blog | werkgroep caraïbische letteren

Jit Narain: Het mensenkind in niemandsland is niet meer

In memoriam

door Michiel van Kempen

Met twee voeten in de modder van zijn twintig hectaren grote bananenaanplant, de blik speurend naar het altijd wijkende vaderland in de verte: zo heeft Jit Narain zijn poëzie geschreven. De belangrijkste Hindostaanse dichter van Suriname overleed op woensdagavond 21 februari 2024, 75 jaar oud.

Jit Narain. Foto © Michiel van Kempen

Jit Narain werd als Djietnarainsingh Baldewsing geboren op 7 augustus 1948 te Livorno in het toenmalige district Suriname (nu district Wanica) bezuiden Paramaribo. De ambtenaar die hem inschreef in de Burgerlijke Stand ontnam hem abusievelijk de h achter zijn familienaam. In de Database Hindostaanse Immigranten in Suriname komt enkel de naam Jitnarain Sing voor; zijn voorouders zouden met de Yorkshire in Suriname zijn gearriveerd, wat betekent dat ze op 25 augustus 1873 in Suriname zijn aangekomen, dus in het allereerste jaar van de Brits-Indische migratie vanuit Calcutta naar de volksplanting in Zuid-Amerika. Jit Narain zou een tempel voor hen oprichten. In poëzie welteverstaan.

Landbouwerskind

Jit was de oudste van elf kinderen. Zijn vader was opzichter op ’s Landsboerderij, een proefboerderij van het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij; in zijn vrije tijd was hij actief als zanger, harmoniumspeler en toneelschrijver met een eigen toneelgezelschap. Jits moeder bestierde het huishouden. Zijn familie behoorde tot de Sanátan Dharma, de orthodoxe hindoegemeente wier pandits het vaak moesten ontgelden bij Jit Narain, vanwege hun conservatieve geloofsopvattingen en hun vasthouden aan Indiase talen die de gewone Hindostaan niet kon verstaan. Al vroeg besefte Jit dat er hard gewerkt moest worden om het Sarnámi de status te geven die het als echte Surinaamse taal verdiende.

Zijn eerste migratie beleefde Jit, zoals hij het zelf treffend zei, toen hij verhuisde van het district naar de stad Paramaribo. De stadscreolen hadden niet zoveel op met het landbouwerskind, een choquerende ervaring voor de sensitieve en intelligente jongeman. Hij behaalde het middelbare-schooldiploma en ging naar Nederland om medicijnen te studeren. In 1979 vestigde hij zich als huisarts in Den Haag.

Sarnámi

In zijn jaren in Nederland ontplooide Jit Narain zich als de peetvader van de literatuur in het Sarnámi, de volkstaal van de Surinaamse Hindostanen, een taal waarin tot aan het einde van de jaren ’70 nooit boekuitgaven waren gerealiseerd. Hij stichtte een collectief van schrijvers, gaf een tijdschrift in het Sarnámi uit en schreef samen met de indoloog Theo Damsteegt een leerboek Sarnámi. Begin 1978 kwam zijn eerste dichtbundel uit, Dal bhat chatni: Rijst, gele erwten, chutney – het dagelijkse voedsel van de eenvoudige Hindostanen. Jit Narain stond tussen hen in, bezong voor hen de eigen geschiedenis in hun ‘boerentaal’, tilde die taal op tot een literair niveau en toonde met vertalingen van die poëzie en met zijn Nederlandstalige werk in een tiental bundels de buitenwacht het wezen van de hindostaan. ‘Ik schrijf voor mijn ajá [grootvader van vaderskant] en zijn generatie; ik ben hun verschuldigd hun geschiedenis en hun taal niet weg te laten vagen.’

ájá ke yád men
oise to bahut bát áwe
thorá cit se ná utare
hamár bhág men amar hai
hamke rástá dekháwe

denkend aan grootvader
herinner ik mij zo veel
wat ik niet kwijt kan raken
mijn deel is vereeuwigd
wijst mij de weg

Zocht Jit Narain in zijn eerste bundels nog naar eigen toon en vorm, in de jaren ’80 en ’90 bereikte hij het beste van zijn kunnen, plastisch en trefzeker in tweetalige bundels als Wie wil wonen op de oever Waarom koerst hij naar de zee / Mange ghat pe jiwan jhele Kahen naw samundar khewe (1984),  Waar ben je daar / Báte huwán tu kahán (1987, herdrukt door In de Knipscheer in  2018) en Agni ke yad yad ke rakhi / Ter herinnering aan Agni de as van de herinnering (1991) en de Nederlandstalige bundel Tussen de woorden is het stil (1995).

hij dacht als een kind dat er maar één moeder is.
maar woorden wogen verschillend al waren ze dezelfde.
in de afstand zat het verschil.

een denker of een leeggedacht mensenkind nu in het niemandsland.

i socis rahá jaise ego baccá ki kháli ekahi mái hai.
baki sabdawan taule men antar hai cáhe i sab ke sab ekahi rahlen.
napaiye men alag-alag jáike nikarlen.

ego bicarhá ki ego bicárkháli manus ke baccá, ab ná kauno des men,

Verdriet

Over de poëzie van Jit Narain – met uitzondering van wat vroege strijdgedichten – hangt altijd een waas van melancholie, van verdriet, van tekortgeschoten zijn. ‘Wij Hindostanen zijn geen vrolijk volk,’ zei hij, ‘kijk hoeveel Hindostanen zelfmoord plegen.’

kab phir, kandhá pe háth dharke, aklese apane men satke,
gattá-gattá, merhi, peti jhalánsi, per-per
u dosti ke yád karke, yád men doharái.

bacpan ke kai bát to bhul gaili, katne khiyál se bhi utar gail
bhul ná já ki bacpaná bit gail, chorke yád ke dhang ke

kare men sapare kaise

wanneer weer,
armen over elkaars schouders
zonder de aanraking te beseffen
sawa’s, dammen, poelen, struiken, bomen
zal de herinnering aan die vriendschap voortleven.

hoeveel ben ik allemaal van die jeugd niet vergeten
hoeveel niet is er uit het geheugen getreden
vergeet niet dat de kinderlijke onschuld voorbij is
achterlatend de manier van herinneren

om te herinneren, hoe nu?

In zijn latere poëzie bezint hij zich op het leven als een deelhebben aan de begrensde tijd, een leven dat vuil maakt, maar dat ook kleurrijk is en hoop geeft, soms tegen de wanhoop van het schrijven en de dood in. Zijn vriend en redacteur Geert Koefoed beschreef het zo mooi:

‘Iets prils, iets moois, iets teers, iets van onnoembare waarde kan niet blijven bestaan, het gaat stuk. Dit motief bindt veel van Jit Narains poëzie tot een eenheid. Dat wat stukgaat is (bijna) onstoffelijk. Poëzie kan het gebrokene niet helen, maar wel de herinnering eraan bewaren en het verlangen ernaar verwoorden.’

Het ging Jit Narain niet om het conserveren van het verleden zoals men dat nu eenmaal als daad van gewoonte pleegt te doen. Het oproepen van de beelden van de Hindostaanse voorouders moest een daad van revitalisering zijn, zoals hij nog maar kort geleden uitlegde: ‘In mijn gedichten heb ik wel geprobeerd hun gevoelens te duiden. Ik fantaseer als het ware een vleugel erbij om de vogel van cultuur te laten vliegen. Het gaat mij om de ontwikkeling van cultuur. Ik ben tegen behoud van cultuur. Wat men wil behouden, blijft behouden.’

Gelaarsde zanger

Jit Narain, 24 november 2021. Foto © Effendi Ketwaru

In 1991 was Jit teruggekeerd naar zijn geboorteland. Aan de weg naar Uitkijk in het district Saramacca zette hij een eigen polikliniek op. De minister van Gezondheid wilde de opening ervan wel met ronkende woorden luister komen bij zitten, maar Jit onderbrak hem: ‘Het ministerie heeft geen moer gedaan om deze districtspolikliniek tot stand te brengen; ik heb die tot de laatste cent uit mijn eigen zak betaald.’ En wég flitsten de blinkende ministeriële limousines richting de stad.

Jit breidde de polikliniek uit met een zwembad, een computercentrum, een bibliotheek waar de mensen uit de wijde omtrek van konden komen profiteren, plus een onderkomen voor zijn vaste vertaler France Olivieira. Maar zelf trok hij zich met Marie steeds verder op het erf terug, van de laagbouw met de polikliniek naar het huis op neuten en vervolgens naar een bijna spartaans bijgebouw achter op het erf, waar de kokosnoten en bananen in grote hopen voor de deur lagen, Jits bemodderde laarzen ernaast.

In het soms weerbarstige voorkomen van Jit Narain school een zanger, in wezen was hij een bard, een lok gáyak: de volkszanger die langs oeroude orale weg de geschiedenis doorgeeft met zijn liederen. Hij zóng zijn gedichten ook, zoals te horen is op een Youtube-filmpje dat gemaakt is op een literatuurfestival in Colombia. Als voordrachtskunstenaar – hij trad ook op bij festivals als Poetry International en Winternachten – maakte Jit Narain grote indruk. Maar buiten een klein publiek van fijnproevers bleef zijn poëzie onbekend. Hij was geen man om zichzelf voortdurend in de schijnwerpers van podia en studio’s te manoeuvreren. Zijn poëzie was verschenen in uitgaven in eigen beheer en pas in 2021 verscheen een ruime keuze uit zijn tien bundels met vertalingen bij – wie anders – de Haarlemse uitgeverij In de Knipscheer onder de titel Een mensenkind in niemandsland.

Hij was met maar liefst veertien gedichten opgenomen in de Spiegel van de Surinaamse poëzie in 1995 en cineast John Albert Jansen had in 2004 de televisiedocumentaire De as van de herinnering over hem gemaakt. Maar het maakte hem bij het Nederlandse publiek nauwelijks bekender. En wat hij nog zeker zo erg vond: ook in Suriname resoneerde zijn naam niet als een van de groten in het rijtje Trefossa – Slory – Schouten-Elsenhout – Shrinivási. Bij een ziekenhuisconsultatie werd de huisarts uit het district Saramacca zelf drie uur in de wachtkamer gezet: ‘Niemand kent mij hier’, klaagde hij.

Zo glashelder voor zijn patiënten als hij als huisarts was wanneer hij een diagnose stelde, zo vaag bleef hij over zijn eigen fysieke welbevinden. Hij was bang om te vliegen, omdat hij wist dat een bypass-operatie aanstaande was. Maar hij werd opgenomen voor een darmkankeroperatie, die hij op zich goed doorkwam, maar aan de gevolgen waarvan hij later op dezelfde dag toch overleed. Gisteren, woensdag 21 februari 2024.

Jit Narain was geen groot corresponderend vriend. In dertig jaar tijd heb ik misschien één briefkaart, twee telefoontjes en twee appjes van hem gehad. Hij zat ver weg in de klei van Saramacca, in het levende verleden van de landbouwers die hem voorgingen, die hem omringden en in wie hij geheel en al opging. Een afstand van 8000 kilometers scheidde hem van familie en vrienden in Nederland. Maar toch laat een dichter met zo’n pregnante stem een tastbare leegte achter, een vacuüm behangen met schitterende poëzieregels.


Op 2 februari 2023 publiceerden Kanta Adhin en Radjin Thakoerdin in Hindorama een interview met Jit Narain, dat zij eind 2022 met hem maakten. Het citaat ‘In mijn gedichten…’ komt uit dit interview.


Over Jit Narain als arts, schreef Chequita Akkal-Ramautar in Starnieuws, klik hier.

3 Trackbacks/Pings

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter