blog | werkgroep caraïbische letteren

Houten stad Paramaribo volgens Unesco te vervallen – Frits Wols

Te veel van de karakteristieke houten gebouwen in de historische binnenstad van Paramaribo zijn in vervallen staat. De cultuurorganisatie van de VN, Unesco, dreigt de binnenstad daarom van de Werelderfgoedlijst af te halen.    

De toerismesector van Suriname waarschuwt de eigen overheid voor de gevolgen. Volgens Ernie de Vries, voorzitter van de Tourism Union Of the Republic of Suriname (TOURS), is het voor het toerisme van groot belang dat de binnenstad uit de koloniale tijd op de Werelderfgoedlijst blijft staan. Suriname heeft verder geen internationaal bekende gebouwen van allure waar toeristen op afkomen, aldus de voorzitter.    

Toren van Pisa

”Wij hebben in Suriname geen toren van Pisa of een Vrijheidsbeeld of andere interessante zaken op het gebied van erfgoed. En die gaan we ook niet krijgen ook. Daarom is die Unesco-status zo belangrijk. Het wekt positieve gevoelens bij de toeristen’’, licht De Vries toe. De Surinaamse overheid heeft van de Unesco twee maanden de tijd gekregen om een aantal aanbevelingen van uit te voeren. Volgens Stanley Sidoel, directeur Cultuur van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, zal Suriname er alles aan doen om de status te behouden. ”We hebben nota genomen van de aanbevelingen en we gaan er serieus mee om. Dat hebben we ook aan het Unesco Werelderfgoedcomité laten weten’’, aldus Sidoel.

[van Nu.nl, 5 november 2013]


De historische binnenstad

door Frits Wols  

Onze binnenstad is al enkele jaren door de UNESCO opgenomen op de werelderfgoed lijst. Wij hebben dus de eer als een van de weinige Zuidamerikaanse landen door de hele wereld te zijn erkend als een unieke culturele bezienswaardigheid. Vele landen proberen al jaren in aanmerking te komen voor deze eer en de meeste is het niet gelukt. De UNESCO, de VN-organisatie voor Onderwijs, Wetenschappen, Cultuur en Communicatie vertegenwoordigt wereldwijd wetenschappers op elk van deze gebieden en is een gerespecteerd orgaan waarvan de leden tweejaarlijks bij elkaar komen op de Algemene Ledenvergadering in Parijs. Daar wordt gedebatteerd over allerhande zaken. In ons geval over de ontwikkeling van de culturele rijkdommen van de mensheid.      

Sommige overheden en organisaties menen vaak dat een cultureel object in hun land in aanmerking dient te komen voor plaatsing op de werelderfgoedlijst omdat ze beseffen wat de waarde hiervan is. Een enkele keer lukt het hen via zwaar lobbywerk lidlanden te bewegen hun zaak te ondersteunen en kunnen de eerste stappen gezet worden tot het indienen van een aanvraag. Het is een moeizame weg die gevolgd moet worden en Suriname is er in geslaagd als een van de gelukkige Zuidamerikaanse landen  een plaats te veroveren op deze lijst.  

Er zijn vele voordelen verbonden aan de plaatsing op de lijst. De hele wereld schijnt plotseling te ontdekken dat er een Suriname bestaat met een unieke binnenstad. Niet alleen cultuurliefhebbers komen erop af, ook gewone toeristen die uit nieuwsgierigheid het ticket naar Suriname betalen. Maar daarvoor moet er natuurlijk wat promotiewerk geschieden wat onder andere aan onze diplomaten is toevertrouwd.  

Als we nu enkele jaren verder zijn en de binnenstad een fraaier aangezicht menen te moeten geven door veranderingen aan te brengen die appelleren aan de smaak van de overheid, merken wij dat de UNESCO deze veranderingen niet erg apprecieert. Onder andere zou er geen toestemming gevraagd zijn aan deze organisatie. En alsof het nog niet genoeg is, komt er een rapport over de staat van de binnenstad (lees: de oude historische panden) dat niet erg vlijend is. Wij worden bovendien herinnerd aan de criteria waaraan voldaan moest worden toen wij de aanvraag indienden. Gevolg: Ons land loopt het gevaar van de werelderfgoedlijst te worden afgevoerd. Op zich is dit voor de gewone man van de straat geen probleem. Wij hebben immers “ons ding” en als we geen geld hebben om de panden te verwennen met een reparatie hier en een kleurtje daar dan is het ons probleem en dan moeten anderen zich niet te veel mee inlaten.    

De andere kant van de medaille is dat wij niet genoeg beseffen wat het betekent een object uit ons land te zien veranderen in een stuk bezit niet alleen van ons maar van de hele wereld. Wij moeten het object zien als een geestelijke die zodra hij gewijd is geen familie meer heeft: zijn familie is de hele kerkgemeenschap die aan zijn zorg is toevertrouwd. Het klinkt allemaal zo dramatisch en emotioneel maar wat ik probeer te doen is  de gemeenschap te wijzen op de plicht die nu op onze schouders rust, nu wij behoren tot de groep uitverkorenen die deel uitmaakt van een wereldschat die wij hebben geërfd van onze voorouders hetzij de koloniale heersers hetzij van de donkergekleurde mens uit o.a. Afrika.   Ik doe een hartstochtelijk beroep op de eigenaren van de verwaarloosde panden in de binnenstad alsook op de overheid  en betrokken organisaties om alles in het werk te stellen deze culturele rijkdom te behouden en te onderhouden volgens de richtlijnen van de cultuurkenners en cultuurliefhebbers over de gehele wereld. Laten wij het nageslacht niet opgescheept laten zitten met de “hebi” dat wij een unieke plaats in de wereld hebben verloren door onverschilligheid of koppigheid.    

[van de site van Schrijversgroep ’77; spelfouten verbeterd]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter