blog | werkgroep caraïbische letteren

Indianen van Suriname

door Jerry Dewnarain

Een jaar nadat Columbus de Nieuwe Wereld had ontdekt, troffen zijn mannen er een krijgshaftige inheemsenstam aan, de Kali’na (Caraïben). Omdat de Spanjaarden in de dorpen kalebassen aantroffen met menselijke resten erin, ging al spoedig het gerucht rond dat deze inheemsen kannibalen waren. Het is denkbaar dat het hier niet om restanten van een verlaten maaltijd ging, maar om relikwieën die deel uitmaakten van een offer oftewel een dodencultus.

Galibi, Kari’na dorp aan de Marowijnemonding. Foto © Michiel van Kempen

 

Dit proces van (Westerse) idealisering of beeldvorming vindt zijn oorsprong in de reisverslagen van de vroegste ontdekkingsreizigers zoals Amerigo Vespucci. Hoe het ook zij, dit westerse denkbeeld had vérstrekkende gevolgen. In de eerste plaats voor de inheemsen zelf. Voor de Engelsen, Fransen en Nederlanders, die (kort) na de Spanjaarden in het gebied verschenen, vormde het een goed excuus om de lokale bevolking te koloniseren én te bekeren! Het gevolg was een bloedige en langdurige oorlog die bijna twee eeuwen later in het voordeel van de kolonisten werd beslecht. Eduardo Galeano verwoordt het prachtig in zijn boek De aderlating van een continent (1983). Hij noemt de Nieuwe Wereld het grote rijk van de duivel, ‘….verlossing was onmogelijk of twijfelachtig, maar de fanatieke missie tegen ketterij van de indianen ging samen met de koorts die in het oprukkende veroveringsleger ontstond door de schittering van de schatten van de Nieuwe Wereld (p. 23).’ Hiervoor betaalden de inheemsen een hoge prijs. De Braziliaanse antropoloog Darcy Ribeiro schat dat meer dan de helft van de oorspronkelijke bevolking van Zuid-Amerika gestorven is door de ziekten die de blanken meenamen naar de Nieuwe Wereld (E. Galeano (1983), p.29). Terwijl de Caraïben oftewel de Kali’na door de Europeanen werden uitgemoord of verjaagd naar de uithoeken van het Caraïbisch gebied, ontstond er in Europa zelf een ware cultus rond de bewoners van de Nieuwe Wereld. De westerse beeldvorming over de inheemsen was: ze waren kannibalen, lagen te luieren in hun hangmatten, ze waren primitief, zwak, ze moesten beschaving bijgebracht worden, enzovoorts. Door de Conquista verloren de inheemsen onder andere hun cultureel erfgoed waaronder hun godsdienst, taal en… grond/grondrechten.

Goede wijn behoeft geen krans. Bij uitgeverij LM Publishers is wederom een interessant boek verschenen: Indianen van Suriname. Bruggenbouwers en erfgoeddragers van een vergeten volk. De schrijver is Petra Nelstein en de illustraties zijn van Diederik van Goethem. Het boek is rijk geïllustreerd. Het behandelt vier hoofdstukken. Volgens Nelstein is het doel van dit fotoboek: ‘het spoor van een verborgen rijkdom bestaande uit een verzameling van de Penards documenten uit 1908 over de mysterieuze geesteswereld van de Indianen in Suriname te volgen.’ (Inleiding, p. 11) Op de voorflap van elk hoofdstuk staat een citaat in een Surinaamse inheemse taal. Deze citaten leiden als het ware het hoofdstuk in.

 

Ansichtkaart uit 1902. Collectie Buku Bibliotheca Surinamica

Het eerste hoofdstuk belicht de geschiedenis van de inheemsen in Suriname. Het is goed dat in dit hoofdstuk wordt uitgelegd dat het woord ‘Indianen’ niet juist gekozen is. Hierover zegt Nelstein op pagina 15 het volgende: ‘In Europa wordt voor deze bevolkingsgroep de term ‘Indianen’ gebruikt. Deze term berust echter op een misverstand. Toen Columbus als eerste Europeaan voet zette in Amerika (dit klopt niet, want de Vikingen waren er eerder), dacht hij in Indië te zijn aangekomen. Zodoende noemde hij de bevolking die hij hier tegenkwam: ‘Indianen’. In het boek gebruikt Nelstein beide termen, maar waarom ze dat doet, is onduidelijk. In een notendop wordt verteld over het klimaat, de ligging en de multiculturele samenleving van Suriname; eveneens over de geschiedenis van de inheemsen en de gevolgen van evangelisatie of beter gezegd bekering: ‘Een katholieke pater heeft mij als jongeling onder zijn vleugels genomen en leerde mij koken en bakken, naast alle formaliteiten van de r. -k. – kerk. Maar er is ook pijn. Mijn grootvader was een goed pïjai. Door de katholieke kerk heeft hij alles moeten laten. En dat wringt. Tot op de dag van vandaag.’ (Oud-kapitein Stefanus Sabajo, p. 27). Een mooi voorbeeld van creoliseringsgedachte over het r.- k.- geloof is het volgende fragment: ‘De inheemsen zijn vooral aangesloten bij de rooms-katholieke kerk. Meer dan de helft van ons dorp is rooms-katholiek. Met de huidige bisschop hebben we afgesproken over het opzetten van een kerkgebouw voor de gemeenschap. Maar hij zal alles in het werk moeten stellen om tegemoet te komen aan onze wensen. Wij willen geen normale westerse kerk, maar een met inheemse vormen en tinten.’ (Dorpshoofd Theo Jubitana, p. 27)

In hoofdstuk twee worden de invloeden van de vondst van het manuscript van de gebroeders Penard besproken. Een belangrijke invloed is dat inheemse cultuurkenners nu pleiten voor herwaardering van de inheemse cultuur. Twee inheemse cultuurkenners komen aan het woord. Voor Taal- en Cultuurkenner Hercus van der Bosch was de vondst van het Penardmanuscript bijzonder. Hij kwam tot de ontdekking dat er een foto van zijn grootvader in een van de delen van het manuscript lag. ‘Het was Inukuapy! De grootmeester van de sjamenen in Bigi Poika waar hij ook dorpshoofd was. Gevoelsmatig heeft hij mij symbolisch verwelkomd om dit werk te doen. Hij heeft veel sjamanen opgeleid. Er zit veel geheim sjamanistisch werk in het manuscript dat niet zomaar de buitenwereld in mag.’ (p. 43)

Inheemse kinderen eten levende rode mieren. Bigi Poika. Foto © Michiel van Kempen

 

Hoofdstuk drie is een moksi patu. Hiermee bedoel ik, dat de thema’s die er belicht worden van uiteenlopende aard zijn. Deze zijn: het leven in een inheems dorp, vrouwen en bestuur, jongeren en overleving in een inheems dorp, jeugd en hulpverlening, ouderen(zorg), taal en tories, muziek en kunst. De schrijver noemt dit hoofdstuk Cultuur en Maatschappij. Deel drie geeft een inheemse visie op het leven, rituelen en initaities , het sjamanisme en, hoe kan het ook anders: een medicijnvrouw komt aan het woord. Het is opvallend dat veel vrouwen aan het woord komen in dit boek wat zeker een goede zet is van de schrijver. Hiermee bewijst Nelstein dat de inheemse vrouw ook een inhaalslag aan het maken is wat betreft scholing, bestuursvorming en/of zeggenschap. Dit emancipatieproces gaat echter nog langzaam, maar het boek schetst wel een positief beeld over de kracht, moed en durf van de inheemse vrouw anno 2019. Maar ook haar zwakte is te merken zoals bij de vrouwelijke ex-kapitein Anesta Jagendorst van Bigi Poika. Op pagina 67 vertelt zij dat ze de eerste vrouwelijke kapitein is van Bigi Poika. ‘Maar je hebt mensen die voor je spugen, je beledigen en niet naar je willen luisteren. Omdat je van buiten komt en omdat je vrouw bent. Ik heb zelfs een jongeman die me wilde kappen met een machete. ‘Nesta’, zei ik tegen mijzelf. ‘Blijf staan.’ En er gebeurde niets. Zo sterk was ik op dat moment.’ (p. 68) Intussen is Anesta Jagendorst sinds begin 2018 afgetreden als kapitein van Bigi Poika. (bron: de Ware Tijd, 3 januari 2018)

In het laatste hoofdstuk neemt Nelstein de toekomst in ogenschouw. In dit korte hoofdstuk laat Nelstein middels orale bronnen zien hoe enkele inheemsen denken over het grondrechtenvraagstuk of beter gezegd het verdwijnen van inheems grondgebied. Rivaldo Jubitana: ‘Het zou vreselijk zijn als mijn dorp zou verdwijnen. Wij inheemsen leven van de natuur, van onze grond, onze cassavebrood en kasiridrank. Als we onze gronden verliezen, verliezen we ook onze cultuur.’ (p. 149).

Ik plaats enkele kleine kanttekeningen bij dit boek. In het voorwoord staat op pagina 7: ‘Onze verbondenheid met Suriname begint in 1668.’ Volgens mij moet dat het jaar 1667 zijn, toen de Zeeuw Abraham Crijnssen de kolonie op de Engelsen veroverde. Het is jammer dat de schrijver zich slechts gefocust heeft op enkele inheemse dorpen zoals Bigi Poika, (Klein) Powakka en Hollandse Kamp (in de kust). Inheemse dorpen in Saramacca zoals Maho, Grankreek en Columbia zijn niet opgenomen, terwijl deze dorpen makkelijk te bereiken zijn. Als de titel van het boek luidt Indianen van Suriname dan beantwoordt de titel niet aan mijn verwachtingen, omdat grote inheemse dorpen of stammen gewoonweg ontbreken. Echter, dit fotoboek geeft een geüpdatet beeld van een grote groep inheemsen in Suriname.

 

Petra Nelstein, Indianen van Suriname. Bruggenbouwers en erfgoeddragers van een vergeten volk. Fotografie Diederik van Goethem. Volendam: Uitgeverij LM Publishers. 2019. ISBN 78-94-6022-498-8.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter