Jack Pinas, kunstenaar, kenner, maar bovenal nationalist
door Hans Breeveld
Er zijn mensen die aan jouw leven zoveel meer waarde toevoegen, eenvoudig doordat je ze gekend hebt. Jack Pinas is zo een persoon geweest. Als jong politicoloog leerde ik hem kennen in mijn eerste werkkring, na mijn terugkeer uit Nederland, het Planbureau. Jack imponeerde vooral vanwege zijn grote kennis van Suriname en Surinamers. Als coördinator van de OPO-projecten had ik het voorrecht nauw met hem samen te mogen werken. Vaker bezochten wij samen met o.a. Ettiré Linger, August Hok A Hin, Iwan Sewberath Misser en Cyrill Jacott, verschillende plaatsen waar deze projecten waren geprojecteerd. Tijdens deze reizen genoot ik met volle teugen van de verhalen die Pinas ons over de Surinaamse politiek, cultuur, religie en nog vele ander facetten vertelde. Jack was een boeiende verteller.
De bescheiden erudiet
Jack was decennia ouder dan vele van ons en toch mochten we hem alle – als college – ‘Jack’ noemen. Maar we deden dat ook vanwege de eenvoud die zo kenmerkend voor hem was. Zijn deur stond altijd open vooral voor de vele jongere colleges. Vanwege zijn groot vakmanschap werd hij echter ook geconsulteerd door groten zoals dr. Ir. Frank Essed. Overigens zou tijdens een van mijn bezoeken aan Essed een belangrijke episode van Jack Pinas, mij bekend worden. Het was Essed die ons, Gerold Vliet en ik, vertelde over Jack Pinas als ontwerper van de Surinaamse vlag. Bij de onafhankelijkheidswording van Suriname was ik student in Nederland en dan gingen sommige belangrijke gebeurtenissen aan jou voorbij. Maar na de mededeling van ‘oom Frank’ ging ik de volgende dag naar hem en zei met een zeker ongeloof: “Jack, na yu meki a fraga fu Sranan”? met die bekende specifieke lach op zijn gezicht zei hij “I no ben sabi?” en toen volgde de hele geschiedenis van Jack en de vlag.
De kleuren van de vlag
Jack Pinas werd met zijn ontwerp van de vlag winnaar van de prijsvraag die was uitgeschreven. Premier Henck Arron deelde echter Pinas mede dat er problemen waren met de zwarte ster in zijn ontwerp, omdat in de eerste Surinaamse vlag – met de 5 sterren – de zwarte ster het afro-Surinaamse deel van de bevolking symboliseerde. Maar Pinas hoorde tussen de regels ook iets anders. Hij had gekozen voor ‘zwart’ omdat deze ‘kleur’ heraldiek geen kleur was. Het compromis tussen hem en Arron was dat de ster ‘wit’ zou zijn, omdat wit de verzameling is van alle kleuren. Zonder afstemming met de heer Pinas werd hij op een heel onprettige wijze geconfronteerd met een vlag met een gele ster. Hij kreeg te horen dat de gele ster het gevolg was van het feit dat de PSV die ook in de regering zat, haar partijkleur niet terug vond in de vlag. Principieel als Jack was, distantieerde hij zich van de vlag. En zo werd onze vlag op 25 november 1975 te middernacht niet door Jack Pinas gehesen, zoals het in de bedoeling lag, maar door Frank Long Loy.
Goed voorbeeld doet goed volgen
De naam Wim Bos Verschuur heeft Jack Pinas steeds met ere genoemd. Hij ging als kind naar de Comeniusschool. In die tijd was het gebruik dat ouders hun kinderen naast de school ook naar een bedrijf zonden om een vak te leren. Jack kwam terecht bij de meubelzaak ‘Moderna’ van baas Michael Cronie aan de Prinsenstraat. Elke zaterdag was Jack in die zaak te vinden. Wim Bos Verschuur, die daar vaak langs kwam en ontwerper was van de meubels, was zeer onder de indruk van meubels die Jack tekende. ‘ Jongen, je hebt talent. Je moet bij me komen,’ zei Bos Verschuur. Spoedig kon Jack, na toestemming van zijn ouders, in het atelier van Bos Verschuur beginnen. 2 á 3 keer per week deed Jack daar ervaring op, terwijl hij drie keer per week in de Hendrikschool de Lagere Opleiding tekenen bij oom Wim volgde.
Toen Jack na enkele lessen aan Bos Verschuur zei: ‘U geeft mij een opleiding, maar ik weet nog niet wat ik moet betalen’, was het antwoord van Bos Verschuur: ‘Wie heeft over geld gesproken’. Langer dan 5 jaar werd Jack Pinas gratis opgeleid door Bos Verschuur.
“Dit goede voorbeeld,” zei Jack Pinas tegen mij later, “heeft mij geïnspireerd weer wat terug te doen voor de gemeenschap. Zo heb ik op het CCS zeker meer dan 5 jaar onbezoldigd les gegeven aan Ruben Karsters en Armand Baag. Ik heb samen met Ong A Lok boeken gekocht voor die jongens.”
Na de internering van Bos Verschuur behaalde Jack Pinas met glans zijn akte L.O.-tekenen. Hij was eerst tekenleraar en ging later werken op het Planbureau waar hij de ene na de andere geografische kaart produceerde. Onder de vele ontwerpen die hij in zijn vrije tijd maakte moet zeker genoemd worden de voorpagina van de debuut dichtbundel van Dobru in 1965, getiteld Matapi.
Nationalist, politicus en vakbondsleider
Jack Pinas was op zeer jonge leeftijd een zeer bewust mens. Hij was toegetreden tot de Juniorenclub van de negervereniging Eenheid en hij was zeer actief in de knapenvereniging ‘Timothius’ van de EBG, die wekelijks bij elkaar kwam in de Stadszending.
Toen Mr. Eddy Bruma in 1955 terug keerde – overigens tegen de zin van Nederland en de toenmalige Surinaamse machthebbers – was Jack Pinas er vroeg bij om zich aan te sluiten bij de Nationalistische bewegingen die geïnspireerd waren door de boodschap van Bruma. Naast de meer culturele zijde werd Jack Pinas ook prominent lid van de politieke vleugel, de Partij van de Nationalistische Republiek (PNR), die in 1961 werd opgericht. Electoraal was deze partij niet zo succesvol, maar de substantiële bijdrage van deze partij bij de verkrijging van Surinaamse onafhankelijkheid, is onmiskenbaar.
Tijdens een partijcongres van de PNR in september 1968 werd besloten dat de nationalisten reeds voldoende hun stempel hadden gedrukt op het culturele en politiek vlak. Het was de hoogste tijd om hun vleugels uit te slaan naar de vakbeweging. “Politiek en vakbeweging gaan samen” was de leus van de partij. Vakbonden waar tot dan NPS’ers de leiding hadden, werden overgenomen door leden van de PNR, zoals Harold Rusland en Hendrik Sylvester. Jack Pinas richtte vakbonden op bij het CCS en het Planbureau. Dit was het begin van Pengels einde, die sinds zijn premierschap in 1963 niet zoveel aandacht had voor de vakbonden.
Ik prijs mij gelukkig dat ik zo vaak in het gezelschap van Jack Pinas heb mogen verkeren, maar vooral voor de waardevolle informatie die hij mij verstrekte bij het schrijven van mijn dissertatie Jopie Pengel en later toen ik het boek over Bos Verschuur schreef.
Brada Jack waka bun, grantangi fu san yu du gi kondre nanga na pipel.
[van Starnieuws, 19 september 2016]