blog | werkgroep caraïbische letteren

Jhullá phuwá; de laatste kantráki van Kwatta?

Verhalen van Kwatta: Derde tot Vijfde Rijweg, 1

door Prem Dihal

In de zestiger jaren woonde er op Kwatta, aangrenzend aan Paramaribo, een alleenstaande vrolijke oma, die altijd anders gekleed ging dan de meeste Hindoestaanse vrouwen. Luid pratend en gesticulerend voerde ze het woord. Ze woonde op ongeveer driehonderd meter van ons, richting de hoofdstad.

Jhullá phuwá woonde op Kwatta tegenover de Prabhaweg, tussen de Derde en de Vierde Rijweg. Foto collectie Prem Dihal.

Jhullá

Ze was een kantráki, een arbeidsimmigrant uit Brits-Indië, geweest en zou met honderden anderen vanuit Calcutta zijn vertrokken. Haar familienaam is mij niet bekend; eigenlijk heb ik het ook nooit geweten, maar ze had waarschijnlijk te maken met een familie die naast haar woonde. Jhullá phuwá betekent ‘bloestante’. Of het jhulá of jhullá moet zijn, is mij niet duidelijk. Jhullá is een bloes met korte mouwen net zoals op de foto. Zij had veel zilveren juwelen om, met name arm- en enkelbanden en je hoorde haar al van verre aankomen.

Ze was gewoon een leuke gezellige verschijning waarbij haar neusring, bulák geheten, de meeste indruk op mij maakte. Dan heb ik het nog niet over de vele tanden die zij miste. Ik had altijd een glimlach op mijn gezicht als ik haar zag omdat zij ook heel lief naar ons toe, de kinderen, was.

Mijn fascinatie voor Jhullá phuwá:

U kwam van ver en bleef, om nooit meer weg te gaan.
U was een prachtige verschijning,
altijd aanwezig, zelfs als ik u niet zag, hoorde ik u wel.
De jhun-jhunia’s rinkelden om uw enkels,
en als u op afstand was, zag ik u al schommelend aankomen lopen.
Was het daarom dat ze u Jhullá phuwá noemden,
of was het vanwege uw markante bloesje, jhulá genaamd?

Als ik u niet hoorde, riep u mij wel.
“Betá áw sun. Áji kaise hai?” [Zoon, luister even. Hoe is het met oma?]
Eerst vroeg u altijd naar áji, uw leeftijdgenoot en mijn oma, uw buurvrouw,
en daarna naar mij: “Skul kaise já hai?” [Hoe gaat het op school?]
Ik keek dan gefascineerd naar uw mond, op zoek naar de ontbrekende tanden,
en naar de juwelen, vooral die op uw neus.

Maar ik was nooit bang, want u was altijd vrolijk,
soms zelfs op het luidruchtige af, pratend en flink met uw armen zwaaiend.
Had u misschien een stok in de andere hand?
Ik weet het niet meer, het is meer dan zestig jaar geleden.

Maar zo rustig als u op de foto staat, zo levendig was u in het echt.
Nee, deze foto is niet in staat geweest om u te ‘vangen’.
Maar als ik aan u denk, dan verschijnt er weer een glimlach op mijn gezicht!

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter