Hoera, weer een nieuwe Oso
door Christine F. Samsom
Het laatste nummer van OSO ligt op de redactietafel van de Ware Tijd Literair, een waardevol nummer met interessante artikelen over verschillende onderwerpen, elk voorzien van een literatuurlijst voor verdere kennisverdieping. Als het niet zo prijzig was, zouden veel meer mensen in Suriname zich wel willen abonneren op OSO, maar met deze bespreking kunnen potentiële lezers hun voordeel doen in bibliotheken. Er zijn zes hoofdartikelen en daarnaast een aantal recensies, signalementen en een lijst met recente publicaties.
Het eerste artikel is van de eindredacteur van OSO, Hans Ramsoedh. In het dagelijks leven is hij docent aan de lerarenopleiding van een hogeschool in Nederland. ‘Denken over natievorming en nationale identiteit in Suriname’ is de titel. Hij bespreekt daarin de vraag hoe in de periode 1945 tot 2000 in Suriname is gedacht over deze twee begrippen, welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan vanaf de creoolse cultuurnationalisten die eigenlijk ‘het bestaan van de Hindostaanse en Javaanse cultuur als een hinderpaal’ beschouwden ‘voor de ontwikkeling van een Surinaamse nationale cultuur’, via Jack Menkes natiecreatie tot de huidige opvattingen over culturele diversiteit, waar wij in toeristische folders zo prat op gaan.
In ‘De Arya Dewaker-mandir in Paramaribo; een hindoetempel met een boodschap’ vertelt Freek Bakker, docent en onderzoeker in religiewetenschap en theologie aan de Universiteit van Utrecht, uitgebreid over de langdurige bouw en de vele gedachten achter het gebouw van de bij iedereen in Suriname bekende, prachtige mandir aan de Wanicastraat (nu Johan Adolf Pengelstraat). De bouw duurde jaren, stond soms maanden stil, onder andere door geldgebrek en ook af en toe door meningsverschillen, maar werd uiteindelijk in 2001 in gebruik genomen. Een bezoek aan de tempel is de moeite meer dan waard. Met de kennis opgedaan door dit artikel wordt veel meer duidelijk van de achterliggende motieven waarom gekozen is voor allerlei details. De Arya Samaj is een hervormingsbeweging binnen het hindoeïsme, aan het einde van de negentiende eeuw gesticht door Dayananda Sarasvati. In de tempel zal een bezoeker dus bijvoorbeeld geen godenbeelden aantreffen. Ongeveer 20% van de Surinaamse hindoes hangt deze richting aan, zo’n dertigduizend mensen. Het artikel geeft allerlei interessante informatie over het ontwerp en de bouw, over hoe het complex eruit ziet, in het bijzonder de achthoekige, grote zaal, waar de diensten plaatsvinden, en er wordt ingegaan op allerlei onderdelen van het geloof, de rituelen en de heilige boeken. Een speciaal hoofdstuk wordt gewijd aan de vele teksten uit die boeken die op de wanden zijn aangebracht volgens een bepaald systeem, culminerend in de grote tempelzaal. Het artikel geeft dus niet alleen een overzicht van het gebouwencomplex, maar ook veel informatie over de spirituele kant van het geloof: ‘O ziel, op de lange duur zullen bezit en eigendom hun waarde verliezen’ of ‘Doe anderen niet aan wat tegengesteld is aan je eigen welzijn’.
Met haar artikel ‘Hedendaags Marronbestuur; de Raad van Kabiten en Basiya van de Okanisi in Nederland’ geeft de bestuurskundige Ine Apapoe, docent aan de AdeK-Universiteit van Suriname, ons een kijkje in de werking en het nut van bovengenoemde Raad die in 2000 werd opgericht en waarvan de eerste Kabiten en verscheidene vrouwelijke en mannelijke basiya in Utrecht, Nederland, werden geïnstalleerd door de in 2011 overleden gaanman Matodja Gazon. Dat de gaanman een andere invulling gaf aan deze Raad dan aan de gezagsdragers in Suriname, vloeit voort uit het feit dat de Okanisi in Nederland zich niet kunnen houden aan alle culturele verplichtingen waaraan men zich in Suriname houdt. Het is bijvoorbeeld moeilijk uit te leggen aan een werkgever dat iemand die weduwe of weduwnaar is geworden naar Suriname moet reizen om zich te onderwerpen aan bepaalde rituelen. Interessant in het artikel is het eerste deel dat gaat over migratiestromen door de eeuwen heen over de hele wereld, waaruit blijkt dat aanpassing aan de nieuwe woonplaats in een andere cultuur overal leidt tot het ontstaan van vergelijkbare instellingen als de Raad, omdat mensen ook in hun nieuwe omgeving behoefte hebben aan de oude rituelen. Het contact met de achtergebleven familie blijft bestaan en we zien, wat in het artikel ‘transnationalisme’ wordt genoemd, het onderhouden van relaties over de grenzen, op religieus, economisch en sociaal gebied, inclusief het sturen van geld en goederen naar het thuisland. Apapoe maakt duidelijk, dat de Raad er niet is om de Okanisi-gemeenschap in Nederland te vertegenwoordigen, maar om allerlei zaken op cultureel gebied op te lossen en haar cultuur te bewaren.
Rosemarijn Hoefte, werkzaam bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden, deed mee aan een onderzoek en schreef voor dit nummer van ‘OSO’: ‘Vertrekken of blijven? Onrust in de Javaanse gemeenschap in de laat-koloniale periode’. De indruk die na het lezen van dit artikel achterblijft, is er één van een drama. Wat een dieptepunten in de sociaalmaatschappelijke en religieuze geschiedenis van de Javaanse gemeenschap in de vorige eeuw! Je hebt er wat over gelezen, over westbidders en oostbidders, maar wat een diepgaande conflicten, schisma’s, tweespalt en fundamentele meningsverschillen werden er over de hoofden van Javaanse gezinnen uitgevochten, veroorzaakt door mannen die zich opwierpen als leiders! Salikin Hardjo die met een groep Surinaams-Javaanse migranten een nieuw leven probeerde op te bouwen in het dorp Tongar op Sumatra, wat jammerlijk mislukte. Vader Iding en zoon Willy Soemita die de hang naar maatschappelijke vooruitgang symboliseren. Daartussenin het koloniale bewind in de persoon van gouverneur Kielstra die door het groepsbelang voorop te stellen grotere controle dacht te houden op de Javaanse bevolking ter bevordering van de (plantage)landbouw. Veel stof om over na te denken!
Wat mij heel erg aanspreekt, is het artikel ‘Het vergeten erfgoed; wat vertellen planten over de plantagegeschiedenis van Suriname?’, na veel onderzoek in Suriname geschreven door Thiëmo Heilbron, tropisch ecoloog. Meneer Heilbron moet wel tot zijn enkels door de tokotoko zijn gelopen voor dit onderzoek, op zoek naar planten en de geschiedenis van hun komst uit andere delen van Suriname en uit andere werelddelen naar Suriname. Na een korte samenvatting van de plantagegeschiedenis met de komst van slaafgemaakten en contractanten brengt de onderzoeker de lezers een vracht aan informatie over hoe allerlei planten in Suriname terecht kwamen of als het om inheemse planten gaat, welke rol zij hadden in de plantagesamenleving: ‘Net als de diversiteit van het Surinaamse volk tonen overblijfselen van menselijke aanwezigheid stukjes van de Surinaamse koloniale geschiedenis’. Mooi gezegd! Door voor zijn onderzoek veel mensen te interviewen en te informeren naar de aanwezigheid en het gebruik van planten, geeft hij een onverwachte, vernieuwende kijk op de plantagegeschiedenis. Er zijn interessante details over bijvoorbeeld de Afrikaanse dadelpalm, zwarte rijst, de tamarindeboom, of de loweman bakba, maar ook veel open vragen zonder antwoord. Over hoe bepaalde planten in Suriname terecht zijn gekomen, zijn veel gissingen. De schrijver-onderzoeker pleit voor ‘erkenning, bescherming en educatie over het unieke levende deel van Surinames turbulente geschiedenis’, zodat men zich bewust wordt van het belang van het botanisch erfgoed, door Heilbron ‘verborgen schatten’ genoemd.
De historicus is een soort ontdekkingsreiziger, maar dan in archieven, op zoek naar het verleden. Soms doet hij een vondst waar hij mee scoort. De historicus Pim van der Meiden, in 1987 gepromoveerd met zijn studie Betwist Bestuur: Een eeuw strijd om de macht in Suriname 1651-1753 deed zo een interessante ontdekking en doet daarover verslag onder de titel ‘Voltaire, Suriname en Mauricius’. Verreweg de bekendste Europese schrijver in de achttiende eeuw, belangrijke vertegenwoordiger van de ‘Verlichting’, was de Fransman Voltaire (1694-1778). In zijn beroemde roman Candide wordt Suriname bezocht door de hoofdpersoon, maar het land ‘komt er bekaaid van af’, volgens Van der Meiden. Voltaire verafschuwde de slavernij, wat blijkt uit de uitspraak van een zwaar mishandelde slaaf in hoofdstuk negentien van Candide: ‘Tegen deze prijs eten jullie suiker in Europa!’ Waarom Voltaire Suriname koos voor dat hoofdstuk in Candide, en welke rol hij Mauricius toekent, vertelt Van der Meiden in zijn artikel, maar die verrassing laat ik een verrassing voor de lezer.
OSO, Tijdschrift voor Surinamistiek en het Caraïbisch Gebied, jaargang 32, nummer 2, november 2013, Uitgever Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek (IBS) en LM Publishers