In memoriam Frank Ronald Consen (1939-2023)
door Ellen de Vries
We spraken elkaar bij gelegenheid en belden af en toe. Ik merkte al snel: telefoneren vóór 13 uur was niet de bedoeling. Hij was geen ochtendmens. Belde je in de vroege avond, dan hoorde je bij het opnemen eerst klassieke muziek, waardoor je in eerste instantie dacht weer met een antwoordapparaat van doen te hebben, maar kort daarna klonk het helder en opgewekt: ‘Hallo, met Frank’.
Onze gesprekken hadden vrijwel altijd betrekking op ‘juf’ Nola Hatterman, die wij beiden koesterden. Ik als de biograaf die zich jarenlang had ondergedompeld in het veelbewogen leven van een beeldend kunstenares die ik nimmer had ontmoet en in 1984 was verongelukt. Hij, Frank, kende haar van zeer nabij. Hij was van de eerste lichting studenten van Nola’s School voor Beeldende Kunst in Paramaribo, die hun kunstopleiding vervolgden in Nederland. Behalve Frank hoorden de namen van Armand Baag, Ruben Karsters en Jules Chin A Foeng thuis in dit rijtje Eerstelingen. Toen Karsters in 2013 stierf, – Chin A Foeng en Baag waren hem reeds voorgegaan –, riep Frank verbijsterd uit dat hij de laatst overgeblevene was.
Op een van de foto’s uit mijn biografie poseren ze tijdens het carnavalsfeest in Buitensociëteit Het Park voor de camera: Nola en Frank. Nola flamboyant in een satijnen feestjurk naast een tengere, besnorde, in kiel gestoken Frank, die schalks naar de camera wijst. Geen juf en leerling, maar vrienden voor het leven. Nog datzelfde jaar zouden Nola’s studenten de boot naar Nederland nemen. ‘Op 15 augustus 1961 vertrokken Armand, Ruben en Jules met het motorschip Willemstad naar Nederland. Nola vergezelde hen. Frank Consen, die pas later zou afreizen naar de Verenigde Staten, glipte even mee de boot op om foto’s te maken. Hij was de fotograaf van het gezelschap. Heuglijke gebeurtenissen: openingen van exposities, uitstapjes die Nola voor haar leerlingen verzorgde – de ene keer naar de plantage Alliance, de andere keer naar de steengroeve in Phedra om daar landschapstekeningen te maken – legde hij allemaal vast met zijn cameraatje. Nadat hij ze een goed verblijf had gewenst, stapte Frank de loopplank af en bleef achter op de kade [in Paramaribo] om ze uit te zwaaien. Niet lang daarna zou hij ze trouwens alsnog achternareizen om aan de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam verder te studeren. De Verenigde Staten hadden hem vanwege zijn Chinese moeder de toegang tot het land geweigerd; de Koude oorlog was nog niet voorbij.’ (uit: Nola. Portret van een eigenzinnig kunstenares)
Voor de biografie van Nola leverde hij unieke foto’s en verhalen, anekdotes over Nola in de tropen. ‘Dieken’ in de geschiedenis van Suriname deed hij zelf geloof ik niet, wel legde hij die haarscherp vast. Als huisfotograaf van de Vereniging Ons Suriname en de konmakandra’s van de stichting Surinaamse Genealogie werd Frank de chroniqueur van de geschiedenis van Surinamers in Nederland. Ook nadat de biografie al lang voltooid was, stuurde hij me nog wel briefjes met wetenswaardigheden over Nola. De laatste betrof een door Nola ontworpen kerstkaart, die hij als graficus werkzaam in de reclame vast en zeker kon waarderen.
Ik moet bekennen dat ik zijn grafische werk eigenlijk niet ken. Eigenlijk? Gewoon niet ken. Hij was al jaren met pensioen toen ik hem ontmoette.
De laatste jaren was het contact wat frequenter, vanwege een nieuw boek over Nola met bijdragen van verschillende auteurs: Geen kunst zonder kunnen. De bundel verscheen in 2021 bij de tentoonstelling ‘Surinaamse School. Schilderkunst van Paramaribo tot Amsterdam’, waarin ook werk van Nola en Franks studiegenoten Jules Chin A Foeng en Armand Baag te zien was. Ik was een van de gastcuratoren van die expo, samen met Franks neef Bart Krieger. Op de golf van postkoloniale hervormingsdrang waarop de tentoonstelling meedeinde, moest Nola Hatterman het als witte vrouw die het ook nog waagde zich zwart van binnen te voelen nogal eens ontgelden. Frank nam het – hoofdschuddend – voor haar op, roemde haar verdiensten voor de Surinaamse kunst en verwees naar het Suriname van zijn jeugd, waar de scheidslijnen tussen wit en zwart, goed en kwaad, ruzie en verzoening ànders liepen en zeker niet zo onwrikbaar vastlagen als in het huidige Amsterdam: Nola’s geboortestad. ‘Ellen, je moet er tegenin gaan… ‘, drukte hij me op het hart. Hij kwam het nieuwe boek over Nola dat ik hem cadeau deed, thuis bij mij afhalen. Langsbrengen hoefde niet. Ontvangen deed hij blijkbaar bij grote uitzondering en ik stel me zo voor dat zijn huis een soort geordend doolhof was met torenhoge stapels antiquarische boeken over Suriname die hij verzamelde en doorverkocht. Ik fantaseerde hoe Frank zich daar al handenwrijvend en vergenoegd tussendoor bewoog. Voor zijn toko werkte hij samen met boekenliefhebbers Henk Dijs en Tjoepie [Rudy Tjoe Ny]. Hij kon het nog steeds niet bevatten dat Henk Dijs in 2018 aan zijn ziekte bezweek. En net zo onbevattelijk is het dat Frank er na een kort ziekbed nu niet meer is.
‘Dag juf, tot ziens juf’, riepen de leerlingen vroeger tegen Nola als ze het leslokaal verlieten om naar huis te gaan. ‘Dag Frank, tot ziens lieve Frank!’, zeg ik ze na. Want ik weet zeker dat zijn geest tijdens de komende Keti koti-viering in het Oosterpark rond de boekenkraam met Surinaamse boeken waart om te waken over zijn mati’s: de boekverkopers Tjoepie, Marlène Tjoe Ny en Nellie Bakboord, en ervoor te zorgen dat alles netjes en ordelijk verloopt. Terugkeren naar Suriname deed hij nooit; het verspreiden en bewaken van het cultureel erfgoed van Suriname was zijn missie.
28 januari 2023
Lees hier een In memoriam van Frank Consen door Rudy Tjoe Ny.