blog | werkgroep caraïbische letteren

In gesprek met de regisseur van Sonny Boy

Vanaf deze week draait de film Sonny Boy in de bioscoop. Biosagenda.nl sprak met uitgebreid regisseur Maria Peters over deze film.

Het is nu januari 2011: wanneer bent u precies begonnen met de film?
We stonden een jaar geleden aan de vooravond van draaien. We begonnen in februari 2010. Dat was ook een hele spannende tijd. Dat vind ik nu ook vreemd. Een jaar geleden moest alles nog worden opgenomen. De voorbereidingen en het schrijven ben je zo’n 4, 5 jaar mee bezig. Net toen het boek uit was zijn we er mee aan de slag gegaan. Pieter Van de Waterbeemd zag het boek liggen en die wilde er heel graag scenario voor schrijven. We konden de rechten nog krijgen dus we hebben Annejet van der Zijl en de uitgeverij benaderd. Daarmee hadden we nog geluk want er waren meer kapers op de kust.

Hoe gaat dat proces dan verder? Het boek ligt in de boekhandel, iemand besluit een film te maken, en dan?
Dan ga je gewoon aan de slag. Je maakt een plan voor het scenario. We hebben best gezocht naar de vorm. We hebben meerdere scenario’s gehad. Het eerste scenario duurde zo’n vier uur. De film duurt nu nog lang, kan je nagaan. Uiteindelijk hebben we 12 verschillende versies van scenario geschreven. We hadden natuurlijk te maken met iets wat waar gebeurd is dus we besloten daar mee niet aan de haal te gaan en de gebeurtenissen naar je hand te zetten. Annejet zei wel eens voor de grap dat we er alles mee mochten doen wat we wilden. Als je dan de echte Waldy ontmoet, die nu 81 is, besef je dat hij het echt allemaal heeft meegemaakt. Je zou willen dat het verhaal beter afloopt maar dat is nou eenmaal niet zo.

In het boek staan achterin allemaal bronvermeldingen. Heeft u die ook allemaal nagelezen?
Annejet heeft dat allemaal uitgezocht. Zij is daar 2 jaar mee zoet geweest dus ik ging er blind van uit dat zij dat getrouw heeft gedaan. Ik heb toen het scenario af was wel heel veel boeken gelezen over het dagelijks leven in die tijd en hoe het was om onderduikers in huis te hebben. Wat veel mensen bijvoorbeeld niet beseffen is dat mensen daar gewoon geld voor kregen.

Hoe verliep de samenwerking met Annejet verder?
Annejet was ontzettend fijn om mee te werken. Zij merkte dat we integer met het verhaal omgingen. Ik heb haar vaak benaderd om te vragen naar bepaalde karakters die mij niet duidelijk waren. Dan kreeg ik bijvoorbeeld foto’s van die mensen. Ze liet ons vrij maar help ons om verder te komen als dat nodig was.

Kijkt zij dan nog naar het scenario?
Elke keer als een scenario af is denk je dat het de schrijver het wel een keer moet lezen maar zij was heel druk bezig met haar boek Bernhard op dat moment dus dat wilde ze eigenlijk niet. Ze zei ons wel dat we het Sefanja Nods moesten laten lezen. Dat is de schoondochter van Waldy en zij is de degene die ooit dit verhaal aan Annejet heeft verteld. Zij las dus wel af en toe over onze schouder mee.

Voor de film is er ook in Suriname gefilmd. Wat kunt daar over vertellen?Het was een hele onderneming. Je moet een periode creëren daar want het speelt zich af in 1921. En alles moest mee: dus camera’s, kleding, props, het licht en ga zo maar door. We wilden ook graag ezeltjes want die hadden we op foto’s gezien. Er waren in Suriname echter geen ezeltjes meer te vinden dus die hebben we uit Frans Guyana gehaald. Ook was er in heel Suriname geen zeilboot te vinden. We hebben een scene waarin de vader van Waldemar hem uitzwaait vanaf een boot en die boot hebben we dan op het IJsselmeer gefilmd. Dus dat hebben we met vernuftige technieken in elkaar gezet. Maar de samenwerking met de lokale bevolking was heel erg leuk. De mensen werkten heel hard en werkten heel goed mee.

U staat bekend om uw jeugdfilms. Is er nu een wezenlijk verschil tussen een jeugdfilm en een volwassen film?
Een volwassen film is prettig om dat je ook met volwassen acteurs werkt. Zij hebben het over het algemeen veel ervaring. Ze hebben technieken om hun emoties te uiten: dat hebben ze geleerd. En met kinderen is dat altijd afwachten of ze dat elke keer weer kunnen uiten. Je neemt toch vaak vier takes op. Maar in deze film hadden we ook veel kinderen. Voor een karakter hadden we ook nog eens meerdere kinderen nodig van verschillende leeftijden. Dus daar hebben we veel zorg aandacht besteed.

In recensies komt vaak de kanttekening naar voren dat de dialogen wat onnatuurlijk kunnen overkomen. Wat vindt u daarvan?
Dat is natuurlijk niet mijn opzet. Je probeert dat natuurlijk zo goed mogelijk te doen. Ik kan me het wel voorstellen. Maar om aan te geven: die zin van Kees Kaptijn, “Ik ben Kees Kaptijn, de grootste jodenbeul van Nederland”, was echt zijn openingszin! Annejet van der Zijl heeft dat uit historische bronnen gehaald en als filmmaker laat je dat niet liggen. Als mensen dan denken dat het niet waar is dan is dat jammer maar dat is toevallig echt zo gezegd. In recensies worden een paar zinnen aangehaald maar ik denk dat de rest toch redelijk natuurlijk is. Pieter Van de Waterbeemd en ik zijn daar toch redelijk secuur in geweest. Ik kan het nu niet meer terugdraaien in ieder geval.

U bent nu op een promotietour waar u met publiek samen naar de film kijkt. Hoe reageert dit publiek op de film?
Ik merk zelf in ieder geval dat de film ontroert. Mensen komen echt naar me toe en zeggen ‘het is zo’n mooie film en ik vind het echt prachtig’. Dat hoeven de mensen natuurlijk niet tegen mij te zeggen. In Helmond gingen de mensen zelfs staan applaudisseren. Dat hoeft natuurlijk niet. Ik was daar eigenlijk wel van ontdaan en ontroerd. Ik dacht: goh het heeft ze wel wat gedaan. Je weet was hoe hoe de mensen gaan reageren als ze de film zien. Mijn cameraman zei laatst tegen me: Maria, je bent alleen maar verantwoording aan jezelf verschuldigd.

[uit Bioscoopagenda.nl met correctie van alle taalfouten]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter