blog | werkgroep caraïbische letteren

Is de slavernijgeschiedenis een grabbelton?


door Piet Emmer

Is de slavernijgeschiedenis een grabbelton, waaruit je naar believen haalt wat je op dat moment goed uitkomt? Volgens mij is dat onmogelijk, althans als je de geschiedbeoefening serieus neemt en niet wil verwarren met propaganda. Maar volgens de reactie van John Schuster op mijn bijdrage in Caribisch Uitzicht ben ik het slachtoffer van de misvatting dat het verleden maar op één wijze geïnterpreteerd kan worden, terwijl er altijd verschillende “verhaallijnen” zouden bestaan. Hij beweert dus dat elke beschrijving van het verleden ook maar een mening is. Daartegen wil ik in het onderstaande betoog krachtig protesteren.

Lucas van Leyden, Het laatste oordeel [fragment uit drieluik], Lakenhal, Leiden / foto Aart G. Broek

In de eerste historische overzichten van de Atlantische slavenhandel, vaak geschreven door abolitionisten, werd steeds één schuldige aangewezen: de gewetenloze Europeanen en Amerikanen.  Uit winstbejag corrumpeerden zij de naïeve Afrikanen om voor wat kralen en andere snuisterijen hun landgenoten te verkopen. Vervolgens werden deze slaven in het ruim van een nauwelijks zeewaardig scheepje geperst, waardoor slechts een deel van hen de reis overleefde. Ook daarna, in de Nieuwe Wereld, werd er zo onmenselijk met de Afrikanen en hun nakomelingen omgesprongen dat de meesten van hen in korte tijd stierven. Slechts weinigen protesteerden daartegen, want de slavenhandel en slavernij leverden zoveel winst op dat Europeanen veel rijker werden dan de inwoners van andere continenten, omdat ze met de winsten uit de slavenhandel en slavernij in staat waren de Industriële Revolutie te financieren. Die revolutie veroorzaakte een golf van onafgebroken hoge economische groei zodat Europeanen op den duur in staat waren de Atlantische slavenhandel en slavernij af te schaffen zonder hun nieuwe rijkdom in gevaar te brengen. 

Een akte uit 1713 (blok 32 Fortresse/gemeente Blokzijl 1528-1942 .inv.nr. 153), waarin het stadsbestuur van Blokzijl een bedrag beschikbaar stelt aan een koopman uit Amsterdam, om ‘de voornoemde slave uijt sijn ellendige slavernije in Cristenheijt te brengen’ en hem vrij te kopen.

Deze interpretatie van de slavenhandel en slavernij bleef lange tijd onweersproken, maar op den duur veroorzaakten steeds meer onderzoekresultaten barsten in dat beeld. Anders dan Schuster ons wil doen geloven kwamen die nieuwe interpretaties niet naast het vorige verhaal te staan, maar vervingen ze dat.
Zo zijn er niet veel historici meer, die beweren dat de Europeanen en Amerikanen de slavenmarkten in Afrika naar hun hand konden zetten. Inmiddels is duidelijk geworden dat de Westerse kopers in Afrika niets hadden in te brengen en dat de Afrikanen zelf bepaalden of ze slaven wilden leveren, hoeveel, van welke leeftijd en van welk geslacht en op welke delen van de kust. Uit de bestudering van de journalen van de slavenschepen en de correspondentie van de Europese fortbemanningen in Afrika blijkt overduidelijk, dat de Westerse slavenhandelaren geheel afhankelijk waren van de Afrikanen. Alleen al het feit dat de meeste Westerse slavenschepen op den duur gemiddeld een jaar (!) langs de Afrikaanse kust moesten zeilen om twee tot driehonderd slaven in te kopen, geeft al aan dat de Europese en Amerikaanse slavenhalers geen enkele invloed hadden op het aanbod en soms om slaven moesten smeken. Die conclusie is niet zomaar een mening, maar het resultaat van uitvoerig archiefonderzoek.

Een ander bewijs van de Afrikaanse dominantie in de slavenhandel was het percentage verkochte mannen. Dat was veel lager dan de slavenhalers graag hadden gezien, want in- en verkoop van volwassen, sterke mannen leverde de meeste winst op. De Afrikaanse slavenleveranciers boden echter veel minder mannen aan dan de Westerse handelaren wilden kopen en daarom vulden ze hun schepen met steeds meer Afrikaanse vrouwen en kinderen, soms tot wel 30 tot 40 procent van het totaal.  Ook die cijfers zijn niet zomaar een mening, maar het resultaat van uitvoerig archiefonderzoek.  
Ondanks deze harde cijfers blijven een aantal activisten halsstarrig volhouden dat de Westerse slavenhandelaren in Afrika alles bepaalden. Afrika en de Afrikanen zijn immers het slachtoffer van het Westerse kapitalisme en in die opvatting is geen plaats voor Afrikaanse slavenhandelaren die zelfstandig beslissen of zij zijn slaven binnen Afrika of aan de Westerse slavenhalers verkopen. Ideologische bevangenheid komt ook elders voor, want de academisch opgeleide oncoloog kan ook af en toe geconfronteerd worden met patiënten, die liever hun heil zoeken bij het homeopathische kruidenvrouwtje van Stavoren.

In de loop der tijd zijn bijna alle slavenreizen uit de archieven opgediept en de belangrijkste gegevens zijn bijeengebracht op de website slavevoyages.edu. Dat betekent dat het percentage mannen, vrouwen en kinderen in de Atlantische slavenhandel exact bekend is. Die cijfers tonen duidelijk aan, dat de voorkeur van de Westerse slavenhalers maar een beperkte rol speelde en dat het aanbod van slaven vrijwel volledig werd bepaald door de Afrikanen. Hun voorkeuren zijn duidelijk zichtbaar in de slavenhandel binnen Afrika, want daarin waren vrouwen en kinderen veel gewilder dan mannen, omdat deze laatsten in opstand konden komen en dus een veiligheidsrisico vormden. Wil je toch vasthouden aan de opvatting dat de Europese en Amerikaanse slavenhandelaren de slavenhandel in Afrika naar hun hand zetten, dan zul je bronnen moeten vinden, die dat bewijzen. Lukt dat niet, dan zit er niets anders dan deze nieuwe interpretatie te accepteren.   

slavenboeien I collectie NAAM, Curaçao

Laten we nog even bij de Atlantische slavenhandel blijven. Hoe kwam het dat de sterfte aan boord van de Westerse slavenschepen zo hoog was? Weer lijkt de meest voor de hand liggende verklaring de slechte behandeling te zijn. Als je zoveel mensen lange tijd in een klein en bedompt ruim propt, dan moet dat wel fout gaan. Als eersten rekenden de abolitionisten precies uit over hoeveel ruimte aan boord een slaaf gemiddeld ter beschikking had en gebruikten die cijfers om het publiek ervan te doordringen dat de slavenhandel mensonterend was en dringend diende te worden afgeschaft. Aanvankelijk namen veel historici deze interpretatie klakkeloos over. Maar de geschiedbeoefening staat nooit stil en uit een studie over het vervoer van Duitse landverhuizers over de Atlantische Oceaan ten tijde van de slavenhandel bleek dat de ruimte aan boord voor deze migranten gemiddeld nog kleiner was dan voor de slaven. Toch was de sterfte veel lager.  Bovendien bleek uit archiefonderzoek dat er al slaven stierven in de eerste dagen na aankoop. Die sterfte kan onmogelijk worden toegeschreven aan de behandeling aan boord, maar moet zijn veroorzaakt door de uitputting, ondervoeding en uitdroging in de periode daarvoor.
Het meest recente onderzoek laat bovendien zien dat de sterfte sterk afhing van het gedeelte van de kust, waar de slaven waren ingekocht. Alle reden dus om te onderzoeken wat er voorafging aan de verkoop aan de slavenschepen. Toen bleek dat de slaven soms meer dan duizend kilometer (!) te voet moesten afleggen, meestal zonder voldoende voeding en water. Door die tocht over land kwam het overgrote deel van de slaven dus verzwakt aan op de kust en blijkbaar waren de scheepschirurgijns niet in staat een goede inschatting te maken van hun lichamelijke toestand. Dat de sterfte per kuststreek verschilde was ook het gevolg van de omstandigheden in Afrika zelf, want in sommige delen van West-Afrika beschikten de inwoners over voldoende voedsel, terwijl er in andere regio’s hongersnood heerste. Ook onder Europese landverhuizers stierven er meer migranten uit arme gebieden dan migranten uit welvarende regio’s. Weer stuiten deze gegevens bij activisten op weerstand, want de nieuwe onderzoeksresultaten positioneren de oorzaak van de hoge sterfte grotendeels in Afrika en dat zou de schuld van het Westen maar verminderen.    

Slaventransport in Afrika naar een schets van David Livingstone, gravure uit Horace Waller: The last journals of David Livingstone in Central Africa, from 1865 to his death, London, 1874.

Ook na aankomst in de kolonies in de Nieuwe Wereld bleef de sterfte onder de slaven hoog. Weer wezen de abolitionisten op de onmenselijke behandeling en de slechte voeding. En weer werd die veronderstelling door het historische onderzoek deels onderuitgehaald. Er bleek namelijk een aanzienlijk verschil in geboorte- en sterftecijfers te bestaan tussen de slavenbevolking in de tropische gebieden zoals de Cariben en Noordoost-Brazilië en de niet-tropische gebieden zoals het zuiden van Noord-Amerika. Bovendien kwam de archeologie te hulp door erop te wijzen dat de opgegraven slavenskeletten in de VS aanmerkelijk langer waren dan in het Caribische gebied. Op hun beurt waren de slavenskeletten uit de Cariben weer langer dan die in Afrika. Dat duidt erop dat het ziektemilieu en de voeding van de slaven in de VS beter waren dan voor de slaven in het Caribische gebied en dat de slaven in het Caribische gebied op hun beurt gemiddeld meer te eten hadden en minder ziek waren dan slaven in Afrika. De slechte behandeling en voeding blijken als verklaring voor de geconstateerde verschillen in sterfte en lichaamslengte van de slaven in de Nieuwe Wereld grotendeels ondeugdelijk.     

Zo zou ik nog wel door kunnen gaan, want de slavenhandel en de Atlantische slavernij zijn onderwerpen, waar veel historici en activisten zich mee bezighouden en dat betekent dat regelmatig nieuwe gegevens en interpretaties de vorige versies vervangen. Dat je uit al die versies willekeurig kunt grabbelen is een verzinsel.  

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter