“Ik ga groter werken” – Soeki Irodikromo op 6 december 1996
Vanaf maandag 28 oktober 2019 tot half januari 2020 is in het sociëteitsgedeelte van Arti et Amicitiae in Amsterdam de tentoonstelling te zien van veelal Surinaamse kunstenaars uit twee privé collecties van Arti-leden: Carl Haarnack en Myra Winter (gezamenlijke collectie met Henry Strijk). Curator is de kunstenaar Harald Schole. Aan de hand van kunstwerken uit de collectie en archiefmateriaal zal Myra Winter in de aanloop en tijdens duur van deze tentoonstellingen haar persoonlijke herinneringen en anekdotes vastleggen. Vandaag deel 5: herinneringen aan Soeki Irodikromo.
Het beeld van een opgetogen en energiek op en neer springende Soeki in een van de tentoonstellingszalen van het Cobra Museum in Amstelveen staat mij nog altijd scherp voor ogen. Daarbij gebaarde hij driftig omhoog en riep: “Ik ga groter werken”… Bij het zien van zoveel van hun werken bijeen leek zijn óude’ passie voor deze expressionistische stijl van werken en vooral het kleurgebruik weer naar boven te komen.
Soeki was in Nederland in verband met de opening van de uit Suriname afkomstige tentoonstelling: Twintig jaar beeldende kunst in Suriname, 1975-1995, samengesteld door Chandra van Binnendijk en Paul Faber. Op 15 december 1996 werd deze tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam geopend door Hans van Mierlo, minister van Buitenlandse Zaken en door Rudy Fuchs, de directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum. Eveneens uit Suriname overgekomen kunstenaars waren: Reinier Asmoredjo, Rudi Getrouw, Cliff San A Jong, Rinaldo Klas, Michael Wong Loi Sing en Erwin de Vries.
In die tijd (winter 1996/1997) was ik vrijwilligster in het Kinderatelier van het Cobra Museum en had ik het regelmatig over deze grote overzichtstentoonstelling van Surinaamse kunst waarvoor ik in Suriname het transport had voorbereid en die ik met de conservator Martijn van Nieuwenhuyzen had mogen inrichten.
Ik vertelde in ‘het Cobra’ over de deelnemende kunstenaars zoals de van oorsprong Javaanse Soeki in wiens werk elementen uit de Cobrabeweging zo evident aanwezig zijn.
Voor Soekidjan (Soeki) Irodikromo (Plantage Pieterszorg (district Commewijne), 20 juni 1945) vormt de naoorlogse kunstbeweging Cobra en het werk van de Nederlandse kunstenaars als Karel Appel en Corneille, maar ook van de Denen Asger Jorn en Carl-Hennig Pedersen, al decennia een grote inspiratiebron.
Soeki studeerde tussen 1967 tot 1972 aan de Academie voor Beeldende Kunsten Rotterdam. In Suriname had hij van 1963 tot 1967 de CCS School voor Beeldende Kunsten gevolgd en les gekregen van Nola Hatterman (Amsterdam, 1899 – Brokopondo 1984).
Na zijn opleiding in Nederland keerde hij in 1972 terug naar Suriname waar hij zijn beeldtaal, georiënteerd op thema’s uit de Javaanse traditie zou gaan combineren met de Cobra beeldtaal en elementen.
Het verhaal van Soeki en de verweving van zowel het traditionele Javaanse als het ‘vrije’uit de stijl van de Cobra in zijn werk intrigeerde het hoofd van de PR/Marketing/Educatie afdeling, van het Cobra Museum, Lieke Fijen.
Zij initieerde een ontvangst voor de uit Suriname overgekomen kunstenaars en een ontmoeting met oud wethouder voor de VVD en erevoorzitter van het Cobra Museum, Piet van der Heuvel, die een hele sterke band met Suriname bleek te hebben en ons hartelijk ontving met een speech.
De Amstelveense pers was geïnformeerd over ons bezoek en er werd een groepsfoto gemaakt die werd geplaatst in de krant. Na de ontvangst met uitgebreide rondleiding ontvingen de kunstenaars ook wee catalogi en… de groepsfoto die het museum als verrassing snel had laten afdrukken door de fotograaf.
Soeki was erg onder de indruk geraakt van de grote collectie die hij toen zag maar ook van de ruimtelijkheid en de lichtheid van het museum. Eenmaal terug in Suriname kreeg dat zijn weerslag.
Het werk Kwamalasamutu, olieverf op doek uit 2000 met de afmetingen; 1.45 x 1.45 ademt die, in het Cobra Museum, opgedane energie uit. Zijn wens om (weer) groter te werken kreeg in dit werk ook gestalte. Maar vooral opvallend is het hoe ‘leeg’ Soeki het doek durfde te laten. Hoe fris de kleuren en hoeveel wit dit werk bevat. Hij maakte het na een bezoek aan het Inheemse dorp Kwamalasamutu dat in het district Sipaliwini ligt. Hier wonen de Trio Inheemsen. Hun naam is tevens te herleiden naar een betekenis dat zoveel betekent als: ‘mensen van hier’. Voor Soeki was het ‘zoeken’ naar het oorspronkelijke; naar de oorspronkelijke bewoners van Suriname ook een zoektocht naar zich zelf en de authenticiteit in zijn werk. Het thema van een verenigd Suriname met alle verschillende etniciteiten die vredig met elkaar in Suriname leven, wilde hij in dit werk visualiseren.
Het schilderij, sierde de in 2000 uitgegeven herziene en aangevulde herdruk van Twintig jaar beeldende kunst in Suriname, 1975-1995 van Chandra van Binnendijk en Paul Faber dat verscheen bij KIT Publishers.
Om het eerste exemplaar van dit kunstboek in ontvangst te nemen op 25 november 2000 was Soeki uitgenodigd. De presentatie vond plaats in de Grote Vergaderzaal van het Koninklijk Instituut voor de Tropen die tegenwoordig de Koningin Maxima zaal heet. Deze historische en monumentale zaal heeft meer dan 450 stoelen die op die dag allemaal bezet waren. De belangstelling voor deze Srefidensi-activiteit was overweldigend.
Soeki kreeg het eerste exemplaar uit handen van medesamensteller/ auteur/ kunsthistoricus Paul Faber. Zonder een letter op papier stond Soeki daar op het podium, zo klein als hij is zo krachtig en groots waren zijn woorden: ‘bedankt Myra en Henry’. Dit viel ons ten deel omdat wij deze herdruk niet alleen hadden geïnitieerd maar ook ons hadden ingezet voor de realisatie hiervan samen met Ron Smit van KIT Publishers.
Na afloop was er de receptie in de Marmeren Hal, daar zat Soeki urenlang met veel liefde en toewijding te signeren; voor een ieder een opdrachtje met tekening.
Het werk Kwamalasamutu zal helaas niet te zien zijn in de tentoonstelling: Brasa mi ori-Groet me met… in Arti et Amicitiae. Het heeft een aantal jaren prominent gehangen bij de Vereniging Ons Suriname (opgericht in 1919) en gevestigd op de Zeeburgerdijk in Amsterdam. Velen zullen het zich wellicht van daar nog herinneren.
Een cirkel met tekeningen…
In het voorjaar van 1997 was ik weer in Suriname om de kunstwerken die te zien waren geweest in het Stedelijk Museum, retour te brengen naar de bruikleengevers. Op 4 mei 1997 organiseerden Erwin en Lilian de Vries bij hen thuis een feestje om me bedanken voor mijn inzet om de tentoonstelling in het Stedelijk tot een succes te maken en te vieren dat alle uitgeleende kunstwerken weer goed en wel ‘thuis’ waren.
Toen ik het huis, schitterend gelegen aan de Surinamerivier en naast de residentie van de Ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden, binnentrad lagen er 19 op A4 formaat gemaakte kunstwerkjes in een grote cirkel op de grond. Hieronder één niet in ‘beeldende taal maar in de vorm van een gedichtje’. Godeke van Heemstra-Donner, de vrouw van de toenmalige ambassadeur van Nederland, had gekozen voor een gedicht van Emily Dickinson. Die ze had op geschreven – in sierlijke letters in plaats van een tekening.
Erwin bleek eerder die avond in zijn atelier/studio, een tafel te hebben ingericht met teken en schildermaterialen en ook een paar snapshots die hij van mij had gemaakt. Een aantal van de uitgenodigde kunstenaars hadden aan de hand daarvan een portretje van mij gemaakt (aanwezige waren Lilian Abegg-de Vries, Ron Flu, Rudi Getrouw, Stanny Handigman, Anita Hartmann, Soeki Irodikromo, Rinaldo Klas, Ruben Karsters, George Ramjiawansingh, Wilgo Vijfhoven en Erwin de Vries zelf).
Er waren apinti-spelers die ons aanzetten tot dansen. Een voor een daagden de kunstenaar mij uit om te dansen in de cirkel van tekeningen zo ook Soeki. Dat moment is vast gelegd door de kunstenares Anita Hartmann. Ik nog sigaartjes rokend.
De avond vorderde en wij eindigden met het hele gezelschap op de pier achter het huis van Erwin aan de Surinamerivier. Daar laaide een oude, met regelmaat terugkerende, discussie op over de noodzaak van een museum voor hedendaagse / moderne kunst in Suriname. En hoe dat museum te realiseren. Waar te beginnen… Een plek zoeken en dan? De kunstenaar Ron Flu, van huis uit architect o.a. van zijn eigen huis en dat van Erwin, bood aan om het ontwerp hiervoor te maken en Erwin riep uit: “Geen grond dan hier in de rivier.” Het gedroomde museum is er helaas – tot op de dag van vandaag – niet gekomen.
Uit die 19 werkjes zullen er in de tentoonstelling Brasa mi ori-Groet me met… in Arti et Amicitiae, twee te zien zijn: de tekening van Erwin de Vries, een liggend naakt en…?
Op 17 september 2019 had ik met Sri, de dochter van Soeki afgesproken in Arti et Amicitiae. Zij was de dag ervoor in Nederland aangekomen vanuit Suriname.
Sri is net als haar vader, kunstenaar. Zij studeerde in 1994 af aan het Nola Hatterman Instituut in Paramaribo. Vertrok in 1995 naar Nederland waar zij studeerde aan de Vrije Academie in Den Haag waar ze zich toelegde op grafische technieken. Zij is in 2005 geremigreerd naar Suriname. Tijdens haar studie in Den Haag bleef zij wel deelnemen aan de NK (Nationale Kunstbeurs) in Suriname.
Ze geeft batiklessen aan de Soeki Irodikromo Volksschool voor Kunst en Cultuur in Paramaribo. Deze school, die door Soeki in maart 2008 werd opgericht, is gevestigd op het terrein van Sana Buduya, het Javaans Cultureel Centrum. Met grote regelmaat exposeert Sri bij Readytex Art Gallery in Paramaribo.
Bij onze ontmoeting kon ik haar de net verschenen nieuwsbrief van Arti et Amicitiae overhandigen met hierin de aankondiging van de tentoonstelling: Brasa mi ori-groet me met… Tot haar verrassing ziet zij dat als beeldmerk is gekozen voor een tekening van haar vader, namelijk …, een van de 19 werkjes die op 4 mei 1997 voor mij waren gemaakt in het huis van Erwin de Vries.
Van zowel vader als dochter is er werk te zien in Brasa mi ori-Groet me met…
Met dank aan: Readytex Art Gallery in Paramaribo.
Vorige delen: klik hier voor deel 1 van deze serie, hier voor deel 2, hier voor deel 3, hier voor deel 4 en hier voor nummer 6 van deze reeks.