blog | werkgroep caraïbische letteren

In memoriam Tone Brulin

Wie herinnert zich nog de opvoeringen van de theaterstukken Toela, E lucha final en The Kaaka Makaako, begin jaren 70, in Curaçao? De verbindende factor hiertussen is Tone Brulin geweest, theatermaker, door de Sticusa uitgezonden van 1970 tot 1972 en grote motor achter de vernieuwing in het Antilliaans toneel. Tone is op 15 maart jongstleden naar de eeuwige schouwburgen overgegaan.

door Jeroen Heuvel

Toela, geschreven door Pacheco Domacassé, met muziek gecomponeerd door Eric La Croes en choreografieën van Rhonny Sillé; E lucha final, geschreven door Angel Salsbach met muziek van Etzel Provence, The Kaaka Makaako, een collage gemaakt door Brulin in Curaçao tijdens een dramatic workshop met zeven acteurs uit de VS; zonder Tone Brulin zouden deze juweeltjes van dramatische kunst nooit mogelijk zijn geweest.

Tone Brulin, rechts, kijkt toe bij een repetitie van ‘E lucha final’, 1972, Curaçao

Angel Salsbach schreef toen, naar aanleiding van een eerste proeve van Brulins kunnen alhier: “Het duiken in eigen cultuur, het analyseren en het visualiseren ervan is tot nu toe taboe geweest. Tone Brulin, die beschouwd kan worden als een collage man van de dramatische kunst, heeft aangetoond hoe uit een klein gegeven, een thema, en zelfs uit niets iets groots gecreëerd kan worden. Om dit proces zo duidelijk mogelijk te demonstreren, heeft hij dan ook de korte volksverhalen die overbekend zijn, genomen.”

Acteurs die meededen waren Diana Lebacs, Laura Quast, Marietta Eugenio, Otto Nieuw en Eddy Kelly.”

Brulin die vóór Curaçao in de VS les had gegeven aan een acteursacademie, heeft toen hij – een begrip in de avantgardistische toneelkringen – in Curaçao was speciaal een gezelschap met Amerikaanse toneelstudenten opgericht: ‘The Otrabanda Company’. Recensent Pim Heuvel noemde The Kaaka Makaako een culturele betekenis van niet te schatten belang en schreef: “De foyer van Centro Pro Arte bleek een zeer geschikte ruimte. Het is jammer dat door te weinig interesse van de pers dit unieke evenement op toneelgebied niet genoeg bekendheid heeft bij het Curaçaose publiek. We hopen toch, dat Brulin die op Curaçao is om Antillianen op te leiden, de grootst mogelijke medewerking krijgt van de daarvoor bestemde instanties. De Otrabanda Company geeft op 21 april de première van The Kaaka Makaakoo in New York en gaat dan op toernee door de States en Europa. Het is wel aardig dat de naam Otrabanda dan wereldbekend wordt en een hele eer voor ons, dat de wereldpremière hier werd gebracht, maar het is veel belangrijker, dat wij de geboden kans van de Sticusa grijpen.”

Brulin, pseudoniem van Antoon van den Eynde, had een duidelijke visie en wilde in de Antillen een eigen theaterinstituut opgericht zien, of tenminste een Antilliaans centrum van het Internationaal Theater Instituut, een afdeling van de Unesco en verwees daarbij onder meer naar het centrum in Mexico. Hij heeft dit voorstel neergelegd bij het Cultureel Centrum Curaçao en het Bureau Cultuur en Opvoeding. Het is bij een voorstel gebleven.

Tone: “In de maand mei heb ik een brief gericht aan de heer Jean Darcante, secretaris-generaal van het ITI te Parijs met het verzoek een ITI Centrum op te richten op Curaçao met begeleidende brieven aan het Nederlands Centrum, waarvan de heer Max Wagener directeur is en aan Max Nord, die de toneelzaken van Sticusa behartigt.”

Het antwoord was dat het onmogelijk is een centrum op te richten in een land “dat als kolonie zou kunnen worden beschouwd.”

“Van de heer Nord, toneelzaken-Sticusa, kwam vervolgens een schrijven, waarin staat dat het Nederlands Centrum niets voelt voor een Antilliaan in de Nederlandse delegatie, enz.,  maar wel de oprichting van een Antilliaans Centrum steunt. Dit is een gezonde houding. Maar het dubbelzinnige van de Sticusa is toch niet opgelost. De Antillen zijn niet in de Nederlandse ITI aanwezig, maar bezitten evenmin een eigen ITI centrum. Een Antilliaans Centrum van het ITI, zou aan het toneelleven op de eilanden onschatbare diensten kunnen bewijzen, als men precies weet wat men met een dergelijke stichting voor heeft, d.w.z. als ze direct functioneel wordt, een organisatie die de deuren opent op de wereld van het toneel in het buitenland en die ook de weg wijst aan hen, die in het land zelf naar informatie snakken. Het is echter niet gebruikelijk dat informatie als deze het onderwerp uitmaakt van een open brief aan een krant. Maar laat mij hopen dat ze zo terecht komt bij Antillianen, die de mogelijkheid zien om over dit dode punt heen te komen. Zo niet is het voor mij een-afgedane zaak”, aldus Brulin in de Amigoe van 16 juni 1971. Een jaar, zeer vruchtbaar voor het lokale theater weliswaar, later voerde de reis van Brulin hem verder.

Een jonge deelnemer aan de schrijf- en regiecursussen die Tone gaf, was havo-leerling Edsel Samson. Deze geïnspireerde 18-jarige Miljano heeft toen ‘Ekspressiegroep MIL’ opgericht en hiermee zijn eigen geschreven toneelteksten, zoals Naamloos… Naamloos en Dagdromer geregisseerd. Edsel grijpt de kans die de Sticusa had geboden aan en gaat in 1974 met een Sticusa-beurs in Amsterdam de regie-opleiding volgen. Hij blijft nauw contact met Brulin onderhouden. In navolging van de Belgische groep van Brulin, TIE-3, sticht Edsel in Nederland een groep voor Theater In Europa uit de Derde Wereld. Helaas is Samson veel te vroeg (oktober 2006) van ons heengegaan.

Tone en Edsel kijken misschien tandenknarsend belangstellend vanuit de eeuwige schouwburgen toe hoe wij alhier met hun erfenis ‘spelen’.

Voor een gedegen overzichtsartikel van Tone Brulin, zie dat van Erwin Jans op de site van http://www.dewereldmorgen.be/

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter