blog | werkgroep caraïbische letteren

Honderd jaar Arubaans toneel (18)

In een serie afleveringen publiceert CU een geschiedenis van het Arubaanse toneel in de twintigste eeuw, geschreven door Wim Rutgers.

Burny Every (links vooraan) in Nederland

Burny Every en de Grupo Teatral Arubiano

Burny Every (1939-2006) speelde als eerste lokale beroepsacteur en regisseur vanaf de jaren zestig een niet weg te denken kritische en creatieve rol in de ontwikkeling van het Arubaanse toneelleven. Uit een bezoek dat Sticusa-letterenman Ed Hoornik in 1961 aan Aruba bracht, ontstond haar contact met de Amsterdamse Stichting tot Culturele Samenwerking, Sticusa. Ze liep stage bij de Amsterdamse toneelgroep Centrum en werd in 1964 na een strenge auditie toegelaten tot de Theaterschool Amsterdam. Ze studeerde er in 1967 af. Vervolgens werkte ze van 1967 tot 1970 bij de Noorder Compagnie en van 1970 tot 1974 bij de toneelgroep Theater in Arnhem, waarna ze naar Aruba remigreerde en een aantal vernieuwende opvoeringen realiseerde.

Vanaf 1976 tot haar pensionering was Burny als docente dramatische expressie verbonden aan het Colegio Aruba­no. Ze doceerde eveneens aan de Antilliaanse Lerarenop­leiding afdeling Aruba, de Aru­baanse Pedagogische Akademie en het latere Instituto Peda­gogico Arubano. In die functies heeft ze haar studenten enthousiast weten te maken voor het toneelspel.

Acteur

Burny Every trad voor het eerst ‘thuis’ op toen Henk van Ulsen in 1969 op tournee naar Curaçao trok met vier oud-leerlingen van de Amsterdamse toneelschool, Agaath van Meulenhoek, Rutger Hauer, Elsje de Wijn en Burny Every. Tijdens drie optredens in Centro pro Arte speelde Burny de rol van Agrippien in René de Obaldia: Edward et Agrippine (1960) een klein blijspel, vertaald als Edward en Agrippien, waarin een eigengereide man, die een vrouw uitsluitend als voorwerp van genoegens beschouwt, ineens een doodgewone zielige man wordt als hij ondanks alles zielsveel en echt van zijn Agnes blijkt te houden. Burny Every declameerde ook een monoloog van [James] Saunders, die in het Papiaments vertaald was door Jules de Palm: Ora tamarein pidi suku, ta suku bo ta duné.

Regisseur, criticus en dramadocent

In de jaren zeventig boog Burny Every de tot dan gebruikelijke oriëntatie op het traditionele Europees en Noord-Amerikaanse toneelrepertoire om naar Zuid-Amerikaanse dramaturgen en toneelstukken waarin ze haar inspiratie vond voor de ontwikkeling van een meer op de lokale situatie gebaseerde thematiek, een ontwikkeling die ook al vanaf begin jaren zestig door Mascaruba was gepropageerd en gerealiseerd. Het Nederlandstalig toneel van het Algemeen Nederlands Verbond en de Amateur Toneelgroep ‘Aruba’ werd nu definitief vervangen door het Papiaments, zoals ook De Trupialen dat al vanaf hun oprichting begin jaren vijftig gedeeltelijk hadden gerealiseerd.

Het repertoire van Burny Every en haar Grupo Teatral Arubiano
1969 René de Obaldia: Edward et Agrippine
1969 [James] Saunders: Ora tamarein pidi suku, ta suku bo ta duné
1973 Ariano Suassuna: E testament di e kachó
1974 Mario Fratti: Un anochi di homenahe – Chile ’73
1975 Julio Matas: Wega di damas
1975 James Saunders: Bulanda pa luna di miel
1975 Elena Garro: Un lugar firme
1976 Edward Albee  Storia di e dierentuin
1976 Jorge Diaz: Stima bo mes mas ku bo prohimo
1977 Sophocles: Antigona
1978 Bertolt Brecht The Beggar and the dead Dog
1978 Denis Henriquez: Mañan Dalia lo ta mi dalia
1979 Kabaret politiko
1981 Denis Henriquez: Fenchi a gana e premio mayó
1981 Jorge Diaz: Un anochi largo
1990 Shakespeare: Romeo y Julieta  

Stage en Sticusa

Ariano Suassuna:
E testament di e kachó (1973)

In 1973 kwam Burny Every voor vier maanden naar Aruba, waar ze de vertaling en de regie op zich nam van de sociale satire E testament di e kachó van Braziliaanse dramaturg Ariano Suassuna, die op 27 april 1973 in Cas di Cultura in première ging: “Het stuk speelt zich af in noordoost-Brazilië waar de mensen nog echt honger lijden. De arme Joao Kriki, een intelligente jongeman zonder enige opleiding, wijst in dit stuk op de uitbuiting en corruptie in het land en hoe de kerk de rijken beschermt en samen met hen een macht vormt tegenover het volk, dat uitgebuit wordt,” aldus Burny Every.

In september 1974 werd Burny Every door de Sticusa voor een jaar naar Aruba uitgezonden om toneelcursussen te verzorgen,  met de opdracht dat het Arubaanse toneel in een Caribische en Latijns-Amerikaanse context zou worden geplaatst. Zo werd ze na de vanaf de jaren vijftig door de Sticusa uitgezonden Nederlandse toneelregisseurs de eerste professionele Arubaanse acteur en regisseur.

Naast regiewerk verzorgde Burny Every ook toneelcursussen. Deze cursussen in de vorm van een basisopleiding toneel beoogden ‘een sterkere mate van inpassing in het Caribische cultuurpatroon’ en ‘een veel grotere mate van continuïteit in de werkzaamheden op toneelgebied dan met de tot nu toe gevolgde procedure mogelijk was’. Burny Every wilde aan deze opleiding een professioneel karakter geven, met behulp van specialisten “zoals een logopedist; een dramaturgisch geschoold iemand, die ook mensen die weinig of niets van toneel weten iets kan leren op het gebied van tekstanalyse, toneelliteratuur, misschien zelfs dialogen schrijven; een bewegingsleraar, die naast de op Aruba werkende balletleraressen kan werken aan houdingscorrectie en lichaamsexpressie; een toneeltechnicus, die gebruik van licht en geluid niet alleen kan toepassen, maar ook doceren.” De opvoering op 6 en 7 juni 1975 van drie eenakters, Wega di damas, Bulanda pa luna di miel  en Un lugar firme, was het resultaat.

Politiek

Het geheel andere repertoire dat Burny Every voorstond bleek ook wel uit de keuze van stukken die een politieke stellingname bepaald niet uit de weg gingen. In september 1975 bracht Burny Every van de Italiaanse, maar sinds 1963 in New York wonende en docerende Mario Fratti (1927), die wel aangeduid wordt als de ‘laatste communist van New York’ het toneelspel Chile 1973 (1974), in Papiamentse vertaling Un anochi di homenahe – Chile ’73 ter herdenking van Salvador Allende, die in 1973 door de militaire dictatuur was afgezet.

Grupo Teatral Arubiano

In de praktijk resulteerden haar toneelopvattingen in 1975 in de oprichting van een eigen door haar geleide toneelgroep, de Grupo Teatral Aruba, met het doel werk te presenteren met informatieve, educatieve en universele waarde. Burny wilde met haar groep het serieuze, internationale repertoire in het Papiamen­to vertaald en geadapteerd brengen.

Op 19 en 20 november 1976 presenteerde Grupo Teatral twee eenakters, Edward Albee  Storia di e dierentuin onder regie van Frank Williams en Jorge Diaz: Stima bo mes mas ku bo prohimo onder regie van Burny Every. Edward Albee, Zoo Story (1958) is een voorbeeld van absurd drama dat een diepe desillusie en een gebrek aan betekenis en motivatie in het leven oproept. Evenals Zoo Story hoort Stima bo mes mas cu bo prohimo van de in Chili wonende dramaturg Jorge Diaz (Argentinië 1930) tot het absurd theater, beïnvloed door de Europese schrijvers Samuel Beckett en Eugene Ionesco. Stima bo mes mas cu bo prohimo is een bittere belachelijkmaking van onrechtvaardige klassenstructuren in veel landen. Tegelijkertijd steekt hij de draak met de denkbeeldige oplossingen die ideologen vanaf hun zeker gestelde tronen prediken. Het stuk werd gespeeld door Marjorie Vermeer en Willy Richardson als dame en heer, en Francisco Sprott en Francisco Celaire als de verschoppelingen.

Vernieuwing

Denis Henriquez

Naast inhoudelijke en thematische vernieuwing streefde Burny Every ook naar vernieuwing in vorm en presentatie. Ze vernieuwde het toneel op Aruba formeel door af te stap­pen van traditi­onele theaterensce­nerin­gen, door het experimente­ren met nieuwe technieken in de decoropbouw, de belichting, door de work­shopaanpak. Dat vergde veel meer van de ama­teur-spelers dan tot dan toe het geval was en dat had weer tot gevolg dat cursussen en workshops een bloeiend leven gingen leiden. Burny had er een groot aandeel in deze ontwikkeling, in de dubbele betekenis van het woord.

Zo werden Sophocles: Antigona, vertaald in het Papiamento door Ramon Todd Dandaré, Pedro Velasquez en Burny Every als een avondvullend stuk gespeeld en Bertolt Brechts The beggar, or the dead dog, als eenakter op het Fita (Festival Internacional Teatral Arubano) van dat jaar maar ook de origi­ne­le stukken van de Arubaanse auteur Denis Henriquez: Mañan Dalia lo ta mi Dalia en Fenchi a gana e premio mayó.

Vertaling en adaptatie

Sophocles
(Archeologisch Museum Napels)

De opvoering van Antigona had een schokeffect op het publiek dat drie avonden in één weekend de schouwburg vulde, om kennis te maken met een tot dan toe onbekende vorm van toneel, zowel naar inhoud en thematiek als naar gestileerde spelvorm en decoropbouw. De spelers waren Joan Francis (Antigona), Frank Williams (Kreon), Enrique Jacopucci (Tiresias, de oude en blinde profeet), Marcelo Profeet (helper), Willy Richardson (soldaat), Francisco Sprott (Kreons zoon Hemon), Ismena, Antigona’s zuster, die niet dezelfde morele moed op kan brengen als zij (Carmen Herrera), Francisco Celaire (bode) en het koor met Mario van der Biezen, Jenny Boezem, Richard Frank, Raquel Odor en Lancelot Lewis, die symbolisch de burgers van Thebe uitbeeldden.

Als koning Kreon voor het eerst opkomt en een lange toespraak houdt die begint met ‘Mi conseheronan …’ brengen vertalers en regisseur tevens een element van politieke actualiteit van de jaren zeventig naar voren, een element dat de tijd van 442 voor Christus overspant naar de actualiteit van 1977.

In 1981 regisseerde Burny Every Un anochi largo in het CCC-theater op Curaçao een door haar zelf en Pedro Velasquez en in 1976 door een anonieme groep Chileense vrouwen geschreven toneelstuk met als thema de kwestie van de mensenrechten en het vertrappen daarvan tijdens het dictatoriale militaire regiem van Pinochet. Dramaturg Jorge Diaz bewerkte de tekst voor het toneel. Over de Papiamentse vertaling vertelde Burny Every in  een interview dat ze uitgingen van de Spaanse tekst: “In het Nederlands zijn stukken weggelaten. Die werden daar overdreven emotioneel gevonden.”  Un anochi largu werd ook op Aruba, Bonaire en in Nederland gebracht.

Het stuk handelde over het lot van de politieke gevangenen in Chili, maar kan niet los gezien worden van de situatie van politieke gevangenen overal ter wereld, die om redenen van ras, geloof of politieke overtuiging opgepakt zijn. Naast de algemene problematiek toont dit stuk in de relatie tussen de vier vrouwen, de eenvoudige Jimena van goede familie, de docente Rosario, de beroemde artieste Aurora en de verleegster Olga, enerzijds het onderlinge wantrouwen en anderzijds de solidariteit tussen hen: “De vrouwen in de cel hebben elk hun eigen persoonlijkheid. Jimena (Greta Trapenberg) is het lieve, argeloze meisje van goede familie, dat niet eens ‘links’ is, maar  ‘gewoon’ werd opgepakt, omdat haar naam gevonden werd in het adressenboekje van een vriendin. Jimena, die zich ‘rechts’ noemt, het liefst oren en ogen sluit voor wat er om haar heen gebeurt, en toch het meest van allemaal de hoop vertegenwoordigt op een betere toekomst. Rosario (Mila Palm), een onderwijzeres, afkomstig uit een proletarisch milieu, is hard en nuchter. Aurora (Rina Penso), de beroemde actrice, bij vlagen haast hysterisch onder haar nieuwe lot. Olga (Laura Quast), de verpleegster en dubbelspionne, gewantrouwd, bitter eenzaam. (Guus de Sain & Bernadette Baroud Amigoe 29 mei 1981)

(Een versie van dit artikel verscheen eerder in het Antilliaans Dagblad op 15 augustus 2019)


Delen van deze reeks, klik hier: deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8, deel 9, deel 10, deel 11, deel 12, deel 13, deel 14, deel 15, deel 16 en deel 17.

2 Trackbacks/Pings

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter