blog | werkgroep caraïbische letteren

Honderd jaar Arubaans toneel (7)

In een serie afleveringen publiceert CU een geschiedenis van het Arubaanse toneel in de twintigste eeuw, geschreven door Wim Rutgers.

Santa Teresita, San Nicolas

Vanaf de jaren vijftig verplaatste het parochietoneel zich van Savaneta naar Santa Cruz, San Nicolas en Oranjestad, zoals de pastorale verenigingen Grupo Artistico di Santa Cruz, het Centro Apostolico Arubano in Santa Cruz, de St. Jansgezellen in San Nicolas en Juventud Cristian in Oranjestad, allemaal verenigingen die geen specifieke toneelverenigingen waren, maar sociaal-apostolische groepen die toneel gebruikten voor didactisch moraliserende doeleinden en fondswerving voor hun pastoraal werk, met stukken als Golgotha en Un soño di Pascu van Hubert Booi, Asina sa biba en Bo felecidad ta serca mi door Ernesto Rosenstand.

Missionair parochietoneel in Santa Cruz, San Nicolas en Oranjestad

Het onderwijs van paters en fraters heeft zich altijd uitgestrekt tot buiten de school, waar ze door middel van talrijke clubs voor nuttige ontspanning voor jongeren zorgden, ook door middel van het toneel. Enkele terugblikken geven een goed beeld van wat er allemaal voor de katholieke jeugd gedaan werd. Van de Fraters van Tilburg werd de St. Michaël Harmonie (De Banda) overgenomen. Enige jaren later kreeg die nog een zusterafdeling op San Nicolas: de St. Jan-Fanfare. Al spoedig werd in Oranjestad de ‘St. Thomas-Boys’ opgericht. Met voetbal en baseball bereikten ze veel successen. In 1948 zag op Santa Cruz de St. Josephbond het levenslicht. Allerlei binnensporten werden er beoefend en natuurlijk ook voetbal onder de naam Estrella. Met feria’s en steun van de Lago kon een prachtig eigen clubgebouw worden neergezet wat meteen ook uitbreiding van de activiteiten met zich meebracht, zoals muziek: ‘Estrella’s Musical’ en toneel. Bijna gelijktijdig verrees op San Nicolas de Don Bosco-club. Ook hier kon een mooi clubgebouw worden gerealiseerd. Don Bosco sprak een woordje mee in sporten als tafeltennis, basketbal en volleybal. Jaren later kreeg Don Bosco er een meer geestelijk gerichte afdeling bij, de St. Jansknapen.

Fraters in een grot op Aruba. Foto Stadsmuseum Tilburg

De Grupo Artistico van de St. Jozefbond in Santa Cruz

De parochiale jongerengroep St. Jozefbond werd op 1 september 1948 door frère Fredericus opgericht, waarvan echter niet meer dan drie opvoeringen te achterhalen bleken, een detectivestuk Venganza di un Dios falso (1950) en twee keer een gevarieerde revue, Koí kens (1956) en Nos cu nos, waarin onder meer een operette werd opgevoerd (1958). Die laatste twee voorstellingen betroffen een repertoire met een overwegend seculier karakter, dat niet direct gericht was op missionering maar eerder op ontspanning en vermaak van een publiek dat uit jongeren en volwassen toeschouwers bestond. 

Hubert Booi

Centro Apostolico Arubano

Het doel van het Centro Apostolico Arubano was apostolaat werk te verrichten, waarvoor de benodigde geldmiddelen voornamelijk werden verkregen met het opvoeren van toneelstukken. De leden van het centrum waren meest in Nederland afgestudeerde gerepatrieerde onderwijzers en onderwijzeressen die door middel van discussie en acties de culturele bewustwording wilden stimuleren. Het bestuur van het Centro Apostolico Arubano werd gevormd door Dominico Tromp – voorzitter, Betsy Orman, Jada Croes en Oslin Boekhoudt, onder wie de verschillende bestuursfuncties onderling verdeeld werden. Actieve leden waren Hubert Booi en Ernesto Rosenstand.

De groep bracht moraliserend-religieus toneel, waarvan Hubert Booi, Golgotha (1956) wel het bekendst gebleven stuk is, mede omdat het in druk verscheen in de Antilliaanse Cahiers (1967) en later nogmaals werd opgenomen in E flamingo di Aruba (2006).

Het wonder van de hut (1956) was een kerstspel, dat door de St. Tarcisiusschool werd opgevoerd in samenwerking met het Centro Apostolico Arubano, onder leiding van Pater Copray en Oslin Boekhoudt, en het meisjeskoortje Maria Goretti van Dakota onder leiding van Ria Kroot. Het stuk werd behalve door de ouders ook door ‘tal van frères, onderwijzers en de Z.E. Pastoor Burgemeester met zijn Kapelaans met de grootste aandacht gevolgd.’

 

Oslin Boekhoudt

Toen op 22 september 1957 pastoor Weenink zijn zilveren professiefeest vierde in Santa Cruz, werd er de vederlichte toneelklucht Ketty ‘n sa ganja nunca gepresenteerd. Het is wel interessant te zien wie er optraden. In de hoofdrollen zagen wij Nena Vrolijk, Maiky Croes, Sim Frank, Many Croes, in de bijrollen Robert Henriquez met een dubbelrol, Johanna Vries, Joseph Maduro, Catrientji Geerman en Ia Werleman. Onder de toeschouwers die de zaal tot de laatste plaats vulden, bevonden zich de gehele Arubaanse geestelijkheid, en vele soeurs en frères.

Scène uit het door Centro Apostolico Arubano
met grote devotie gebrachte kerstspel.

De St. Jansknapen in San Nicolas

De jeugdgroep Sint Jansknapen – als onderdeel van de Don Bosco Club – werd op 2 februari 1955 opgericht door frère Inocentius, met het doel om aan de schoolgaande, mannelijke jeugd van Sint Nicolas, “een kans te bieden om zich onder goede leiding en in passend milieu voor te bereiden op het leven als degelijke katholieke leden van de Antilliaanse gemeenschap.”

In verband met de viering van het eerste lustrum van de Don Bosco Club in 1958 – de jeugdgroep telde toen zo’n 170 leden –  trad de groep, onder leiding en regie van H.E. Maduro op met Nos lucha, een in het Papiaments vertaald moraliserend stuk.

“Nos Lucha is een symbolisch stuk en beeldt de strijd uit in een jongensasiel. Men ziet de hebzucht, de zucht naar genot en de hoogmoed naar voren treden, de verleiding die uitgaat van slechte vrienden. Aanvankelijk lijkt het dat de slecht invloeden zullen winnen, maar tenslotte overwint toch het goede. De strijd die de jongens op het toneel uitbeelden is uit het leven gegrepen. Het is dan ook ‘onze strijd’, Nos Lucha.”

De Juventud Cristian

Ito Tromp

De Juventud Cristian werd op 16 september 1956, onder leiding van pater Copray opgericht, met de bestuursleden Ito Tromp en Yvonne Tromp, met het doel ‘de bevordering van godsdienstig, cultureel en sociaal leven’. Hoewel het toneel niet meer dan een klein onderdeel vormde van de activiteiten blijkt uit de gegevens die bewaard bleven, dat de groep zich volledig bewoog in de traditie van het parochietoneel. Zo bracht de groep in 1959 een passiespel, waarover weinig bekend is en een jaar later het blijspel Nos legion semper lo triunfa dat in verschillende parochies werd opgevoerd.

Toen de groep in 1961 een excursie naar Bonaire maakte, werd opgetreden met een gevarieerde show, Nochi Arubano, met zang, dans, declamatie en een aantal korte toneelstukjes, zoals Judocus, e porco di San Antonio. De spelers van dat stuk waren Boy Escalona, Raymundo Vrolijk, Rolin Croes en Janny Hoevertsz. El diablo suelto y Dahlia werd gespeeld door Juliette de Cuba, Chido Quilotte, Bernice Griffith, Fichi Lacle, Agatha Erasmus en Ito Tromp. Het stuk Zumbinan werd gespeeld door Fichi Lacle, Janny Hoevertsz en Chido Quilotte. Un milagro werd gespeeld door Chido Quilotte, Ito Tromp, Fichi Lacle en Dionisius Mathilda. Con diabel a worde dera werd gespeeld door Dionisio Mathilda, Chido Quilotte, Nestor Croes, Chicho Erasmus, Raymundo Vrolijk, Donny Henriquez, Antonio Leo, Fichi Lacle, Janny Hoevertsz en Aura Ras.

In december 1977 werd de vereniging opgeheven. Het verging ook Juventud Cristian als andere groepen in die tijd dat de animo zo snel terugliep dat het geen zin meer had de vereniging voort te zetten.

E pascoa di mas bunita

De zoektocht naar de toneelgeschiedenis van Aruba leidt wegens gebrek aan gegevens nogal eens tot teleurstelling, maar soms ook tot verrassende vondsten.

E pascoa di mas bunita speelt in de Korea oorlog

Een merkwaardig voorbeeld van parochietoneel is een bewaard gebleven toneeltekst die waarschijnlijk nooit werd opgevoerd, E pascoa di mas bunita, een eenakter van slechts acht pagina’s typoscript in het Papiaments met een uitvoerige inleiding over Korea dat in oorlog is, met alle narigheid van ‘verwoesting, ziekte, honger, armoede, droefenis en ellende’ van dien, waarschijnlijk de Korea-oorlog van de jaren vijftig. Het is een toneelstuk dat helemaal past in de thematiek van traditionele kerstverhalen. Vier dakloze kinderen van 11, 8, 7 en 5 jaar oud, zijn door hun moeder Oelat in de steek gelaten. De waarschijnlijke vader is een militair die naar de VS teruggegaan is en vrouw en kinderen onverzorgd heeft achtergelaten. De kinderen leven nu op straat en slapen onder een brug. Het is kerstavond en dankzij enkele goedwillende mensen komt er hulp opdagen. Het stuk is kennelijk letterlijk vertaald, maar in het typoscript zien we kleine veranderingen die aan de lokale situatie werden aangepast. Zo werd de Amerikaanse soldaat een Italiaan en het slapen onder een brug werd vervangen door het onderdak in grote kartonnen dozen, als plaats van handeling werd Savaneta genoemd, een dialoog over de kerstman wordt overgeslagen, maar de kerstgedachte komt wel uitvoerig aan de orde waarbij gezamenlijk een kerstlied gezongen werd. Ze vierden het kerstfeest in een militaire kazerne. Het stuk is een gedramatiseerd kerstvertelling met een moraliserende en missionerende boodschap.

Varen op het Rifwater. Datum onbekend.
(Stadsmuseum Tilburg.)

Populair

Waar het literaire leven in poëzie en proza in de jaren dertig tot en met vijftig nog nauwelijks van de grond kwam en er nog maar mondjesmaat gepubliceerd werd, was er al toneel voor en door jongeren en volwassenen, dat grote aantallen bezoekers trok. Niet alleen of zelfs niet eens voornamelijk in Oranjestad, maar juist in de districten. Dat maakte de geboden presentaties laagdrempelig voor een groot publiek dat genoot van stukken met een eenvoudige missionerende en moraliserende thematiek. Dit toneel stond dicht bij het publiek en was afkomstig uit de bevolking zélf waarvan de acteurs in katholiek clubverband harmonisch deel uitmaakten.

De organisatie van het parochietoneel was in de handen van de missie, die zich inzette voor de eilandelijke jeugd. Kerk en school werkten daarbij nauw samen. Toneel had een vormend karakter als voorbereiding op een actief leven in katholieke kring en diende zo als kadervorming voor een latere generatie van leiders. Nergens vinden we overigens enig voorbeeld van toneel vanuit protestantse hoek.

De pastorale groepen beperkten zich vooral tot religieus-moraliserende onderwerpen en thema’s rond de christelijke feestdagen als Kerst en Pasen. De toneeltaal die voor de Tweede Wereldoorlog ook nog in het Nederlands was, beperkte zich in de jaren daarna helemaal tot het Papiaments. Waar de jeugd in de school zich het Nederlands eigen moest maken, kreeg ze in de vrije tijd de volle gelegenheid de eigen moedertaal te gebruiken als expressiemiddel voor zichzelf en communicatiemiddel naar de gemeenschap toe.  Zo diende het parochietoneel twee doelen: de toe-eigening van een literaire traditie voor de eigen ontwikkeling én de ontwikkeling van de moedertaal omdat deze stukken consequent gebracht werden in het Papiaments.

(Een versie van dit artikel verscheen eerder in het Antilliaans Dagblad op 6 december 2018)

Delen van deze reeks, klik hier: deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5 en deel 6.

Wordt vervolgd

4 Trackbacks/Pings

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter