Honderd jaar Arubaans toneel (2)
In een serie afleveringen publiceert CU een geschiedenis van het Arubaanse toneel in de twintigste eeuw, geschreven door Wim Rutgers.
Het vroegste toneel op Aruba was in het Nederlands, Spaans en Papiaments (deel I)
De toneelgeschiedenis begon op Aruba een eeuw later dan op Curaçao. Waar Curaçao al in het begin van de 19e eeuw in joodse kringen zijn eerste toneelgroepen had, duurde het op Aruba tot het begin van de 20e eeuw eer er van enig toneelspel in georganiseerd verband sprake was. De oudste mij bekende toneelopvoering op Bonaire dateert van 1893.
Er was aan het begin van de 20e eeuw op Aruba sprake van min of meer geïnstitutionaliseerd toneel door enkele tot het spelen van toneel specifiek opgerichte groepen, zowel binnen als buiten schoolverband, zo wel van jongeren als volwassenen. Al vanaf het prille begin was de toneelliteratuur drietalig Nederlands, Spaans en Papiaments, welke meertaligheid in feite een gevolg was van een drievoudige culturele oriëntatie: het openbaar onderwijs en een kleine eilandelijk elitegroep verinnerlijkte het Nederlands, het katholiek onderwijs richtte zich in zijn culturele uitingen op het Papiaments, terwijl het Spaans een belangrijke rol vervulde als taal van cultuur bij weer een ander deel van de bevolking dat ook tot de elite behoorde.
De toneelgeschiedenis van Aruba begon in het openbaar onderwijs. In zijn memoires Buiten de schaduw van de gouverneurs (1971) vertelde W.F.M. Lampe hoe in het begin van de 20e eeuw de onderwijzer J.H.P. Schrils in het Openbare Schoolgebouw, dat later de Julianaschool genoemd zou worden, een toneelvereniging voor de oudere leerlingen oprichtte. Die vereniging werd later door A.E. Goilo, die vanaf 1910 op Aruba werkzaam was, voortgezet onder de naam ‘Prinses Juliana’ en had met zijn twintigtal jonge spelers een meer dan incidenteel karakter. Het is in elk geval bekend dat de groep in 1911 twee toneelstukken met succes opvoerde. De jonge Wem Lampe was een van de spelers. De opvoeringen werden in het schoolgebouw zelf gegeven. “Na enkele goed geslaagde uitvoeringen is de vereniging rustend geworden en liet niets meer van zich horen,” aldus Wem Lampe.
De Arubaanse toneelgeschiedenis begon in een tijd van schaarste en armoede voor velen en daartegenover een redelijk economisch bestaan voor een kleine elite op het eiland. Aan het begin van de 20e eeuw telde Aruba nog geen tienduizend inwoners. Er was wisselende werkgelegenheid in de goudwinning, bij de fosfaatmaatschappij of in de aloëcultuur. In tijden van droogte trokken velen als arbeidsmigranten weg van het eiland naar Venezuela, Colombia, Cuba en Suriname. Het klimaat, droogte en regenval bepaalden de migratie. Ook ging de Eerste Wereldoorlog niet zonder problemen aan het eiland voorbij. Het Nederlandse Tweede Kamerlid H. van Kol beschreef als vertegenwoordiger van de in de Nederlands koloniale politiek die jaren populair geworden ‘ethische richting’ de toestand als Een noodlijdende kolonie (1904) en pleitte voor hulp uit Nederland voor de mensen in armoede.
“toch werd er niet geklaagd, men moest hun naar hun grieven vragen; zij berustten in hun harde lot, want dat er in verre landen menschen woonden, in staat en bereid hun hulp te verleenen in hun nooden, ging hun begrip te boven; zij wilden het harde lot dragen zonder zelfs op verbetering te durven hopen … Zou het geen tijd zijn dit wantrouwen te logenstraffen?”
Toch zien we juist al in deze tijd enige vorm van toneelcultuur, maar die werd bepaald door en bleef beperkt tot de eilandelijke elite. Het oudste ons overgeleverde toneel op Aruba was in het Nederlands en Spaans, waaruit tevens tweeërlei culturele oriëntatie spreekt. Op basis van tot nu toe bekende documenten kunnen we afleiden dat het prille begin van het toneelleven op Aruba uit het begin van de 20e eeuw dateert. Er zullen in die dagen meer activiteiten zijn geweest dan er overgeleverd zijn, maar de schaarse gegevens verschaffen toch een blik in wát er was en hóe het er aan toeging op dergelijke culturele avonden, die door de eilandelijke elite druk bezocht werden. Inhoudelijk illustreren de programma’s een vernederlandsing van het eiland die niet van buitenaf opgelegd lijkt, maar die door de vooraanstaande eilandelijke gemeenschap ook innerlijk beleefd werd, terwijl een ander bevolkingsdeel in culturele zin traditioneel Spaans gericht was en bleef. De missie zette zich buiten schoolverband in voor het Papiaments.
Nederlands
Het vroegste toneel, daterend van 1907, op Aruba dat van het openbaar onderwijs uitging, was in het Nederlands. De opvoering van een toneelstuk was een onderdeel van een heel gevarieerd programma, een soirée littéraire et musicale, volgens de mode van die tijd, zoals die ook op Curaçao al enkele decennia lang gebruikelijk was.
“Op aanstichting van den heer J.H.P. Schrils, onderwijzer aan de openbare school alhier, werd in April d.j. eene uitvoering in het schoolgebouw gegeven, die voorzeker als welgeslaagd beschouwd moet worden.
Het doel was de liefde voor de Hollandsche taal bij het volk op te wekken en tevens een gezellig avondje te hebben, hetgeen ongetwijfeld gelukt is. Daartoe verleenden volgaarne hun medewerking de heeren L.J.M. Henriquez, J.B. Arends, J.W.F. Peiliker, M.F. Arends en H.E. Lampe, alsmede de jongeheer G. Croes en eenige kinderen van de openbare school. Op de avond van de uitvoering moest het verkoopen van ‘toegangs-biljetten’ gestaakt worden, daar het vrij ruime schoollokaal stampvol was.”
De avond werd geopend met een instrumentale uitvoering van viool en fluit met pianobegeleiding, waarna onderwijzer Schrils een openingswoord sprak. Daarna zong een kinderkoor, onder leiding van H.E. Lampe, eenige Hollandsche liederen en droeg de jongeheer G. Croes ‘Een fortuinzoeker’ voor. Daarna werd er het blijspel Afgeleerd opgevoerd, door een achttal jongens en meisjes van de openbare school. Na twintig minuten pauze met muziek droeg de onderwijzer Schrils een alleenspraak voor, waarna een ander blijspel, De gewaande Baron, volgde.
Crispyn, bedrieger of de gewaande baron (1705) was een blijspel van de bekende Amsterdamse dramaturg van talrijke kluchten en blijspelen Hendrik van Halmael (1654-1718), maar het is me niet gelukt te achterhalen of het specifiek dit stuk was dat gespeeld werd. Met 64 pagina’s tekst lijkt het stuk ook te omvangrijk voor slechts een deel van de avond.
Dat zo’n bonte avond inderdaad ‘bont’ genoemd kan worden bleek wel uit het verslag dat meldde dat er ook nog ‘eenige stangoefeningen, onder leiding van den heer J.W.F. Peiliker’ gehouden werden. Deze gymnastische presentatie viel ‘zoozeer in den smaak van het publiek, dat dit erop aandrong, dat ze herhaald zouden worden, hetgeen ook gebeurde. Al hoewel bij deze stangoefeningen het oor niet gestreeld werd, daar zelfs de commando’s met zekere teekenen gegeven werden, deden de Hollandsche driekleur, die op de borst van elk der twaalf deelnemers prijkte, alsmede de oranjesjerpen om hunne lendenen, de toeschouwers met liefde denken aan dat land van Rembrandt en De Ruijter, van Vondel en De Witt, en aan dat glorierijk Huis, waarvan onze beminde Koningin thans de eenige afstammelinge is. Nadat de heer Schrils in welgepaste woorden aan het publiek zijnen dank betuigd voor de betoonde belangstelling en zijne tevredenheid te kennen gegeven had voor den grooten bijval der zaak, met belofte de Arubasche samenleving spoedig weer een aangenamen avond te zullen verschaffen, heeft de heer C.H. Eman, als voorzitter van onze afdeeling, ‘t zijn plicht geacht den heer Schrils namens het Verbond te bedanken voor de vele moeiten, die hij zich getroost heeft om het doel van het Verbond te helpen bevorderen en onze kleine maatschappij eenige genotvolle oogenblikken te bezorgen, aldus L.C. Kwartsz.” (Neerlandia. Jaargang 11, p. 135, 1907).
Uit dit verslag uit het begin van de 20e eeuw blijkt helder hoe de rol van het onderwijs ook buiten de reguliere lessen helemaal op de verbreiding van de Nederlandse taal en cultuur gericht was. Leraren en leerlingen in het openbaar onderwijs waren de pioniers van het Arubaanse toneel, een gegeven dat het begin was van wat een lange traditie zou worden in de lokale toneelgeschiedenis. Toneel en onderwijs bleven lange tijd onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat toneel was aanvankelijk in het Nederlands, zoals het onderwijs aan de openbare school in het Nederlands was. Maar al snel kreeg het Papiaments een belangrijker plaats, met name via het bijzonder onderwijs door de missie.
[Een eerdere versie van dit artikel verscheen eerder in het Antilliaans Dagblad op 2 augustus 2018.]
Lees hier deel 1 van deze reeks.