Janey Tetary (1856-1884): Een strijdbare contractarbeidster vecht tegen uitbuiting
door Eric Kastelein
Onder grote belangstelling van de media onthullen vicepresident Ashwin Adhin, directeur Elvira Sandie van het directoraat Cultuur van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur en de kunstenaar George Ramjiawansingh op zondag 24 september 2017 het standbeeld van Janey Tetary. De verzetsvrouw staat op de hoek van de Grote Combéweg en de Henck Arronstraat, in de slagschaduw van het Presidentieel paleis.
Een week eerder – directeur Sandie is namens de regering aanwezig – heeft op die plek een kraanwagen het marmeren borstbeeld van agent-generaal G.H. Barnet Lyon weggetakeld en naar het binnenerf van het directoraat Cultuur gebracht. Barnet Lyon was in de koloniale tijd door een comité van Hindostaanse contractarbeiders op 7 januari 1908 met een buste vereeuwigd voor zijn goede werk als baas van het Immigratiedepartement. Nu is hij de exponent van alle misstanden onder de immigranten en de doden die daarbij zijn gevallen.
Het borstbeeld van Barnet Lyon heeft een plek gekregen in de tuin van de bibliotheek van het Surinaams Museum aan de Commewijnestraat 18.
Sociaal en strijdbaar
Sinds het verschijnen van het boek Tetary-de koppige van Radjinder Bhagwanbali in 2011 bestaat de wens deze Hindostaanse contractarbeidster te eren en te herdenken. De gedramatiseerde tweedelige documentaire Tetary. Over strijd, moed en opoffering van de Stichting OHM uit 2013 geeft een beeld van een strijdbare vrouw die vecht tegen de uitbuiting van de werkkrachten door plantagedirecteuren. De Culturele Unie Suriname en de campagne Tetary Moet Opstaan zijn nodig om het standbeeld financieel mogelijk te maken.
Janey Tetary – contractnummer I/491 – arriveert samen met haar eenjarige dochtertje Boodhoo Burfasun – contractnummer I/492 – op 26 november 1880 na een zware zeereis van twee en een halve maand in Suriname. Uit de immigratiegegevens wordt een beeld van haar zichtbaar. Ze is 24 jaar, moslim, 1.465 meter en heeft een bruine huidskleur en een gezwel boven het rechteroog. Na aankomst gaat ze als veldarbeidster aan de slag op plantage Zorg en Hoop van de planters G. Duyckinck en R.D. Currie in het district Commewijne.
Uit recent bronnenonderzoek blijkt haar grote sociale betrokkenheid, haar strijd tegen onrecht en haar natuurlijk leiderschap. Nog maar net aan boord van het zeilschip Aisla II dwingt ze bij de kapitein belangrijke medische voorzieningen af voor de opvarenden. Op de plantage eist ze een meer respectvolle behandeling van de vrouwen, door zowel de opzichters als door de Hindostaanse mannen. Moeders en meisjes komen naar haar toe voor raad, steun en advies. Als op Zorg en Hoop een jonge hindoevrouw overlijdt, adopteert Tetary haar zes weken oude baby Soomaria.
Doodgeschoten
De slechte leefomstandigheden – zware werktaken, pesterijen van opzichters, erbarmelijke woonomgeving, harde straffen, geldboetes – op plantage Zorg en Hoop leiden op 24 september 1884 tot een opstand en het molest van blankofficier Arthur Robert Knott. Hij wordt flink toegetakeld en gewond in een trens achtergelaten.
De contractarbeiders weigeren de daders uit te leveren en leggen het werk neer. Als reactie op dit protest stuurt het koloniaal gezag een groep van vijftig zwaarbewapende militairen naar de plantage. Op 26 september lopen de gebeurtenissen volledig uit de hand. Challoo Ramjanee, de leider van de opstand, vraagt Tetary de vrouwen te organiseren om zo een gewapende aanval van de militairen onder leiding van 1ste luitenant W.H. van Pesch te helpen afslaan. In de strijd die daarop volgt wordt Tetary van vlakbij door een kogel in het achterhoofd geraakt. De jonge vrouw en moeder sterft ter plekke. Dezelfde krant schrijft: (…) en na een strijd van een half uur waarbij zes mannen en een vrouw gesneuveld zijn en een man verwond is, schijnt de rust te zijn gehandhaafd.
In oudere literatuur is de rol van Janey Tetary in de opstand meer bescheiden dan bij Radjinder Bhagwanbali. Nergens wordt haar naam genoemd. Anton de Kom besteedt in Wij slaven van Suriname uit 1934 een paar regels aan de ‘extremisten’ en de dood van de zeven ‘belhamels’, geen woord over Tetary. C.J.M. de Klerk heeft het over een gewelduitbarsting van de militairen en vermeldt dat onder de dodelijke slachtoffers een vrouw is. Sandew Hira schrijft in Van Priary tot en met de Kom (uit 1982) uitgebreid over de rebellie op Zorg en Hoop. Onder de zeven doden is één vrouw, zonder naam. Zij wordt gedood door een kogel die via de rechter bovenarm in haar rechter- en linkerslaap komt. Ook in De slavernij van hindustanen in Suriname (uit 1993) van F.H.R. Oedayrajsingh Varma sterft Tetary, een ‘zwangere vrouw’, anoniem.
Het lijkschouwingsrapport over Tetary bevindt zich in het Archief van de agent-generaal. Daarin wordt vermeld dat het (…) projectiel via de strekzijde van het rechterelleboog gewricht (…) in de rechterzijde van het achterhoofdbeen terecht is gekomen en uitgetreden is aan de linker bovenkaak. Onmiddellijke oorzaak van den dood: Hersenverwonding.
Eén van de 111 geschiedenissen uit Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed, in mei 2020 verschenen bij LM Publishers.