blog | werkgroep caraïbische letteren

J.F. d’Estrade (1): van militair tot ondernemer

door William L. Man A Hing

Joseph Destrade(s) was een “blank’officier” die volgens J.J. Vrij uit Toulouse afkomstig was. Voor zijn vestiging in Suriname omstreeks het midden van de achttiende eeuw zou hij in het Caribisch gebied onder andere als militair actief zijn geweest. In dit verband wordt door Wolbers het eiland St. Domingo genoemd.

Gedroogde indigostof uit India. (Wkikipedia)

In de Nederlandse kolonie was hij een bekende verschijning en wordt hij door diverse schrijvers in verband gebracht met de indigocultuur. Hij zou er met een zekere Jever (ook gespeld als: Yever en Gever) de indigoplant en de verwerking daarvan hebben geïntroduceerd volgens sommige auteurs (Hartsinck en Wolbers), terwijl anderen (Stedman en Nassy) meenden dat hij louter een nieuwe poging had ondernomen een verbouwing van de plant te entameren. Volgens Nassy zou in de kolonie de indigocultuur zijn stilgelegd door de invoering van de meer lucratieve koffieteelt in de eerste helft van de achttiende eeuw.

Samuel Kissam die reeds spoedig na aankomst met hem bevriend raakte, geeft in een van zijn brieven een gunstige beschrijving van de persoon en de leefomstandigheden van Destrade. Er zijn verder nog niet veel meer details bekend van de activiteiten van de Fransman die 1769 de plantage Kocksburgh in het district Commewijne had overgenomen en omgedoopt had tot Mon Souci. De plantage zou deze naam behouden tot het jaar 1780.
In 1772 zou Destrade een bescheiden huis hebben bewoond aan de Gravenstraat. Uit de administratie van de gereformeerde kerk blijkt hij in 1775 aanwezig te zijn geweest bij de begrafenis van zijn geadopteerd dochtertje Louisa l’Oriol (d.i. Louise Alexandrine de l’Auriol – auteur), aldus gegevens ontleend aan de website van het Nationaal Archief Suriname over plantage Mon Souci en Destrade.
Waar en op welke wijze de Franse “edelman” om het leven is gekomen wist Stedman te onthullen. Joseph Destrade zou tijdens zijn verblijf bij een vriend in Demerary zijn overleden door zich met een pistoolschot van het leven te benemen na een hardnekkige schouderblessure. Pikant detail is dat hij steeds had geweigerd zich van zijn overhemd te ontdoen voor behandeling. Na verwijdering van zijn bovenkleding bleek een groot brandmerk met een “V” te zijn aangebracht op de geblesseerde schouder. De letter werd geïnterpreteerd als “voleur” (= dief) hetgeen zou verwijzen naar zijn crimineel verleden.
“Dus eindigde het leven van eenen man, die eenige jaren lang te Paramaribo met roem geleefd had, en aldaar over het algemeen geacht werd”, besloot Stedman (chapt, xxvii) zijn beschrijving van Destrade. Dit relaas van Stedman werd overgenomen door de Engelse filosoof Jeremy Bentham die het als prangend voorbeeld verwerkte in zijn beschouwing over de zin van het straffen. (2)

Familieleven en nakomelingen

Van het familieleven van Destrade kan in het kort de volgende beschrijving worden geschetst. De Fransman zou zeker vier kinderen bij een mulattin Anna van de Leon (Anna Isabella van Steffens) hebben verwekt: (3)
1. Sophia Martha d’Estrade (ook wel: de l’Auriol) ca 1770 – 1805, gehuwd met Carel Frederik Steffens, waaruit nageslacht;
2. Louise Alexandrine de l’Auriol, overleden 1775; (4)
3. Joseph Frederik d’Estrade , ca 1778 – 1821;
4. Johanna Francina Victoire d’Estrade, overleden 1816.
Opmerkelijk is dat vele jaren daarna zeven personen, vijf vrouwelijke en twee manlijke, werden gemanumitteerd bij G(ouvernements) R(esolutie) van 03-101851 no. 1219.
Deze vrijmakingen zijn voortgekomen uit de boedel van wijlen J.F. d’Estrade en verricht door A.F. van Amson in zijn hoedanigheid van curator ad hoc. (5)

Het is niet duidelijk of en op welke wijze deze personen verwant zijn aan Joseph Destrade.
1. Destrede, Johanna Jeannette, geslacht V, beroep Huisbediende, geboren 1799 met slavennaam Jeannette;
2. Destrede, Magdalena Henriette, geslacht V, beroep Naaister, geboren 1817 met slavennaam Henriette; dochter van Johanna Jeannette Destrede;
3. Destrede, Johannis Willem, geslacht M, beroep Timmerman, geboren 1819 met slavennaam Winst; zoon van Johanna Jeannette Destrede;
4. Destrede, Amelia, geslacht V, beroep Huisbediende, geboren 1823 met slavennaam Amelia; dochter van Johanna Jeannette Destrede;
5. Destrede, Isabella, geslacht V, beroep Waschvrouw, geboren 1825 met slavennaam Isabella; dochter van Johanna Jeannette Destrede;
6. Destrede, Egbertus Georgius, geslacht M, beroep Te jong, geboren 1849 met slavennaam Albert; zoon van Isabella Destrede;
7. Destrede, Francina Jacoba Agnes, geslacht V, beroep Te jong, geboren 1851 (oud 8 mnd) met slavennaam Francina; dochter van Isabella Destrede.

Een verder onderzoek naar dragers van de namen Destrade en Destrade heeft een aantal gegevens aan het licht kunnen brengen voor een fragmentarisch beeld. In de inventaris van onbeheerde boedels van 1828 – 1876 is onder nummer 1185 de onbeheerde nalatenschap opgenomen van Destrede, Magdalena Henrietta. (6) . Deze nazaat zou als oudste dochter van Johanna Jeannette Destrede zijn vrijgekocht in 1851, zoals hiervoren vermeld.
Opvallend is de vermelding van een Johanna Margaretha Gesina Destrade in de rubriek “Vervallen signalementen” van het Algemeen Politieblad in Nederland. Hierin werd zij opgevoerd als huisvrouw van T. Van der Tooren. Het is helaas nog niet mogelijk op deze persoon met de van origine Franse naam verder te rechercheren in deze richting. (7)

Uit gegevens van het CBB blijkt dat 6 september 1906 een meisje Eliza Josephina Johanna Destrade is geboren uit de 28-jarige Egbertina Albertina Georgetine Isabelle Destrade in het district Boven-Suriname. (8) Uit de registers kunnen niet direct andere gegevens achterhaald worden over deze personen.

Vervolgens komen we pas 1966 een Johan Destrede tegen die in een ingezonden brief met de titel “Verbroken ketens” aan het dagblad De West zijn waardering uitsprak over een grootse (feitelijk de grootste) kunsthappening in de Palmentuin die door de Tweede Nationale Kunstbeurs was georganiseerd voor beeldende kunstenaars. (9)
In de Telefoongids van Suriname van enkele jaren geleden kan geen enkele aansluiting worden aangetroffen op naam van een persoon met de naam Destrade of Destrede. (10)

 

Noten:
(1) Van deze naam kunnen meerdere schrijfvarianten worden aangetroffen in de bronnen en literatuur: Destrades, Destrade, Destrede en Destrada.
(2) Bentham 1830: 94;
(3) Deze gegevens zijn ontleend aan een manuscript van J.J. Vrij;
(4) Dat Louise of Louisa de l’Auriol, ook geschreven als l’Oriol, in 1775 is overleden en begraven te Paramaribo wordt eveneens vermeld op de geciteerde website van het Nationaal Archief Suriname over plantage Mon Souci;
(5) Deze gegevens staan eveneens vermeld in de uitgave van Ten Hove & Dragtenstein (1997: 210, nos 2973 tot en met 2979);
(6) N.A. “Inventaris van het archief van het gemeentebestuur van Suriname (…) 1828 – 1876”;
(7) Algemeen Politieblad van 1885, 1228;
(8) CBB, register van geboorten distrikt Boven-Suriname, 6 september 1906, folio 832;
(9) Dagblad De West van 24 augustus 1966, Paramaribo;
(10) Telesur, Telefoongids voor Suriname 2002 – 2003, Paramaribo;

Geraadpleegd: Websites
http://www.kisssamfamily.org/id13.html, voor “Kissam Family Collection”.
(raadpleegdatum: 12-10-2009);
http://nl.wikipedia.org/wiki/Indigo_(kleurstof)… (raadpleegdatum: 15-07-2009); Nationaal Archief (Nederland):
Inventaris van het archief van het Gemeentebestuur van Suriname: “Commissie tot de Zaken der Nieuwe Wees- , Curatele – en Onbeheerde Boedelkamer en haar Opvolgers, (1778) 1828 – 1876 (1879)”. Nummer Toegang: 1.05.11.13. (raadpleegdatum : 10-07-2009);
Nationaal Archief Suriname:
www.nationaalarchief.nl/vrij-in suriname/manumissies/database/engine/startup.asp (raadpleegdatum: 10-07-2009);
— www.nationaalarchief.sr/geschiedenis/plantages/commewijnerivier (raadpleegdatum: 20-07-2009); Bronnen:
Nationaal Archief (Nederland); (N.A.)
Nationaal Archief van Suriname; (N.A.S.)
Inventaris van het archief van het Gemeentebestuur van Suriname: “Commissie tot de Zaken der Nieuwe Wees- , Curatele – en Onbeheerde Boedelkamer en haar Opvolgers, (1778) 1828 – 1876 (1879)”. Nummer Toegang: 1.05.11.13. Ook via het internet te raadplegen. (raadpleegdatum : 10-07-2009);
Centraal Bureau voor Burgerzaken (CBB): register van geboorten distrikt Boven-Suriname;

Literatuur:
– Bentham, Jeremy. 1830. The rationale of punishment. Londen, Steward. ebook: www.worldcat.org/oclc/154256498. (raadpleegdatum: 15-07-2009);
– Destrede, Johan: “Verbroken ketens”, (ingezonden stuk) in: dagblad De West van 24 augustus 1966;
Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indie, 1914-1917. Onder redactie van H.D. Benjamins en J.F. Snelleman. ‘s Gravenhage/ Leiden: Martinus Nijhoff en N.V. v.h. E.J. Brill. P. 382 – 383: lemma: Indigo;

– Hartsinck, Jan Jacob. Beschrijving van Guiana, of de Wilde Kust in Zuid- America. Amsterdam, 1770, p. 742. eBook:
www.dbnl.org/tekst/hart038besc01_01/hart038besc01_01_0026.htm. (raadpleegdatum: 14-07-2009)
“De indigoplanting is ‘er mede begonnen en ondernoomen door den Heer Ontvanger Yever, met zekeren Fransch Officier , genaamd Destrades, die te St Domingo geweest zijnde, had opgemerkt hoe die aangekweekt en behandeld werd: de Tijd zal leeren wat daar van de uitslag zal zijn: echter kan men wel opmaaken, dat het, wanneer een weinig oplettenheid gebruikt werd, al mede een voordeelige Plant zoude weezen, ten minstens is zeker, zegt men, dat de Indigo aldaar zeer goed te maaken is, wijl genoemde Destrades veelvuldige proeven heeft gemaakt, die zeer schoon zijn uitgevallen.”
Historisch-Geografisch woordenboek van Suriname. Naar A.J. van der Aa, 1839 – 1851. Bewerkt door Rene Janssen en Okke ten Hove met medewerking van Wim Hoogbergen. Bronnen voor de studie van Afro-Surinaamse samenlevingen, deel 14. Utrecht, 1993. Voor indigo zie p. 177 – 178;
– Hove, Okke ten & F. Dragtenstein. 1997. Manumissies in Suriname 1832 – 1863. CLACS & IBS Utrecht. BSS 19. ISBN 90-393-1460-8;
– Nassy, David. Geschiedenis der kolonie van Suriname: behelzende derzelver opkomst, voortgang, burgerlijke en staatkundige gesteldheid , tegenwoordige staat van koophandel, en eene volledige en naauwkeurige beschrijving van het land, de zeden en gebruiken der ingezetenen. Geheel opnieuw samengesteld door een gezelschap van Geleerde Joodsche mannen aldaar. [David de Ishac Cohen Nassy, Mos. Pa. de Leon et al. Amsterdam [etc.], Allart en Van der Plaats, 1791]. Repr. Amsterdam, Emmering, 1974. eBook: www. dbnl.org/tekst/nass008gesc01_01/nass008gesc01_01_0004htm (raadpleegdatum: 14-07-2009). p. 94 noot (t):
“De Indigo, waarvan alle schrijvers de invoering toekennen aan de bezorginge van een Heer Jever en den Officier Destrades, en die brengen tot het jaar 1764 zoals gezien kan worden in de beschrijving van Suriname en bij Hartsinck bl. 742, werd in Suriname alrede sint het jaar 1708 gekweekt en 2 jaaren daarna tot aan 1722 had men van 150 ponden tot 1328 toe daarvan naar Holland gezonden, doch toen liet men er de bebouwing geheellijk van vaaren, om die der koffij in te voeren: zijnde als reeds boven door ons is opgemerkt, de eerste kernen daarvan in 1720, uit Holland derwaarts gebragt.”
– Stedman, John Gabriel. Reize naar Suriname. eBook-versie, Gutenberg online edition. (raadpleegdatum: 27-08-2009);
Telesur Telefoongids voor Suriname 2002 – 2003. Paramaribo;
– Wolbers. J. Geschiedenis van Suriname. Amsterdam, 1861. eBook: www.dbnl.org/tekst/wolb002gesc01_01 . p. 107; (raadpleegdatum: 15-072007).
“Later in 1764 heeft de heer ontvanger Gever en een Fransch officier Destrades, die te St. Domingo geweest was, hernieuwde proeven met de indigo-cultuur genomen, die niet slecht uitvielen, hoewel men er echter daarna niet veel meer gewag van gemaakt vindt.”

[Dit stuk is eerder geplaatst in Wi Rutu no. 10 / 1, p. 38-44.]

 

Lees ook hier twee brieven van Kissam.

 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter