blog | werkgroep caraïbische letteren

In memoriam Johan Sarmo

door Michiel van Kempen

Hij overleed vandaag, 30 januari 2023, in de hoofdplaats van het Surinaams-Javaanse buitengebied: Lelydorp in het District Wanica, de pleisterplaats waar mensen onderweg van of naar het internationale vliegveld nog even een bami of saoto nemen, een welkomstmaal of vaarwelgroet. Hij kan beschouwd worden als de grondlegger van de Surinaamse Javanistiek: Johan Jamin Sarmo. Hij werd 72 jaar.

Johan Sarmo

In alles ademde Johan Sarmo de Surinaamse Javaan. Hij was rustig, traag bijna, maar leefde op als het over de cultuur van de Surinaamse Javanen ging en in zijn rustige stem hoorde je ook soms de woede als hij onrechtvaardigheid of achterstelling ontwaarde. De geschiedenis van immigratie, de vastlegging van de Javaanse taal, dansvormen als srimpi, tayup en janggrung, de vormen van wayang en theater als andé andé lumut: Johan Sarmo dook erin en beet zich erin vast. En zo werd hij benoemd bij de afdeling Cultuurstudies van het ministerie van Onderwijs en Cultuur, of het ministerie van Cultuur, Jeugd en Sport zoals het ook een tijdlang heette, of ministerie van Volksmobilisatie en Cultuur, allemaal in één jaar tijd door de zegeningen van het militairisme hernoemd. Hoe dan ook, bij Cultuurstudies kregen in de jaren ’70 en begin jaren ‘80 onder leiding van de befaamde antropoloog Terry Agerkop alle bevolkingsgroepen studieuze aandacht: de inheemsen, de marrons, de Afro-Surinamers, de hindostanen. En met Johan Sarmo dus ook de Javanen. Hij kon er zich helemaal in uitleven en zette zich aan het vastleggen van oraal erfgoed. Hij was niet een academisch onderlegd onderzoeker, maar een self-made man die met name van zijn leidinggevende en van zijn kompaan Hein Vruggink coaching kreeg in hoe hij moest omgaan met researchmateriaal. Johan was eerst en vooral de man uit het veld, die midden tussen de mensen stond en zijn contacten optimaal wist te benutten. Hij legde verhalen en liederen van Javanen vast van mensen die zelf vaak niet konden schrijven, hij wist ook dat hij de laatste mensen kon spreken die nog als immigrant uit Java waren gekomen. Hij had er ook oog voor dat veel van de Surinaams-Javaanse cultuur aan het einde van de 20ste eeuw verloren dreigde te gaan met de komst van tv en videotheek (internet was er in die jaren nog niet).

Zijn nijvere arbeid leidde tot de vastlegging van ca. veertig vertellingen van negentien vertellers en daarvan verschenen er dan weer drie in boekvorm, tweetalige uitgaven van volksliteratuur, die hij bezorgde samen met Hein Vruggink: de reeks `Javaanse vertellingen uit Suriname’. In 1983 verschenen Dongeng Kancil/Het verhaal van Kantjil, verteld door Saleman Siswowitono (in 1908 geboren op Java en in 1928 als contractant naar Suriname gekomen), en Djoko Miskin/De arme jongeling, een vertelling van Pamin Asmawidjaja (geb. ca. 1930-1982). In 1988 verscheen de vertelling Kèhèng van Kardi Kartowidjojo (ca. 1896-1985). Er verscheen ook een bundel orale verzen van pak Slamet Modiwirjo: Panglipur ati (1983). Als vertaler werkte Sarmo eveneens mee aan de publicatie van verhalen in de Javaanse tijdschriften Cikal en Riwayat. Hij had zelf wel grote problemen om zijn onderzoeksmateriaal in verslagen om te zetten en grotere studies over de Surinaams-Javaanse cultuur verschenen er wel, maar waren niet van zijn hand.

Zijn gedrevenheid leerde ik goed kennen toen ik zelf als medewerker bij Cultuur meehielp aan de vertaling van Kèhèng van de nog op Java geboren pak Kardi Kartowidjojo (lees ook: Een rederijker achter Lelydorp).  Kèhèng is het verhaal over een jongen van eenvoudige afkomst die door zijn bijzondere begaafdheid of bovennatuurlijke gaven allerlei beproevingen doorstaat, om tenslotte met de dochter van de vorst te trouwen. Een Javaans sprookje dus, maar als Johan Sarmo erover sprak of sommige woorden van context voorzag, was er nauwelijks een scheidslijn tussen de werelden van Java, van Lelydorp en van de bovennatuur. Johan nam me ook mee naar nachtenlange uitvoeringen  van de wajong kulit, het poppenspel met een verteller (de dalang) onder begeleiding van een gamelan-orkest, en naar een Javaanse bruiloft waar in die tijd nog gegeten werd van een bananenblad en niet van de latere spuuglelijke, milieuonvriendelijke plastic bordjes. Hij en zijn vrouw Ermé Waidi betuigden zich ook buitengewoon gastvrij in hun idyllische woning in de schaduw van hoge bomen en omgeven met dieren- en vogelhokken in de desa Lelydorp. Daar was hij op 20 maart 1950 geboren.

En toen sloeg het noodlot toe. Hein Vruggink repatrieerde naar Nederland, waar hij verderwerkte aan het Surinaams-Javaans – Nederlandse woordenboek dat hij samen met Johan Sarmo al goeddeels had voorbereid, maar dat pas in 2001 zou verschijnen. Maar in de tweede helft van de jaren ’80 was er een nieuw kabinet aangetreden en de minister van Sociale Zaken trok Johan Sarmo aan om toe te treden tot de staf van het ministerie. Ik heb hem daar eenmaal opgezocht in het gebouw aan de Waterkant: hij zat aan een groot, geheel leeg bureau, hij deed niets, hij keek verweesd voor zich uit, hij zei nauwelijks iets. Het was hem niet kwalijk te nemen dat hij de overstap van Cultuurstudies naar Sociale Zaken maakte: hij ging er wat meer verdienen in een tijd dat iedereen het moeilijk had het hoofd boven water te houden. Hij kreeg een functie met meer aanzien – althans op papier – en bovenal: hij was loyaal aan zijn Javaanse omgeving die een beroep op hem deed. Voor zijn culturele werkzaamheid was zijn overstap funest. Hij voelde dat hij niet meer in zijn natuurlijke habitat verkeerde en schoof een depressie in waar hij niet meer uit zou komen. Hij reageerde steeds minder en minder op signalen van buiten, en gleed weg in totale lethargie, waar slechts de kinderen van zijn zoon en dochter hem nu en dan eens uit konden halen.

Van Johan Sarmo, de warme, buitengewoon vriendelijke en gedreven Surinaamse Javanist bleef nog geen schim over. Dat is tragisch, voor hemzelf en voor zijn omgeving. Maar voor zijn inzet en passie in zijn productieve jaren mag de Surinaamse gemeenschap hem buitengewoon dankbaar zijn.

4 comments to “In memoriam Johan Sarmo”

  • Ten eerste gecondoleerd bapak van Kempen. Dankbaar aan kang Johan Sarmo om met samen met hem een bijdrage van de oral history inventarisatie Suriname te mogen aanleveren m.b.t. de publicatie Migratie en Cultureel erfgoed Lisa Djasmadi, Rosemarijn Hoefte en Hariette Mingoen.

    Dank voor uw In Memoriam en bij het lezen herinner herken ik zijn typische kenmerken van werken en omgang. Wong sabar lan narimo. Moge zijn ziel in vrede rusten.

    Nderek belasungkawa bapak van Kempen.

    Selamat jalan kang Johan
    Mas Jo Moestadja 00597 87 55501 / 762 0153

  • Zonder Johan Sarmo als toegewijde en wijze tolk was mijn doctoraal onderzoek naar jaran képang in Suriname beslist niet zo vlot verlopen. Dank voor je inzet en vriendschap Johan.

  • Dankbaar voor de zorg van mijn zoon iwanenanuels van Wageningen Nickerie voor de jaren op school en verblijf in leliedorp huize sarmo
    Sterkte aande familie

    Live man goede ziel rust zacht

  • In het Surinaams-Javaans-Nederlands_woordenboek pg 38 uit 2001 dat Hein Vruggink in Samenwerking met Johan Sarno heeft geschreven staat bij de eerste vertaling van:
    besar: directeur (van plantage); Tuwan Seljee pirang-pirang taun dadi besar nang pernangsi Nuyunggrong – Meneer Seljee is jarenlang directeur van plantage Nieuwe Grond geweest
    Als achterneef van Meneer Seljee neem ik aan dat Johan Sarmo mij nog veel had kunnen vertellen over Baas Seljee. Helaas zijn zijn onuitgesproken verhalen nu verloren gegaan in de oneindigheid van de tijd. Sterkte met het verwerken van dit afscheid.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter