blog | werkgroep caraïbische letteren

Janet: Ze is 15 jaar en zwanger

door Christine F. Samsom

Tienerzwangerschap, een maatschappelijk probleem waar we niet omheen kunnen. Er kan niet genoeg over geschreven worden, lijkt mij. Irene Welles-Burke, gepensioneerd onderwijzeres, intussen behorend tot de zeer sterken, is weer met een boekje uitgekomen, haar achtste volgens de achterflap en ook nog eens in eigen beheer. In veertien korte hoofdstukjes geeft ze een soort verslag van de lotgevallen van de tiener Janet, haar moeder Margriet, haar oma Astrid, nog wat familieleden, vriendin Veronica en haar vriendjes Hugo, Alwin en Leo, en natuurlijk haar schattige baby Chris.

jongeren Nini Marcus-Joval

Een Janet

 

Het is dus geen verzonnen verhaal, maar het resultaat van een aantal interviews. Het boekje van zevenendertig bladzijden begint echter niet met het verhaal van de zwangerschap en de reacties van de verschillende personen rond Janet, maar met twee hoofdstukjes over A(m)puku, een begrip uit het wintigeloof. Dat maakt het boekje nogal ontoegankelijk voor lezers die weinig of niets afweten van het wintigeloof. Het komt erop neer dat sommige vrouwen die afstammen van slaven moeilijk een blijvende, goede relatie kunnen opbouwen met een man en daar de a(m)puku de schuld van geven. Er wordt dan ook in het eerste hoofdstuk wat uitleg gegeven over het wintigeloof: wat is een a(m)puku, welke eigenschappen heeft hij, welke kracht heeft hij en hoe dient hij de mens. De a(m)puku kan ook bezitterig worden en de baas over een mens gaan spelen. Dat kan dan een negatieve rol gaan spelen in het samenleven van man en vrouw. De schrijfster raadt aan om dan hulp te zoeken bij bijvoorbeeld Naks.
Dat er overblijfselen zijn van winti in de Surinaamse samenleving wordt in het tweede hoofdstuk besproken. Het geloof in bakru’s, leba’s en yorka’s komt hier ter sprake, maar er wordt door de schrijfster een beetje lacherig over gedaan: een leba die een zwerver blijkt te zijn, een kind dat van drop houdt en dus een bakru heeft voor drop. Ook heeft ze het over de wasi die elk jaar met Owruyari op het Onafhankelijkheidsplein kan worden genomen, de inwijding van een huis met sopi, blauwsel en een krara tegen ogr’ay bij kleine kinderen. Allemaal overblijfselen van het aloude wintigeloof dat nu vaak ‘bijgeloof’ wordt genoemd, zoals vrijdag de dertiende en onder een ladder doorlopen in westerse landen voor sommigen nog een taboe is. De zin ‘Zelf nadenken kan soms verrassend werken’ (p. 13, oei!), besluit dit hoofdstuk.

 

Irene Welles Burke

Irene Welles-Burke wordt geïnterviewd door kinderen tijdens een kinderboekenfestival

Nergens wordt expliciet aangegeven wie de schrijfster als doelgroep voor ogen heeft, maar als het tieners zijn die ze wil bereiken, denk ik dat die nu al wel zullen hebben afgehaakt. Of zijn het ouders en andere opvoeders die zij als doelgroep ziet? In het derde hoofdstuk vraagt mevrouw Welles zich, na het opnoemen van zaken als het belang van maagdelijkheid, eerwraak en de besnijdenis van meisjes in bepaalde culturen, af, waarom Surinaamse meisjes in de Bijlmer (Amsterdam) hetzelfde gedrag vertonen als Janet. Zijn de meisjes die als tiener zwanger worden minder goed voorgelicht of ‘zit het dieper’ (p. 14)? Deskundigen zouden daar onderzoek naar moeten doen, want de schrijfster heeft er geen antwoord op. Waarom dan dat a(m)puku-verhaal? Het verband wordt niet duidelijk.
In de volgende hoofdstukjes komen de interviews met Janet en de mensen om haar heen aan de beurt: Janet is totaal niet voorgelicht, gebruikt geen voorbehoedsmiddelen, spreekt er ook niet met vriendinnen over en als ze zwanger blijkt te zijn, vertelt ze het alleen aan haar buurjongen. Pas als het zichtbaar is, komt haar moeder erachter. In het interview met moeder Margriet wordt het ‘mannengre-a(m)puku’ probleem nog eens genoemd, maar Janet zelf schijnt er geen last van te hebben. ‘…of zit het alleen maar tussen de oren?’ (p. 27)
In de volgende hoofdstukken komt dan nog het boedelvraagstuk aan de orde en de slinkse manier waarop familieleden zich de erfenis van moeder Margriet toe-eigenden (wordt een erfenis bij wet vastgelegd of bedoeld de schrijfster hier een notariële akte?). Intussen gaat Janet haar eigen weg, heeft wisselende contacten met mannen en lijkt totaal niet gebukt te gaan onder het feit dat ze als tiener zwanger is geworden. Maar ja, haar oma en moeder zorgen voor haar kind, zodat zij kan zwieren en soms nachtenlang wegblijft. Uiteindelijk valt ze op een zwarte jongen. Zal die de ‘man a(m)puku’ verslaan, ‘waar haar oma en moeder zo’n last van hebben gehad’ (p. 33)? In het laatste hoofdstuk wordt Margriet ernstig ziek, maar er rust een tabu (sinds wanneer wordt de ‘oe’ in het Nederlands met ‘u’ geschreven?) op het noemen van de ziekte. Ze overlijdt tenslotte, waardoor het leven van Janet verandert. Ze moet nu zelf voor haar kind zorgen in de hoop dat haar zwarte vriend met haar zal trouwen.
Het lijkt me goed de schrijfster erop te wijzen dat als ze een goede redacteur had geraadpleegd, het boekje een veel duidelijker lijn zou hebben gevolgd, zonder allerlei herhalingen en rare fouten, waarvan ik er een noem: ‘Die vrouw, moeder van een dochtertje van zes jaar, was jonger dan hij. Ze had een dochtertje van 5 jaar.’(p. 31) Hoe dan ??? Geen cadeau voor tieners!

Irene Welles-Burke: JANET Ze is 15 jaar en zwanger. Geen uitgever, 2015. ISBN 978-94-92169-21-1

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter