blog | werkgroep caraïbische letteren

Ideologische taal is onmogelijk probleem voor historici

door Arie Wilschut
Terecht wijst Stephan Sanders er in zijn column (Slaafgemaakt, 31/5) op dat degenen die nog ‘slaaf’ zeggen in plaats van ‘slaafgemaakte’ langzamerhand worden opgevat als lieden die slavernij vergoelijken en bagatelliseren. Dat taal zo ideologisch wordt gekleurd, is niet alleen betreurenswaardig, maar voor iemand die schoolboeken schrijft voor geschiedenis, zoals ondergetekende, ook een enorm dilemma en blok aan het been.

Een openbare verkoping van een in slavernij gehouden vrouw en haar twee kinderen in Suriname, 1839. Tekenaar onbekend.Beeld Illustratie Nationaal Archief

Er is uiteraard geen zinnig mens die slavernij zou willen vergoelijken of bagatelliseren. En het wemelt in de geschiedenis van de mensen die iets waren waarvan je niet kunt zeggen dat ze zo waren geboren. Als je kiest voor ‘slaafgemaakten’, zou je ook moeten schrijven over horigegemaakten, edelgemaakten, soldaatgemaakten (in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog), proletariërgemaakten, enzovoort. De mensen die ‘slaafgemaakten’ hebben bedacht, zadelen degenen die zich professioneel met geschiedenis bezighouden op met een onmogelijk probleem. Nog los van het feit dat je bij geschiedenis niet moet beschrijven hoe het vanuit een hedendaags gezichtspunt ‘had behoren te zijn’, maar ‘hoe het was’. Het is heel jammer dat ook experts van het Rijksmuseum nu in deze val gelopen zijn, waardoor alles nog weer ingewikkelder is geworden voor professionele historici.

Ontleend aan website NRC, 2 juni 2021.

Discussie is complexer
door Karwan Fatah-Black

Slavernij is zelden maatschappelijk geaccepteerd geweest, zoals mensen suggereren die bezwaar maken tegen het woord ‘slaafgemaakt’. Slavenhouders keken altijd besmuikt weg bij de mensenroof die ten grondslag lag aan hun bezit. Liever geloofden ze dat hun positie natuurlijk was: „Sommigen zijn vrij, anderen zijn van nature slaaf”, aldus Aristoteles. Ottomaanse slavenhouders geloofden graag dat hun slaven legitiem tot slaven waren gemaakt buiten de dar-al-islam. Ook Europeanen deden voorkomen dat zij slechts deelnamen aan een legitieme handelsactiviteit. Die wens tot afstand tussen slaven maken en houden zien we nu nog: „van deportatie was geen sprake, voor iedere slaaf werd betaald”, schreven twee historici onlangs in de Volkskrant. Ook het idee dat mensen als slaven geboren kunnen worden is verhullend. De Romeinse rechtsregel partus sequitur ventrem regelt dat geboren vee eigendom is van de eigenaar van het moederdier. Echter, niet alle slavensamenlevingen hanteerden rechtsregels bestemd voor vee ook voor slaafgemaakte mensen. Dit was een keuze die met geweld gehandhaafd werd. Het diachrone begrip ‘slaaf’ is zelden geschikt om de complexe historische werkelijkheid te vangen. Het begrip ‘slaafgemaakten’ of ‘tot slaaf gemaakten’ doet meer recht aan die werkelijkheid, al is het niet ideaal. Het geeft immers geen uitdrukking aan de permanent uitgeoefende dwang. Stephan Sanders (Slaafgemaakt, 31/5) en Arie Wilschut (Ideologische taal is onmogelijk probleem voor historici, 2/6) kappen het gesprek over complexiteit af door het te reduceren tot een kwestie van goed en fout. Dat helpt niet het historisch inzicht te vergroten.

Ontleend aan website NRC, 4 juni 2021.

Europeanen verhandeld op Noord-Afrikaanse slavenmarkt / Prent in bezit van Rijksmuseum

Geen achterafperspectief
door Arie Wilschut

De reactie van Karwan Fatah-Black (Brieven: Discussie is complexer, 4/6) op mijn brief (Ideologische taal is onmogelijk probleem voor historici, 2/6) laat zien wat het probleem is met het gebruik van het woord ‘slaafgemaakten’. Hij gaat ervan uit dat ik, als ik ‘slaaf’ zou willen gebruiken, mij op het standpunt stel van degenen die zeggen dat slavernij vroeger een maatschappelijk geaccepteerd fenomeen was – daarmee het verschijnsel vergoelijkend en relativerend. Ik schreef dat „geen zinnig mens […] slavernij zou willen vergoelijken of bagatelliseren”. Dat staat in mijn ogen los van het woordgebruik.

Dat wij nu anders denken over slaven dan mensen in vroegere tijden, spreekt vanzelf. Zulk woordgebruik creëert een probleem voor de geschiedschrijving in het algemeen. Daarop gaat Fatah-Black niet in, want zijn enige onderwerp is het slavernijverleden. Dat soldaten in de Eerste Wereldoorlog er ook niet voor kozen om als kanonnenvoer te worden afgemaakt (‘soldaatgemaakten’), dat wij het nu niet meer eens zijn met middeleeuwers die bepaalde mensen als heiligen beschouwden (‘heiligengemaakten’) – daar hebben de slavernijspecialisten geen boodschap aan. De schoolboekenschrijver, zoals ik, kan barsten als hij dan in problemen komt met andere tijdperken. Het ideologische woordgebruik is er niet om ‘recht te doen’ aan de historische werkelijkheid, zoals Fatah-Black beweert, maar om die werkelijkheid vanuit een achterafperspectief te corrigeren. Dat hoor je als academicus aan de Leidse universiteit niet te doen.

ontleend aan website NRC, 9 juni 2021.


Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter