blog | werkgroep caraïbische letteren

Hoe zuur was de suiker in Mariënburg?

door Jerry Dewnarain

Plantage Mariënburg. Van koffiebes tot rum met herinneringen van Toekijan Soekardi is een mooi voorbeeld van geschiedschrijving vanuit een Surinaams perspectief. Dit perspectief komt vooral tot uiting in de notities van Toekijan Soekardi.

Het boek is een unieke combinatie van archiefonderzoek en orale bronnen. Het telt 144 pagina’s en is rijk aan mooie illustraties die nostalgie opwekken. De herinneringen die Soekardi neerpent over de plantage, de suikerfabriek Mariënburg en het dagelijks leven aldaar, maar ook de teloorgang ervan, vervolledigen het geschiedkundige verhaal met een persoonlijke toets volgens de schrijvers. De hoofdstukken met betrekking tot het historisch beeld en de evaluatie van het nog resterende onroerend erfgoed vormen de basis voor de wetenschappelijke data van het boek. Plantage Mariënburg. Van koffiebes tot rum met herinneringen van Toekijan Soekardi is geschreven door de Belgische historica Anne Blondé voor het behalen van haar mastersdiploma in Monumenten en Landschapszorg aan de Artesis Hogeschool te Antwerpen. De verhalen van Soekardi over de neergang van de suikerfabriek zijn aangrijpend, ze maken emoties los, want als lezer word ik deel van het verhaal: een deel van de eigen geschiedenis. Soekardi’s herinneringen zijn door Blondé in verhaalvorm verwerkt. Het is wel jammer dat die eigen geschiedenis vaak genoeg niet door eigen mensen wordt opgeschreven, om allerlei redenen.

Om de eigen geschiedenis te schrijven overeenkomstig de behoeften van het Surinaamse volk is het gewenst dat er een wetenschappelijk historisch instituut wordt opgericht. Deze wens is immers ook door historicus Maurits Hassankhan geopperd tijdens het ‘Symposium Geschiedschrijving van Suriname’, dat in oktober 2012 in Suriname werd gehouden. Op dit instituut zou niet alleen onderzoek worden verricht, maar tevens zouden Surinaamse historici er worden opgeleid om onderzoek te doen naar de Surinaamse geschiedenis vanuit een eigen optiek. De wetenschappers zouden op een creatieve en verantwoorde wijze moeten nagaan welke vragen wij als volk – als geheel of als delen daarvan – stellen aan ons verleden. De geschiedschrijving van Suriname moet autonoom zijn: zelf bepalen welke de prioriteiten zijn. Dat wil niet zeggen dat personen of instituten in het buitenland zich niet mogen bezighouden met de geschiedenis van Suriname. Integendeel, het moet juist toegejuicht worden dat buitenlanders en Surinamers de geschiedenis van Suriname bestuderen, zoals dit boek een product van zo een samenwerking is. Het is wel jammer dat Blondé de bronnen letterlijk heeft geciteerd of geïnterpreteerd zonder te twijfelen aan de objectiviteit van de bronnen en het waarom van bepaalde verschijnselen. Zo wordt op pagina 129 onder andere gesteld dat gokken een problematische vorm op de plantage aannam en dat hiermee ook andere vormen van criminaliteit, zoals misbruik van kinderen en vrouwen, alcohol- en drugsmisbruik, gepaard gingen. Ook over de zware arbeid en de lage lonen op de plantage wordt steeds geciteerd uit bronnen, wat maakt dat het boek soms op een geschiedenisschoolboek lijkt. Deze gegevens staan namelijk in meerdere boeken en/of artikelen. Het verhaal van Soekardi geeft ons echter een getrouwe weergave. Hij werd geboren op Mariënburg in 1934 en heeft er gewerkt tot de sluiting van de suikerfabriek. De ervaringen van Soekardi zijn niet enkel terug te vinden in een met de hand geschreven manuscript, waarvan een groot aantal passages met zijn tekeningen werd opgenomen in dit boek, maar worden ook dagelijks nog door hemzelf verteld aan bezoekers die komen kijken naar de restanten van Mariënburg: ‘In 1996 sloot Mariënburg helemaal. Alle werkzaamheden werden beëindigd. Na de sluiting werd een uitkering uitbetaald aan alle arbeiders; 600-700 mannen en vrouwen. Na de uitkering werden overige kosten, zoals de huisreparatie, dokters- en medicijnkosten niet meer betaald. Alles moest met eigen middelen worden bekostigd. Ook werd geen pensioen meer betaald. Al die jaren, 25-30-40 jaar, verloren werk. Arbeiders die op Mariënburg in de barakwoningen woonden, kregen een stuk bouwkavel van 500 m2. Arbeiders die buiten Mariënburg woonden kregen geen bouwkavel. De bedoeling was dat arbeiders die in barakken woonden, zouden verhuizen naar het nieuwe wooncentrum. De uitkering was echter niet voldoende om bouwmaterialen te kopen. Daarom blijven zij wonen in de barakhuizen in blokken van 4-5 gezinnen. … De huiseigenaren hebben het geld goed benut en de oude barakhuizen gerepareerd tot hedendaagse woningen met een nieuwe toekomst. … De sluiting van de fabriek betekende een groot sociaal drama voor het district Commewijne, aangezien Mariënburg een zeer groot deel van de inwoners te werk stelde. Wel werd er in 1998 nog voor een afkoopregeling gezorgd voor de gepensioneerde werknemers van Mariënburg. Dit was een som van 60.000 Surinaamse gulden en een kavel in het nieuwe wooncentrum op de plantage Ellen ter vervanging van de woningen in de kampong. Tragisch genoeg werd de Surinaamse gulden kort daarna ontwaard, waardoor er van dat geld niet veel overbleef om een huis mee te kunnen bouwen. In 1999 werd het emplacement ontmanteld en in 2004 en 2005 werden vacuümapparatuur, boilers en voorraadtanks als schroot verkocht. Het enige wat nog overbleef van de fabriekshal zijn de persmachines. De voormalige werknemers van Mariënburg wonen voor het merendeel nog altijd in de kampong, die zich in een slechte toestand bevindt.’ (pp. 66-67)

Hoewel de plantage er nu vervallen bij staat, doet men een poging om toeristen naar Mariënburg te lokken. Een aantal woningen in het stafdorp is gerenoveerd. De voormalige fabriek is slechts een schim van wat zij ooit is geweest en beetje bij beetje verdwijnen ook de herinneringen aan de plantage. Hoe zuur de suiker hier is geweest, zal de lezer proeven bij het lezen van dit boek. Met de uitgave van Plantage Mariënburg… wordt ongetwijfeld de geschiedenis van deze bijzondere plantage levendig gehouden.

Anne Blondé: Plantage Mariënburg. Van koffiebes tot rum met herinneringen van Toekijan Soekardi. Arnhem: Stichting LM Publishers, 2013. ISBN 978-94 6022 265 8

2 comments to “Hoe zuur was de suiker in Mariënburg?”

  • In 1969 bracht ik 2 weken als stagiair agronoom door , georganiseerd door het station Celos, Paramaribo.De plantage was nog in vol bedrijf, ik was vooral onder de indruk van de bochtdam leggers, groepen werkers die stukken rails moesten wisselen naarmate de velden afgeoogst waren .Zwaarste werk was het snijden (met de houwer) en vervoeren naar de wagons van de bundels afgebrand riet, gedaan door vooral brits-indische creolen (waren surinaamse creolen daar te lui of te werkschuw voor? begrijpelijk misschien, gezien het zware, ongezonde werk) en Javaanse koppels, vaak man en vrouw (man dragers, vrouw opleggers).
    De staf bestond uit witte Hollanders in korte broek en enkele creoolse Surinamers (minder onaangenaam werk), Schrijver WF Hermans was hier juist op bezoek geweest om ervaringen op te doen voor zijn Laatste Resten Tropisch Nederland, zijn zure opmerkingen over de heren in korte broek werden hem niet in dank afgenomen. Ik herinner me ook dat er juist een illegale aftap van het rum/alcohol reservoir door onverlaten had plaats gevonden. Een van de stafleden was een bekend ornitholoog die later een standaardwerk over de surinaamse vogels zou schrijven. Ik werd ingezet in de studie naar de lastigste onkruiden op de rietvelden.
    Andere herinnering: men was juist gedwongen over te gaan tot een nieuwe CAO voor de arbeiders, tot ongenoegen van de staf, die nu niet meer naar hun goedvinden (willekeur??) konden uitbetalen.
    Het zwembad van de onderneming was alleen voor stafleden, de korte tijd dat jan en alleman daar werd toegelaten was verlaten, nu kon men er weer in alle rust en vrede zwemmen en zonnebaden zonder gestoord te worden door lawaaierige dorpelingen. De chef rietvelden (rood haar) sprak maleis met de javaanse mandoers, en had dat maleis daar in Suriname geleerd om zijn werk beter te kunnen doen, geweldig toch?? De suiker ging naar Nederland voor zover niet locaal geconsumeerd en profiteerde van Europese suiker produktie subsidies.

    • Nog even op zitten zoeken naderhand: de ornitholoog was een zekere Renssen (later in NL de raaf bestudeerd), heeft zelf dat standaardwerk over de surinaamse vogels niet geschreven, wel aan meegewerkt. De schrijver van dat standaardwerk (prachtig geillustreerd) was de grote Francois Haverschmidt, bakra jurist en zelfs gouverneur ooit meen ik. Hoe komt het toch dat al dat grootse gepresteerd door de bakras daar in en na de koloniale tijd (tot op vandaag aan toe), zo weinig genoemd. laat staan gewaardeerd wordt, en er steeds maar weer gehamerd wordt , mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa, op onze schuld en dat slavernijverleden? Wie het weet mag het zeggen. Na de onafhankelijheid verviel Marienburg slowly tot de ruine die het nu nog is ( voor toeristen te bezichtigen), en moet Suriname elke korrel suiker voortaan invoeren, het is me toch wat, na zo’n groots verleden als plantageland en producent van suiker, koffie, cacao, katoen, tabak en banaan.

Your response at Dirk Zoebl

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter