de periode waarin Nederlandse Joden een belangrijke rol speelden, niet alleen geografisch maar ook qua tijdspanne zeer beperkt was.

Schokkend detail
Ook Drescher wijst erop hoe onrechtvaardig het zou zijn de afstammelingen van tot het christendom bekeerde Joden die actief waren in slavenhandel en -bezit in de Spaanse en Portugese koloniën, als Joods te beschouwen. Drescher spreekt van ‘nieuw-christelijke families’. Ongetwijfeld zullen sommigen van hen in het geheim het geloof van hun voorvaderen trouw zijn gebleven, maar dat is niet wetenschappelijk te onderzoeken. Alleen de keuze voor een opgerekte definitie van wie Joods is, zou kunnen leiden tot de conclusie dat Joden een belangrijke rol speelden in de Spaanse en Portugese slavernij. En ook dan moet er rekening mee worden gehouden dat veel bekeerde en crypto-Joden naar de koloniën trokken uit angst voor discriminatie en vervolging door de inquisitie. Het gaat misschien te ver te zeggen dat zij gedwongen werden – iedereen houdt immers een eigen verantwoordelijkheid – maar het maakt het interessant te kijken naar een samenleving waar Joden dezelfde vrijheden genoten als blanke kolonisten om te zien of zij in die situatie meer, evenveel of minder bij slavenhandel en -bezit betrokken waren.

Het prominente voorbeeld hiervan waren de in 1776 onafhankelijk geworden Verenigde Staten. Uiteraard speelde antisemitisme daar in de negentiende eeuw een rol, maar Joden konden zich er zonder juridische belemmeringen sociaal-economisch ontplooien. Wat is de conclusie? De Amerikaans-Joodse houding ten opzichte van de slavernij is nauwelijks te onderscheiden van die van andere (blanke) etnische groepen (zie kader). In het midden van de negentiende eeuw hielden Joden in de zuidelijke staten iets vaker slaven dan niet-Joden, maar dit is te verklaren door het feit dat zij meer dan gemiddeld in steden leefden, waar slavenbezit wijder verbreid was dan op het platteland. Het ging om een klein aantal slaven die huishoudelijk werk deden. Joden bezaten nauwelijks plantages waar grote aantallen slaven werkten. In 1830 waren in de VS 45 duizend slavenhouders met meer dan twintig slaven, slechts 120 van hen waren Joods. 12 duizend Amerikanen bezaten meer dan vijftig slaven en van hen waren er twintig Joods.

Een opzichter bewaakt slaven die gedwongen zijn te werken op een katoenplantage in Georgia, halverwege de negentiende eeuw

Davis komt met een opvallend, om niet te zeggen schokkend statistisch detail. Als elk lid van de Joodse slaven houdende elite in de VS 714 slaven in eigendom zou hebben gehad – ‘een belachelijk hoog aantal in het Amerikaanse zuiden’ – dan nog zouden dat er in totaal minder zijn geweest dan zwarte slavenhouders bezaten in de Franse kolonie St. Domingue (tegenwoordig de Dominicaanse Republiek en Haïti). Evenmin als in het bezit, speelden Joden in de VS een rol van betekenis in de slavenhandel. Zo schreef de zwarte historicus en literatuurcriticus Henry Louis Gates Jr. in 1992 in een New York Times-reactie op The secret relationship: “Alle (Amerikaans-)Joodse slavenhandelaren bij elkaar kochten en verkochten minder slaven dan alleen al de niet-Joodse firma Franklin en Armfield.”

Het Joodse aandeel in de trans-Atlantische slavenhandel is dus als niet meer dan ‘minuscuul’ te omschrijven. Zo omschreef de historicus en hoofdredacteur van het American Jewish Journal Eli Faber het in zijn ontzagwekkende statistische studie Joden, slaven en de slavenhandel (1998). Daarmee kunnen de verhalen van Joodse oververtegenwoordiging – laat staan dominantie – zonder meer naar het rijk der antisemitische fabelen verwezen worden. Hoe zit het dan met het aandeel van de Joden in de slavernij in de Nederlandse koloniën Curaçao, Nieuw-Holland (Brazilië) en Suriname?

Zacharias Wagner, Mensenhandel in Recife (toen Mauritsstad in Nieuw-Holland), ca. 1637-1641, Kupferstich-Kabinett, Dresden. Wagner was een soldaat in dienst van de WIC

Op Curaçao speelden Joodse families wel degelijk een grote rol in de slavenhandel. Het eiland werd na 1634 – toen Nederlanders het op Spanje veroverden – een centrum voor handel op allerlei gebieden tussen het Spaanse vasteland van Zuid-Amerika en Engelse koloniën zoals Barbados en Jamaica. Schattingen van het Joodse aandeel in de van oorsprong Europese bevolking op Curaçao lopen op tot bijna de helft. Curaçao speelde een centrale rol in de Nederlandse slavenhandel. Vanaf het eiland verkochten vooral christelijke handelaren ‘hun’ slaven aan Engelse en Franse koloniën, terwijl Joden zich richtten op de verkoop aan de Spanjaarden op het vasteland van Zuid-Amerika. De belangrijkste Amsterdams-Sefardische (slaven) handelaren in de eerste helft van de zeventiende eeuw waren Diogo Nunes Belmonte, Miguel de Pas, Manuel Dias Henriques en Duarte en David de Palacios.

Onderzoekers Catia Antunes en Filipa Ribeiro da Silva concludeerden in hun artikel Amsterdam merchants in the slave trade and African commerce (2012): “De analyse van de periode 1580-1674 toont dat de commerciële participatie van christelijke en Joodse kooplieden in de algemene westelijk-Afrikaanse handel vergelijkbaar was.” Deze conclusie staat haaks op het beeld van dominantie dat in The secret relationship wordt verspreid, of door Leonard Jeffries, een zwart-nationalistische hoogleraar en bondgenoot van Louis Farrakhan. Volgens Antunes en Ribeiro da Silva nuanceert de conclusie tegelijkertijd de stelling van autoriteiten als Eli Faber en Robert Stein, die in hun reacties het Joodse aandeel klein of zelfs verwaarloosbaar noemden. Niet vergeten mag worden dat Joodse slavenhandelaren weliswaar niet onbelangrijk waren in de Nederlandse handel van de zeventiende eeuw, maar dat dit natuurlijk maar een zeer beperkt aandeel van de totale trans-Atlantische slavenhandel door de eeuwen heen betreft.

Op Curaçao speelden Joodse families wel degelijk een belangrijke rol in de slavenhandel

De eerste West-Indische Compagnie werd in 1674 opgeheven. Een jaar later maakte de onderneming een doorstart, hoewel in de loop van de achttiende eeuw duidelijk werd dat Nederland het onderspit zou delven tegen de koloniale grootmacht Engeland. De dominantie van de Britten ging ten koste van de Nederlandse slavenhandel en Curaçao als handelslocatie. Jamaica, Cuba en South-Carolina namen toe in belang, ook omdat de Spaanse invloed in het gebied kleiner werd en het zwaartepunt zich naar het noorden van de Cariben verplaatste. Uiteraard ging dit ook ten koste van Joodse slavenhandelaren, die zich juist hadden toegelegd op de handel met de Spanjaarden. Met de teloorgang van de Nederlandse (slaven)handelsmacht – de WIC werd in 1792 overgenomen door de Nederlandse staat en daarmee opgeheven – eindigde in de praktijk ook het Joodse aandeel in de slavenhandel in de regio. Joden speelden immers een verwaarloosbare rol in de Britse slavenhandel.

Hendrik Huygens, Gezicht op de Jodensavanne, ca. 1850, Rijksmuseum

Nieuw-Holland
Een andere regio waar Joden een bijzondere rol speelden in de slavenhandel was Nieuw Holland, de Nederlandse kolonie aan de noordoostelijke kust van Brazilië. De Nederlandse republiek lijfde dit gebied in 1630 in en al snel vormden Joodse kolonisten een belangrijk deel (mogelijk de helft) van de blanke bevolking. Velen van hen waren marranos of ‘nieuwe christenen’, die hun oude religie weer vrij konden uitoefenen toen de Portugezen het gebied overdroegen aan de Republiek. Arnold Witznitzer, de autoriteit als het gaat om de Joden in Nieuw-Holland, schrijft dat de kopers van door de WIC aangevoerde Afrikaanse slaven ‘bijna altijd’ Joods waren. Het ging meestal om tussenhandelaren, want slechts weinig Joden waren eigenaar van de lucratieve (suiker)plantages in het gebied.

Is dit een voorbeeld van ‘Joodse dominantie’ in de slavenhandel? Het lijkt zo, maar nuancering is op zijn plaats. Ten eerste omdat die Joodse oververtegenwoordiging slechts bestond in één schakel in de keten van de slavenhandel. In Afrika waren het zwarte gemeenschappen die andere zwarten verkochten aan de Nederlandse WIC-handelaren. Die verscheepten de slaven naar Brazilië en verkochten hen aan de Joodse tussenhandelaren, die hen op hun beurt doorverkochten aan niet-Joodse plantagehouders. Daar komt bij dat in de hoogtijdagen van het Nederlandse bestuur van de kolonie – tussen 1636 en 1645 – ongeveer 23 duizend Afrikaanse slaven naar Nieuw-Holland werden gedeporteerd. Een aanzienlijk aantal, maar in totaal zijn ten minste vier miljoen slaven naar Brazilië gebracht tussen 1500 tot het afschaffen van de slavernij in het land (1888). In dat licht is de Joods-Nederlandse rol in die tien jaar misschien niet moreel, maar wel statistisch verwaarloosbaar. Al vanaf het vertrek van gouverneur Johan Maurits in 1644 ging het snel bergafwaarts met de kolonie en dat proces werd beklonken met een serie militaire nederlagen tegen de Portugezen. Tien jaar later was het vertrek van de Nederlanders uit Brazilië een feit.

De Jodensavanne
Voor de Joden van Nieuw-Holland was er onder de Portugezen geen toekomst. Zoals Davis schrijft: “Joden stond voor de keuze van emigratie of de dood.” Velen van hen trokken naar Suriname, zelfs nog voor dat gebied in 1667 van Britse in Nederlandse handen overging. Rond die tijd stichtten Sefardiem de ‘Jodensavanne’: een van de weinige plaatsen in de Nieuwe Wereld waar Joden grootschalige plantages bezaten. Aan het einde van de zeventiende eeuw leefden er enkele honderden Joden in Suriname, de meesten in of rond de Jodensavanne, die zo’n 50 kilometer ten zuiden van Paramaribo aan de Surinamerivier lag. De savanne was een soort Joods autonoom gebied. De slaven werkten er op zondagen, maar niet op zaterdag. In 1685 werd daar de synagoge Berecha Ve Sjalom (‘zegen en vrede’) gesticht.

Twee illustraties gemaakt door dichter en kunstenaar William Blake voor Narrative of a five year’s expedition against the revolted negroes of Surinam. In dit boek beschrijft de Nederlands-Schotse militair John Gabriel Stedman zijn ervaringen tijdens het neerslaan van slavenopstanden in Suriname tussen 1773 en 1777

Voor de duizenden slaven van de Joodse (suiker)plantagebezitters was nauwelijks sprake van vrede. Uit niets blijkt dat de Joden in Suriname hun slaven beter behandelden dan hun christelijke buren. Slaven ontsnapten en bevrijdden zich om in het oerwoud te leven, van waaruit deze marrons (vroeger aangeduid als ‘bosnegers’) soms de plantages op de Jodensavanne aanvielen. Tegelijkertijd ontstond er een etniciteit die wel wordt aangeduid als Eurafrikaanse Joden, kinderen van zwarte slaven en Joodse plantagebezitters.

In de tweede helft van de achttiende eeuw ging het snel bergafwaarts met de Jodensavanne. Door de introductie van de suikerbiet in Europa zakte de afzetmarkt van de suikerplantages in en men begon de savanne te verlaten. De meeste Joden vestigden zich in Suriname. In 1832 betekende een brand de nekslag voor de Jodensavanne, een van de weinige plaatsen – hoe klein ook – in de Nieuwe Wereld waar Joden inderdaad meer dan een eeuw de dominante groep waren geweest in de slavernij.

De slaven werkten er op zondagen, maar niet op zaterdag

De balans
Tijd om conclusies te trekken. De slavernij was door de eeuwen heen een vrijwel onomstreden instituut binnen het jodendom, zoals in praktisch elke cultuur en religie voor pakweg de negentiende eeuw. Joden handelden in slaven, tenzij hen dit onmogelijk werd gemaakt door niet-Joodse autoriteiten. Dat zij daarin een groter aandeel hadden dan op grond van demografie gerechtvaardigd lijkt, is niet onlogisch. Door discriminatie, vervolging en uitsluiting zagen Joden zich gedwongen zich toe te leggen op handel en zich buitenproportioneel in de koloniën van de Nieuwe Wereld te vestigen. Cijfermatig onderzoek toont echter dat in die koloniën Joden niet meer slaven bezaten dan niet-Joden.

Met name in de Nederlandse slavenhandel en in de slavernij op Curaçao, in Nieuw-Holland en in Suriname speelden Joden een opvallende, maar allerminst dominante rol. Bovendien was de tijdspanne van die rol op Curaçao en zeker in Brazilië beperkt, in het laatste geval maar tot een paar decennia. Buiten de Nederlandse context was de Joodse rol in de slavernij niet groter dan op basis van demografische verhoudingen verwacht kan worden, tenzij de afstammelingen van tot het christendom bekeerde Spaanse en Portugese Joden als Joods worden beschouwd – iets wat historisch en religieus niet te verdedigen is.

De suggestie van Joodse dominantie in de slavenhandel kan afgedaan worden als een antisemitische mythe in de traditie van het bloedsprookje en de Protocollen van de Wijzen van Sion. Maar het leed van de meer dan twaalf miljoen Afrikaanse slaven die tegen hun wil naar de Nieuwe Wereld werden verscheept, kan en mag niet vergeten worden, evenmin als de Joodse rol in de slavernij. In de weloverwogen woorden van David Brion Davis: “Hoewel benadrukt moet worden dat geen enkele groep verantwoordelijk is voor de zonden van zijn voorvaderen, vind ik het diep verontrustend dat veel Joden, onder wie zij die de eerste synagoge op Curaçao stichtten, een pad naar hun eigen bevrijding en welvaart vonden door deel te nemen aan een systeem van handel dat een ander volk onderwierp tot minachting, ontering, gedwongen arbeid en vernedering.”

Aan de juiste kant van de geschiedenis
Ondanks de verdeeldheid die Louis Farrakhan en zijn Nation of Islam proberen te zaaien tussen zwarten en Joden in de VS, of misschien juist vanwege die verdeeldheid, mag niet vergeten worden dat in de strijd om desegregatie en gelijke rechten tussen blank en zwart, Amerikaanse Joden belangrijke bondgenoten waren van de zwarte activisten. Joodse mensenrechtenorganisaties als de ADL en de AJC stonden van het begin af aan schouder aan schouder met zwarte activisten. Van de blanke vrijwilligers die met de zogenaamde ‘vrijheidsbussen’ naar de segregatiestaten in het zuiden van de VS reden, die zwarte kiezers registreerden en die demonstreerden bij gesegregeerde bedrijven en instellingen, was bijna een derde Joods (terwijl Joden ruwweg 2 procent van de Amerikaanse bevolking uitmaken).

Dominee Martin Luther King (links) en de rabbijnen Maurice Eisendrath (met Torarol) en Abraham Joshua Heschel (rechts) tijdens een mensenrechtenmars in Montgomery, Alabama

Dominee Martin Luther King marcheerde in Alabama samen met – meestal liberale – rabbijnen als Arthur Lelyveld, Abraham Joshua Heschel en Maurice Eisendradt, het hoofd van de overkoepelende organisatie van reform (liberale) gemeenschappen in de VS. De belangrijkste prozwarte mensenrechtenorganisatie, de NAACP (de ‘nationale associatie voor de vooruitgang van gekleurde mensen’), werd van 1966 tot zijn dood in 1975 geleid door Kivie Kaplan, maar deze organisatie had al in 1914 een Joodse voorzitter in Joel Spingarn, die ijverig rekruteerde onder Joodse filantropen die de beweging voor gelijke rechten tussen blank en zwart in belangrijke mate financierden.

Op 21 juni 1964 dwongen leden van de racistische Ku Klux Klan een auto met drie mensenrechtenactivisten tot stoppen in Philadelphia, Mississippi. De drie jonge mannen werden vermoord: naast de zwarte James Chaney, afkomstig uit Mississippi, waren dat de New Yorkers Andrew Goodman en Michael Schwerner, respectievelijk 20 en 24 jaar oud. Goodman en Schwerner waren beiden Joods en brachten het hoogste offer in de strijd tegen segregatie en racisme in de VS. Misschien kent u het verhaal van deze jonge Joodse martelaren: de zoektocht naar hun moordenaars is in 1988 op magistrale wijze verfilmd door regisseur Alan Parker in de klassieker Mississippi Burning.

Dit essay is mede mogelijk gemaakt met steun van Stichting Maror

[overgenomen uit Nieuw Israëlietisch Weekblad, 1 juli 2023]


OPMERKINGEN (1)

Bart Schut 15 april 2023, 12:18

Het suggereren dat Nederland een homogene eenheid was ten tijden van de trans-Atlantische slavenhandel is een historische falsificatie. Bijv de Papen mochten niet in het openbaar het geloof beoefenen en waren als geloofsgenoten van de Spaanse overheersing verdacht. De Oranjisten en anderen etc. etc. Het bestuur van de zeven provinciën was in handen van de calvinisten die ook de katholieke gebedshuizen hadden geplunderd en ingenomen . Grote gebiedsdelen van huidige regio modern Nederland in bezit van de met de Habsburgers geallieerde adel. De huidige Nederlandse staat, Nederlanders ,Jood of niet-Jood , collectief verantwoordelijk en aansprakelijk te stellen voor de wandaden uit het verleden door mogelijke voorouders? vreemd. Durban Pact 2001 Verenigde Naties is de basis. VN politiek gebaseerd op rassenwaan en rancuneuze blankenhaat. Hier worden excuses en herstel/betalingen geëist van de huidige bewoners die de huidige NL staat vormgeven. De basis voor de verwachte jurisprudentie. Waarschijnlijk analoog aan het Joods herstel van de WO 2 Sjoa slachtoffers van het nationaal socialisme ,alle Joden als collectieve, raciale slachtoffers gezien.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter