blog | werkgroep caraïbische letteren

Ik haat Sinterklaas

 door Solange Leibovici

Een paar jaar geleden las ik een interessant artikel van sociaal-psycholoog Diederik Stapel, die onderzoek had gedaan over Sinterklaas. Het moet indrukwekkend zijn geweest, want hij had voor zijn onderzoek meer dan 2 miljoen euro van NWO gekregen, het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek. Stapel had kleuters twee plaatjes laten zien, een met daarop Sinterklaas en een met een tuinkabouter. Afgaande op de reacties van de kleuters, concludeerde Stapel dat Sinterklaas kinderen socialer maakt en aanzet tot het delen van snoep met andere kinderen. Nu is mijn eigen ervaring dat kinderen niet zo graag snoep delen, en dat Sinterklaas veel stress en faalangst veroorzaakt, maar ook afgunst en jaloezie. Ik zette dus wat vraagtekens bij zijn onderzoek.  

Ik besloot toen een eigen onderzoek te starten (ik werkte toen nog bij de vakgroep literatuurwetenschap van de Universiteit van Amsterdam, en daar kun je onderzoek doen naar wat je ook maar wilt). Ik besloot daarvoor de Kerstman te kiezen, en onderzocht de reacties van duizenden kinderen op 122 scholen in Parijs. Ik koos Parijs omdat ik daar dan een tijdje mocht verblijven, allemaal op kosten van NWO. Ik liet de kinderen zelf ook twee plaatjes zien: een van de Kerstman, en een van Sinterklaas. Het werd met andere woorden een comparatieve studie. Bij de Kerstman werden de kinderen blij en begonnen ze spontaan te lachen, terwijl ze bij Sinterklaas bang werden en in huilen uitbarstten, sommige van hen moesten zelfs overgeven van ellende. Mijn conclusie was helder en wetenschappelijk verantwoord: Franse kinderen houden niet van Sinterklaas, sterker nog, ze zijn bang voor hem. Ze houden van de Kerstman. De data voor dit onderzoek heb ik overigens niet meer, want ik heb per ongeluk de doos waarin ze zaten weggegooid.        

Maar er was in Nederland nogal wat weerstand tegen mijn onderzoek, want als je aan Sinterklaas komt, kom je aan de Nederlandse traditie, en daarom besloot ik alles uit te leggen in een autobiografisch boek waarin ik mijn eigen ervaringen met Sinterklaas en de Kerstman vertelde. Tenslotte had professor Diederik dat ook gedaan. Ik heb tot mijn veertiende in Frankrijk gewoond, en de kerst was daar voor kinderen de mooiste tijd van het jaar. We vieren de kerst op 24 december met een groot diner met familie en vrienden. Sommige mensen gaan daarna naar de nachtmis, maar aangezien wij helemaal van God los waren deden we dat niet. Om 10 uur werden alle kinderen in bed gestopt, terwijl de ouders vrolijk doorgingen met champagne drinken. Om 12 uur werden we wakker gemaakt, we renden naar beneden waar onder de kerstboom onze cadeaus op ons lagen te wachten. Het was elk jaar weer een moment van verbazing, intense vreugde en vervulling van dromen die ons wekenlang hadden beziggehouden. Je hoorde het scheuren van glanzend pakpapier en kreten van opperste geluk. Na een tijdje gingen we weer slapen, doodmoe en tevreden. De volgende dag was de echte kerstdag, dat duurt in Frankrijk maar een dag in tegenstelling tot Nederland, waar kerst geloof ik 4 dagen duurt. Dan speelden we met het nieuwe speelgoed, de nieuwe poppen kregen een naam en we verdiepten ons in de kinderboeken die we hadden gekregen. Inderdaad jongens en meisjes, in dat verre verleden lazen kinderen nog boeken.    

Toen verhuisden we naar Amsterdam. De eerste keer dat ik Sinterklaas vierde (als je het ‘vieren’ kunt noemen) was op een school in Amsterdam West. Iedereen moest een papiertje kiezen waar een naam op stond, en voor hem of haar een surprise maken (dat hield in: een ingewikkelde verpakking die niets van het cadeau zelf prijs mocht geven) en natuurlijk een gedicht, waarin je de ander zo grappig mogelijk belachelijk probeert te maken. Mijn moeder moest het gedicht voor mij schrijven, want ik sprak nauwelijks Nederlands. En toen kwam Sinterklaas langs de schoollokalen, een enge man met een vreemde hoed op zijn hoofd, gevolgd door zwart geschminkte types die vieze bruine dingetjes rondstrooiden. De ‘knechten’ waren dat, en ik voelde dat als een ridiculisering van het donker-zijn, vreemd praten en anders-zijn, iets waar ik me mee identificeerde. Bij ons thuis zou dit absoluut taboe zijn geweest, als verwijzing naar een rijke koloniale historie. De VOC-mentaliteit wordt dat hier prijzend genoemd. En hoewel ik al lang niet meer in wat dan ook geloofde, en zeker niet in Sinterklaas, werd ik bevangen door verschrikkelijke angst. Ik had geen idee wat er ging gebeuren, ik trilde van de zenuwen. Er werden eerst liedjes gezongen met idiote teksten zoals ‘De zak van Sinterklaas, jongen jongen wat een baas’, liedjes die ik niet kende en waar ik niets van begreep, maar de jongens zaten stiekem te lachen en ik vermoedde dat het om iets smerigs ging.    

De gedichten werden voorgelezen, en snel was ik aan de beurt. Met overslaande stem las ik het gedicht voor, en iedereen lachte om mijn accent. Ik gaf mijn presentje, dat achteloos in een hoek werd gesmeten. Na een tijdje moest ik zelf naar voren komen en bij de Sint op schoot zitten. Hij rook naar mottenballen en zweet. Hij vroeg of ik een lief meisje was geweest en ik antwoordde bibberend: jaaa, wat natuurlijk niet helemaal met de waarheid overeenkwam. Ik las mijn gedicht voor (dat ging over een maffe Française), en kreeg mijn cadeautje, dat ingepakt was in iets dat leek op poep van een heel zieke hond. Mijn klasgenoten kwamen niet meer bij toen ik door het gore spul moest wroeten om bij het presentje te komen. Wat dat was weet ik niet meer. Sindsdien haat ik Sinterklaas. Ik vind hem eng met zijn roede (gelukkig had ik me toen nog niet in de psychoanalyse verdiept en ook nog niet Gerard Reve gelezen) en met zijn zak, waarin hij stoute kindertjes stopt en naar het zuiden ontvoert. En wat bisschoppen met die kindertjes doen, dat weten we inmiddels maar al te goed. Dat heb ik toen waarschijnlijk haarscherp aangevoeld. Nee, geef mij maar die lieve Kerstman, die draagt geen mijter maar een rode muts, hij heeft geen knechten maar rendieren met geweien zo zacht als fluweel. Hij is er alleen om cadeaus uit te delen, en ik heb nog nooit gehoord dat hij een stout kind had meegenomen. En hij bestaat echt, want een paar jaar geleden heb ik hem ontmoet, vlakbij Rovaniemi in het Noorden van Finland. We spraken toen even, en hij vertrouwde mij toe dat hij ook niet zo gek is op Sinterklaas. Het was een gelukkige dag.  

[Tekst uitgesproken tijdens de Sinterklaasviering van de Werkgroep Caraïbische Letteren, Perdu, Amsterdam, 6 december 2012]

1 comment to “Ik haat Sinterklaas”

  • Zoals je al zegt in nederland viert men sinterklaas met zwarte piet en in de rest van de wereld de coca cola variant met lllipeuters.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter