blog | werkgroep caraïbische letteren

Hoe verder met het project Teruggave Archieven Suriname?

Ter gelegenheid van de viering van de afronding van het project Teruggave Archieven Suriname op 19 januari jl. in het Nationaal Archief in Den Haag hield Peter Meel (Universiteit Leiden) de volgende lezing.

 

Het Nationaal Archief Suriname. Foto © Michiel van Kempen

 

 

Archieven zijn het geheugen van een samenleving. Zij maken deel uit van de mentale infrastructuur van een samenleving en bieden een fundament waarop menselijk denken en handelen is gestoeld. Burgers vertrouwen erop dat dit geheugen van overheidswege bescherming geniet en met de vereiste zorg en aandacht wordt beheerd.
Maar dit geheugen krijgt pas echt betekenis als een samenleving er gebruik van maakt. Alleen een doorlopend bevragen van het beschikbare geheugen geeft richting aan ons bestaan en voorziet onze ambities en idealen van een passend perspectief. Archieven stellen een samenleving in staat om met werkelijkheidszin naar het heden te kijken en weloverwogen besluiten voor de toekomst te nemen.

Misschien was dit alles ooit vanzelfsprekend, maar inmiddels heeft het er veel van weg dat we in een ander tijdperk zijn beland. De media zijn er stellig over: het feitenvrije argumenteren rukt op, het verspreiden van desinformatie lijkt bezig aan een comeback en de noodzaak om over kennis van het verleden te beschikken, wordt in toenemende mate in twijfel getrokken, gebagatelliseerd of zelfs ontkend. We kunnen die ontwikkeling waarnemen en met een zekere gelatenheid over ons heen laten komen. Maar we kunnen er ook een standpunt over innemen en proberen er iets tegenover te stellen.

Het Nationaal Archief, Den Haag. Foto © Vera Kok

Een bekende filosoof omschreef het verleden ooit als de natuur van de mens die in galop terugkomt. Ik heb dit altijd een mooi beeld gevonden en een treffende observatie. Het verleden laat zich niet wegdenken en dient zich altijd weer aan. Niet in het verborgene en omzichtig, maar als een renpaard in de hoogste versnelling. Het is goed om ook in dat licht naar de voltooiing van het project Teruggave Archieven Suriname te kijken. Dankzij dit project staan ons belangrijke kennisbronnen over het verleden ter beschikking, een verleden waar we eenvoudigweg niet aan voorbij kunnen gaan. Of we het nu leuk vinden of niet, dit verleden is er en we zullen er aan beide zijden van de Atlantische Oceaan blijvend mee geconfronteerd worden.

Maar met die vaststelling zijn we er niet. Naar mijn mening hebben Suriname en Nederland een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de teruggegeven archieven niet alleen kundig te beheren, maar vooral om deze ten behoeve van de twee samenlevingen te benutten. De afronding van het teruggaveproject vraagt anders gezegd om een vervolg. Om het gebruik van de archieven aan te moedigen, stel ik voor dat beide landen een gezamenlijk actieplan opstellen. Dat plan zou in ieder geval aandacht moeten besteden aan het belang van het vak geschiedenis. Daarnaast zou het zich moeten richten op het formuleren van een onderzoeksagenda en het starten van een prioriteitsproject op het gebied van de Surinaams-Nederlandse geschiedenis. Ik wil deze drie onderdelen kort met u bespreken.

 

Historica Mildred Caprino. Foto ICT&E.

1. Het belang van het vak geschiedenis

Historici die werkzaam zijn op een universiteit geven onderwijs en doen onderzoek. Daarnaast brengen zij het belang van hun vak voor het voetlicht. Dat doen zij richting hun studenten en in bredere zin richting de samenleving waarvan zij deel uitmaken. Het onderhouden van die public relations is iets waar historici genoegen aan ontlenen. Zij praten graag over hun vak en stellen er prijs op hun bevindingen met derden te delen. Maar deze vorm van dienstverlening is tegelijk broodnodig. Dit heeft ermee te maken dat geschiedenisonderwijs en historisch onderzoek aan tegenstrijdige oordelen onderhevig zijn.

In delen van de samenleving bestaat er een gereserveerdheid tegenover, om niet te zeggen kritisch beeld van historici. De gedachte is dat historici zich als docent of ambtenaar zeker nuttig kunnen maken, maar dat de samenleving verder niet echt op hen zit te wachten. Zij doen hun best en zijn niemand tot last, maar welbeschouwd bieden zij een luxe waar burgers van een land gemakkelijk buiten kunnen.

Opmerkelijk genoeg staat dit beeld haaks op de hedendaagse productie van geschiedkundige boeken, tijdschriften, documentaires en tentoonstellingen. Die output is enorm en kan op veel aandacht en waardering rekenen. U hoeft er de opiniepagina’s en recensierubrieken van de kranten maar op na te slaan en de praatprogramma’s op radio en televisie maar voor te volgen. Zeker als het verleden verbonden kan worden met contemporaine vraagstukken en ontwikkelingen weten journalisten historici te vinden en wordt duidelijk dat het verleden voor brede lagen van de bevolking wel degelijk leeft.

 

Paramaribo, Vaillantsplein, 1905

Deze spagaat in de oordeelsvorming valt historici op, maar zij gaan niet gebukt onder het weinig inspirerende imago dat anderen hen soms toeschrijven en laten zij zich niet van de wijs brengen door het beroep dat de media op hun doen. Zij beschouwen zichzelf als professionals die er een eer in stellen hun vak op een integere wijze uit te oefenen en regelmatig met onderzoeksresultaten naar buiten treden. Maar het is ontegenzeglijk waar dat zij meer dan in het verleden moeten uitleggen wat zij de samenleving te bieden hebben. Nadrukkelijker dan ooit worden zij geacht om op te treden als pleitbezorgers en ambassadeurs van hun vak.

Binnen de academie doen zij dit vooral door studenten te enthousiasmeren voor hun vak. De bevlogenheid van de individuele docent is daarbij niet zelden van doorslaggevende betekenis. Mijn interesse voor archiefonderzoek werd gewekt toen ik als student voor het eerst op het Nationaal Archief kwam en een rondleiding kreeg door het depot. Aan de hand van onze docent dwaalden we onwennig door de gangen en keken we afwachtend naar de onafzienbare rijen archiefdozen. Af en toe trok een archiefmedewerker een doos tevoorschijn en diepte daaruit documenten voor ons op. Dit tastbare contact met het verleden maakte grote indruk. Het langst stonden wij stil bij het archief van Thorbecke. Met interesse lazen we fragmenten uit zijn correspondentie en luisterden we naar de toelichtingen van onze docent. Het bezoek aan het depot en de geestdrift van onze docent overtuigden mij ervan dat het werken met primaire bronnen waardevol, interessant en spannend is. Zo ging het bijna veertig jaar geleden en zo gaat het nog altijd. Ook vandaag de dag beleven docenten kleine momenten van triomf als zij vaststellen het hen is gelukt een vonk te laten overspringen en studenten voor de historische wetenschappen te winnen.

 

Historicus André Loor

 

Met eenzelfde bevlogenheid proberen historici de samenleving ervan te overtuigen dat het vak geschiedenis er toe doet en dat historici een belangrijke maatschappelijke functie vervullen. Die functie bestaat uit het bieden van reflectie op het verleden en uit het verbinden van het verleden met het heden. Door het scheiden van feiten en mythen, het blootleggen van patronen en structuren, en het duiden van menselijk denken en handelen kunnen historici het inzicht in de grondslagen en werking van een samenleving vergroten en het spook van de postfactual society op afstand houden. Die bijdrage blijft belangrijk, ook richting de politiek, die wel eens te gemakkelijk heenstapt over het nut en de noodzaak van historisch onderzoek. Dat de Nederlandse regering recentelijk middelen heeft gevoteerd voor een grootschalig onderzoek naar structureel geweld tijdens de dekolonisatieoorlog in Indonesië laat echter zien dat het ook anders kan. Het is goed om dit in gedachten te houden bij het uitdenken van projecten die in het kader van de teruggegeven archieven kunnen worden ontwikkeld.

 

2. De voorbereiding van een onderzoeksagenda

De archieven die aan Suriname zijn teruggegeven, betreffen heel uiteenlopende collecties. Sommige, bijvoorbeeld de archieven van de volkstelling van 1921 en 1950, of het archief van het Hof van Politie en Criminele Justitie, zijn buitengewoon omvangrijk en bevatten heel uiteenlopende data. Andere archieven, bijvoorbeeld dat van het kabinet van de Gouverneur van Suriname, zijn overzichtelijker van samenstelling en bevatten overwegend gedrukt materiaal dat zich relatief gemakkelijk laat bestuderen.

Om het historisch onderzoek in de overgedragen archieven te stimuleren, ligt het voor de hand een onderzoeksagenda op te stellen. Welke collecties verdienen het om met voorrang te worden bestudeerd en aan de hand van welke onderzoeksvragen dient dit te gebeuren? Zijn er vragen waarop we met spoed een antwoord willen hebben?

Volkstelling Suriname 1921

 

Als ik de teruggegeven archieven overzie, dan kan ik mij voorstellen dat er bij wijze van eerste stap een aantal kerndomeinen worden geïdentificeerd. Kijkend naar de thema’s die in de collecties aan bod komen, denk ik dat er vier clusters van archieven kunnen worden onderscheiden:

In de eerste plaats de volkstellingen van 1921 en 1950. Deze archieven bevatten een rijkdom aan gegevens over sociaal-maatschappelijke processen, demografische ontwikkelingen en etnisch-religieuze verhoudingen. Voor het schrijven van een sociale geschiedenis van Suriname in de eerste helft van de 20ste eeuw vormen de volkstellingen een geweldige bron.

Dan zijn er de archieven die informatie bevatten over burgerlijk recht en strafrecht. Met behulp van die collecties kunnen vragen worden beantwoord op het gebied van vervolging, rechtspraak, jurisprudentie en rechtszekerheid.

Daarnaast zijn er de archieven die handelen over notariële aangelegenheden. Die kunnen met vrucht worden geraadpleegd om meer inzicht te krijgen in processen van bezitsvorming en de vererving van onroerend goed. In het laatste geval gaat het dan vooral om de vererving van grond en opstal.

Tenslotte beschikken we over de archieven die zijn gevormd door de toenmalige Gouverneurs van Suriname. Die bieden gedetailleerde informatie over aangelegenheden op het gebied van politiek, bestuur en gezagsuitoefening, zowel in de koloniale als in de laat-koloniale tijd. Ik kom nog op deze archieven terug.

Ik breng deze vierdeling naar voren bij wijze van eerste inventarisatie. Maar ik breng deze clusters ook ter sprake om duidelijk te maken hoeveel werk er nog aan de winkel is als het gaat om de geschiedschrijving van Suriname. Anders dan u misschien denkt, is die opvatting geen gemeengoed. Vooral in Suriname klinkt regelmatig de roep dat de Surinaamse geschiedenis moet worden herschreven. Daar is op zichzelf niets mis mee. Veel historische werken over Suriname worden nog altijd door buitenlanders geschreven, terwijl de dekolonisatie van de Surinaamse geschiedschrijving na veertig jaar onafhankelijkheid natuurlijk een vanzelfsprekend desideratum is. Van het herschrijven van die geschiedenis is alleen nog niet veel terechtgekomen. Dat heeft te maken met een tekort aan capaciteit, faciliteiten en financiële middelen, maar ook met een hardnekkig misverstand. Dat misverstand bestaat eruit dat veel Surinaamse geschiedenis nog helemaal niet geschreven is waardoor er van herschrijven überhaupt geen sprake kan zijn. Er zijn weliswaar deelstudies verschenen en ook een aantal overzichtswerken, maar de zwarte gaten en blinde vlekken in de Surinaamse historiografie domineren. Ook daarom zijn de teruggegeven archieven zo belangrijk. Zij maken het mogelijk om een aantal historische thema’s fundamenteel aan te pakken en daarbij een brug te slaan naar de leef- en denkwereld van hedendaagse burgers. Het benutten van die mogelijkheid zal een stimulans betekenen voor het vak geschiedenis en voor de waardering van nieuwe studies over het Surinaams-Nederlandse verleden.

 

Historicus Maurits Hassankhan

3. Project op het gebied van de Surinaams-Nederlandse geschiedenis

Om al terstond met de teruggegeven archieven aan de slag te gaan, zal dit jaar een project worden gestart dat ‘Democratie en Samenleving’ heet. Dit is een Surinaams-Nederlands initiatief dat gewijd is aan de 20ste-eeuwse politieke geschiedenis van Suriname en meer in het bijzonder zal gaan over de periode 1945-2015. Historici van de Anton de Kom Universiteit van Suriname en de Universiteit Leiden zullen samenwerken om die geschiedenis vast te leggen door het verrichten van archiefonderzoek, het bestuderen van krantencollecties en het afnemen van interviews. Er zal met nadruk gebruik worden gemaakt van wat ik heb aangeduid als het vierde cluster van archieven: de collecties die tussen 1885 en 1975 zijn gevormd door de toenmalige gouverneurs van Suriname.

Het gaat hier om buitengewoon interessante collecties, die veel onthullen over de toenmalige relatie tussen Nederland en Suriname. Vooral in de briefwisselingen die gouverneurs in Suriname met ministers in Den Haag onderhielden, staat de complexe verhouding tussen de twee landen centraal. Maar los van gegevens over de Nederlands-Surinaamse betrekkingen geven deze briefwisselingen een minstens zo indringend beeld van de interne ontwikkelingen in Suriname, bezien vanuit het oogpunt van de Nederlandse kolonisator. Op politiek gebied gaat het na 1945 vooral om het voortschrijdende proces van democratisering.

Van de gouverneursarchieven bestaan uitstekende inventarissen. Hierdoor kunnen onderzoekers gemakkelijk hun weg vinden in de collecties. Toch wil ik benadrukken dat de gegevens uit deze archieven, die immers zijn gevormd door Nederlandse bestuursambtenaren, pas tot hun recht komen als ze naast andere data worden gelegd en in een bredere historische context worden geplaatst. In het project ‘Democratie en Samenleving’ zullen die data vooral worden onttrokken aan andere archieven en aan Surinaamse kranten en tijdschriften. Ook deze zijn te raadplegen op het Nationaal Archief Suriname.

Jhr. Mr. T.A.J. van Asch van Wijck, Gouverneur van Suriname. Foto van Théodore van Lelyveld (1895-1898), Rijksmuseum Amsterdam.

 

Van groot belang is voorts de oral history component van het project. Het bestuderen van brede maatschappelijke processen kan niet zonder pogingen om de handelingen en motieven van individuele actoren te verklaren. Zeker waar, zoals in Suriname, de politiekvoering sterk is gepersonaliseerd, ontkomen onderzoekers er niet aan om ook een biografisch perspectief te hanteren. Om die reden zullen er interviews worden afgenomen met nog in leven zijnde personen die een bepalende rol hebben gespeeld in de Surinaamse politiek. Het gaat in de eerste plaats om politieke leiders, maar ook om voorzitters van vakbonden en werkgeversorganisaties, religieuze leiders en bekleders van hoge ambtelijke functies. Met het raadplegen van deze sleutelfiguren is haast geboden gelet op hun leeftijd en de gezondheid van sommigen van hen. Het is de bedoeling dat de interviews, behalve voor het overzichtswerk, gebruikt zullen worden voor twee bundels biografieën. Met die tussentijdse publicaties wordt beoogd burgers actief bij het project te betrekken en op een aansprekende manier vertrouwd te maken met het eigen verleden.

‘Democratie en Samenleving’ zouden we een pilotproject kunnen noemen als we redeneren vanuit de gedachte dat dit het eerste samenwerkingsproject is na de teruggave van de archieven aan Suriname. Toch duid ik ‘Democratie en Samenleving’ liever aan met de term prioriteitsproject. Dit onderzoek dient met voorrang ter hand te worden genomen vanwege het belang van democratie als onderwerp van wetenschappelijk onderzoek, vanwege de unieke beschikbaarheid van schriftelijke en orale bronnen, en vanwege de grote relevantie van dit thema voor de Surinaamse samenleving. Het project zal zich richten op uiteenlopende aspecten. Ik noem er een paar: sociale relaties en politieke netwerken, stijlen van leiderschap, de verhouding tussen volksvertegenwoordigers en kiezers, vormen van machtsdeling, processen van beleidsvorming en beleidsuitvoering, en de legitimiteit, effectiviteit en integriteit van bestuur. Op wereldschaal zijn dit veel bestudeerde onderwerpen waarover al veel is geschreven. In het geval van Suriname zijn ze alleen in de vorm van deelstudies behandeld. Binnen ‘Democratie en Samenleving’ zullen deze thema’s systematisch worden onderzocht aan de hand van primaire bronnen en op basis van een lange termijnperspectief.

Ik ben aanbeland bij mijn conclusie. Mijn boodschap zal duidelijk zijn: we moeten het momentum grijpen en toe naar het opstellen van een actieplan. Ik stel voor dit plan uit drie onderdelen te laten bestaat: een standpuntbepaling over het nut en de noodzaak van het vak geschiedenis, een beredeneerde onderzoeksagenda en de uitvoering van het project ‘Democratie en samenleving’. Vooral dit laatste project stelt ons in staat om hands on met de teruggegeven archieven aan de slag te gaan. Laten we niet alleen het verleden in galop laten terugkeren, maar vooral op de rug van het verleden springen en aankoersen op het schrijven van nieuwe historische studies. Er is geen tijd te verliezen.

 

Historicus Peter Meel. Foto © Michiel van Kempen

1 comment to “Hoe verder met het project Teruggave Archieven Suriname?”

  • I.v.m. mijn diorama project Anton de Kom wil ik graag in contact komen met mevr, Mildred Caprino. Is er iemand van deze werkgroep die daar de mogelijkheid voor heeft.

    Met vriendelijke groet,

    Ron Regterschot

1 Trackback/Ping

Your response at Ron Regterschot

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter