blog | werkgroep caraïbische letteren

Honderd jaar Arubaans toneel (13)

In een serie afleveringen publiceert CU een geschiedenis van het Arubaanse toneel in de twintigste eeuw, geschreven door Wim Rutgers.

De Amateur Toneelgroep ‘Aruba’

“Intussen kunnen we ons wel verheugen over de bloei van het Arubaanse Amateurtoneel, de jeugdige groep onder leiding van Piet Würtz. De groep mag jeugdig zijn en vele nieuwkomers brengen … onder de spelers bevinden zich velen die een uitstekende naam hebben verworven op Arubaanse planken.”

Op 27 mei 1953 kwamen op Aruba enkele leden van het Algemeen Nederlands Verbond (ANV)  bij elkaar om de mogelijkheid onder ogen te zien een toneelclub op te richten. Dat klinkt vreemd, de ANV-toneelgroep bestond immers al vanaf 1941, maar helemaal vreemd is het toch niet als we bedenken dat deze al sinds 1950 niets meer van zich had laten horen. Pas op 9 en 26 oktober 1953 bracht het ANV-toneel Tramlijn begeerte, waarna het opnieuw tot einde jaren vijftig heel stil zou worden rond de groep. Nieuwe activiteit werd kennelijk gewenst. De ANV-leden bijeenkomst werd geopend door voorzitter W. Meyer, er waren twaalf personen aanwezig, en onderwijsman Jan Droog deed het voorstel om De tien kleine negertjes van Agatha Christie op te voeren, wat werd afgestemd.

Vervolgens deed Gehrels een “voorstel om in samenwerking met Paul Storm, die als door de Sticusa uitgezonden regisseur van 1952-1954 op Curaçao werkte, een reeds door hem vertaalde eenakter te spelen, daar dan met minder spelers kon worden volstaan en het binnen anderhalve maand kon worden opgevoerd.” Hoewel dit voorstel ‘algehele bijstemming’ vond en werd aangenomen, heb ik niets hiervan kunnen vinden. Wel werd in november van hetzelfde jaar 1953 alsnog Agatha Christie: Tien kleine negertjes gebracht onder de gewijzigde titel Tien kleine kleutertjes. Die voorstelling vond in het De Veer theater plaats onder leiding van het echtpaar Pieter en Lien Würtz met de Amateur Toneelgroep ‘Aruba’.  De groep speelde onder auspiciën van het Cultureel Centrum Aruba (CCA), wat een niet geringe organisatorische steun betekende. In de twee decennia van het bestaan van de Amateur Toneelgroep ‘Aruba’ werd er nagenoeg jaarlijks een nieuw stuk gebracht.

Pieter en Lien Würtz

Pieter Würtz was van 1941 – 1973 employee en in later tijd algemeen directeur van Maduro and Sons Aruba nv. Hij leerde Aruba kennen toen hij in 1933 voor het uitvoeren van baggerwerkzaamheden met de Albetam Bagger- en Bouwmaatschappij naar het eiland kwam. In 1935 keerde hij vanuit Nederland naar Curaçao terug om deze maatschappij op de Antillen te vertegenwoordigen bij vele bouw- en baggerwerkzaamheden. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak verzocht de directie van Maduro and Sons hem naar Aruba te gaan om daar een kantoor op te zetten.

Johan Hartog

De historicus Johan Hartog vertelde hoe hij Würtz in 1940 ontmoette, toen hij [Hartog] voor het eerst op het eiland was, een ontmoeting die een mooi en nostalgisch beeld gaf van het kleine eiland in vroeger tijd, waar ook toen al alles breder en groter was dan in de rest van het Caribische gebied: “De laatste dagen van 1940 liep Pieter Würtz wat te slenteren over de trottoirs van de Nassaustraat, die, zoals gezaghebber Wagemaker trots in zijn dagboek schreef, 1.25 m. breed waren en daarmee tot de mooiste trottoirs van heel Caribië behoorden. Veel anders dan wat lage huisjes en kleine winkels waren er niet te zien. Er heerste wel zekere activiteit, want Aruba gonsde van oorlogsnijverheid. Voor de rest was ons eiland een landelijk plekje.”

Hartog herinnerde zich  levendig hoe de St. Franciscus-kerk aan de grens van het stadje lag: “De Dominicanessenstraat was een cunucupad en het kerkplein een verzameling van kwihi’s. Tegen de tijd dat de H. Mis begon, trippeltrappelden nog verscheidene mensen op een ezeltje aan. Hun rijdier werd aan een kwihi gebonden en man en vrouw gingen de kerk binnen. In een ‘koffyhuis’ bij J. Croes vroegen wij om koffie, maar wij konden er alleen rum krijgen, maakten er kennis met een vrijgezel [Würtz] die ons wel eens wat van Aruba zou laten zien en zo belandden wij op een plek die toen tot de eenzaamste streken op aarde scheen te behoren: de Palm-beach. In onze bloterd zijn wij gaan zwemmen; kans dat er voorbijgangers kwamen, bestond er niet en later hebben wij ons aan de zonnestralen gedroogd.”

Pieter Würtz zette met de Amateur Toneelgroep ‘Aruba’ de koers van het ANV-toneel voort, zowel wat de opvoeringen in het Nederlands betrof als de keuze van het repertoire met voornamelijk internationaal bekend en populair werk dat in het Nederlands vertaald was. De jaren daarna zou deze Amateur Toneelgroep ‘Aruba’ van 1953 tot 1972 een flink aantal toneelvoorstellingen brengen met een variatie van stukken, zelfs meer dan het ANV.

Het repertoire van de Amateur Toneelgroep ‘Aruba’
1953 Agatha Christie: Tien kleine kleutertjes
1954 L. du Garde Pearch en Ian Hamy:Het witte schaap van de familie
1955 Thornton Wilder: Onze stad
1955 Molière: Tartuffe
1956 Noel Langley: Kleine kinderen worden groot
1959 Lesley Storm: Toontje heeft een paard getekend
1959 Jean Anouilh: Het dievenbal
1960 W. Somerste Maugham: De cirkel
1962 Noel Coward: Ik zie, ik zie wat jij niet ziet (regie Piet Eelvelt)
1961 Mateo Lettunch: Dief en diefjesmaat
1963 Savaujon, Jackson en Bottumley: De kinderen van Eduard
1963 Richard Nash: De Regenmaker
1965 Basil Thomas: Het boek van de maand
1967 Norman King: In de schaduw van de twijfel
1968 Dimitri Frenkel Frank: Het moeizame liefdesleven van Attila Galop
1969 Roland Dubillard: Vreemde vogels
1970 Dolf de Vries: U bluft, mevrouw Pieper!
1971 Harold Pinter: De Dienstlift
1971 Dolf de Vries: Zolang de  jongen thuis is
1972 Samuel Beckett: Wachten op Godot
Centro Bolivariana (Aruba Esso News, 15 september 1950)

De Amateur Toneelgroep ‘Aruba’ kan beschouwd worden als een parallel en voortzetting van het ANV toneel, zij het met zekere verschillen. Ze kwamen overeen in productiviteit en populariteit. Ook de aanpak kende veel overeenkomsten. De groep heeft zich met haar consequent in het Nederlands gebrachte toneelstukken langdurig een plaatsje weten te verwerven naast en tegenover het Papiamentstalige toneel. Daaraan hebben organisatorische en financiële ondersteuning van het Cultureel Centrum Aruba bijgedragen – er werd immers steeds onder auspiciën van het CCA gespeeld.  Ook de ingebruikneming van Cas di Cultura in 1958 heeft bijgedragen aan het succes.

Zoals het ANV-toneel dreef op het enthousiasme van regisseur Jan Pauw, zo waren Piet en Elly Würtz de absolute steunpilaren in de eerste jaren van de Amateur Toneelgroep ‘Aruba’. Het is en blijft opvallend hoe het toneelleven steeds gesteund heeft op een klein aantal enthousiaste individuen die de club bijeenhielden en activeerden. Dat zou ook veel later zelf nog weer voor Mascaruba gaan gelden. Dat er vanaf de jaren vijftig voortdurende Sticusa-steun met zijn Nederlandse uitgezonden regisseurs aanwezig was heeft ongetwijfeld bijgedragen aan het voortbestaan van de groep en heeft het niveau van de groep zeker verhoogd.

Vanaf het begin koos de Amateur Toneelgroep ‘Aruba’ naast het gemakkelijk lachsucces van de komedie, een gedifferentieerd genre dat aan acteurs én publiek meer eisen stelde. Zo betekende hun  stuk Onze stad van Thornton Wilder een technische en thematische vernieuwing op het gebied van de regie maar ook ten aanzien van de aankleding van het toneel en het decor. Het was de eerste keer dat er op Aruba een metastuk gebracht werd, waarvan het thema het ‘spelen van toneel’ en het hoe en wat daarvan werd gebracht. Een dergelijk stuk werd dan weer gevolgd door een voorbeeld uit het lichtere genre met het Franse Tartuffe. Er werden serieuze thema’s aan de orde gesteld als bedrog en schijnheiligheid, gezin en opvoeding, maar ook een meer abstract thema als de algemeen menselijke keuzevrijheid in het leven.

De inspiratie werd ook meer en meer in niet oorspronkelijk Nederlandstalig werk gevonden, zoals uit de Engelse en Franse literatuur, hoewel het Europese toneel wél de bron bleef waaruit geput werd. Er werd een repertoire gebracht van – relatief – onbekende dramaturgen, maar ook van diverse ’grote namen’, zoals Molière, Somerset Maugham, Samuel Beckett, Harold Pinter, Noel Coward, Jean Anouilh, Thornton Wilder en Agatha Christie en daarbij bovendien van deze auteurs de meest bekende stukken. Ook deze stukken trokken naast de populaire komische lachstukken steeds een groot en enthousiast publiek. De Amateur Toneelgroep ‘Aruba’ heeft in zijn nagenoeg twintig jarig bestaan een lokaal publiek van duizenden mensen naar de schouwburg getrokken, waarbij het publiek naast ontspanning kennis heeft gemaakt met voorbeelden uit het internationale repertoire, toneelstukken die aansloten bij wat er elders door het amateur toneel gepresenteerd werd. Zo werd het eiland op dit toneelgebied een klein onderdeel van een internationaal verschijnsel. Het was het toneel, veel meer dan proza en poëzie, dat de literatuur een mondiale allure gaf.

Dolf de Vries

Waar op Curaçao een zelfde proces plaatsvond, was het toneel daar inmiddels toch een stap verder door dit internationale toneel door middel van vertaling en adaptatie in het Papiaments te brengen. Met Mascaruba vanaf 1961 naast het ANV en de Amateur Toneelgroep ‘Aruba’ ontstond er weer een traditie van tweesporigheid. Geleidelijk zou het Papiaments daarbij een steeds grotere plaats gaan innemen.

(Een versie van dit artikel verscheen eerder in het Antilliaans Dagblad op 1 augustus 2019)

Delen van deze reeks, klik hier: deel 1, deel 2, deel 3, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7, deel 8, deel 9, deel 10, deel 11 en deel 12.

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter