blog | werkgroep caraïbische letteren

Hoe sterk was de koloniale staat tegenover de kolonisator?

door Marcel Leune

The Colonial state in the Caribbean, Structural analysis and changing elite networks in Suriname 1650-1920 van J. Marten W. Schalkwijk, uitgegeven in 2011, is geschreven als een dissertatie in 1992/1993. Dit betekent dat het hier niet handelt om een roman, maar om een wetenschappelijk geschrift. Verder is het geschreven en uitgegeven in het Engels. Marten Schalkwijk (foto rechts) behandelt de geschiedenis van de zogenaamde plantagesamenlevingen in het Caraïbisch gebied en doet dit aan de hand van een case study van Suriname. De manier waarop hij dit doet is echter niet alledaags. Ook beperkt hij de informatie in het boek niet tot Suriname, maar wijdt ook uit over andere koloniën. De focus blijft wel Suriname als goed voorbeeld van een plantagesamenleving.

Als eerste poneert hij de stelling dat er zoiets als een koloniale staat heeft bestaan, dat een kolonie niet zomaar klakkeloos de opdrachten vanuit de kolonisator opvolgde, maar haar eigen dynamiek en haar eigen structuren had die haar eigen ideeën had over de koers die de kolonie moest varen. Om van een koloniale staat te spreken moeten de structuren die een staat uitmaken, zoals onder andere bureaucratie, militaire macht en politieke instituties niet, of in ieder geval niet volledig, in handen van de kolonisator zijn geweest. Hoe meer de genoemde structuren in handen zijn van lokale groepen, hoe meer van een koloniale staat kan worden gesproken. Deze vragen worden geanalyseerd in het boek.

Nu komt de nieuwe aanpak van Schalkwijk naar voren. In het boek analyseert hij de elites van de Surinaamse samenleving op 5 momenten gedurende de koloniale overheersing: 1795, 1830, 1860, 1890 en 1920. De verklaring voor het kiezen van elites als focus is dat voor een groot deel van de tijd, in ieder geval gedurende de gekozen tijdsmomenten, de Surinaamse gemeenschap een elitegemeenschap was. Dit betekent dat in de gemeenschap elites uit verschillende groepen de dienst uitmaakten.

 

De uitgangspunten en de kaders voor de analyse worden in de eerste drie hoofdstukken neergezet. Met behulp van veel theorie en voorbeelden geeft de schrijver aan dat hij de Surinaamse koloniale staat zal analyseren aan de hand van een vijftal elitegroepen. Deze groepen zijn de elites van de planters, de militairen/milities, de bureaucratie, de sociale/religieuze elite en de politici. Het is belangrijk te onthouden dat het om de elites uit de groepen gaat en niet om de groep in het geheel; dus slechts een klein deel van de groepen en samen slechts een klein deel van de Surinaamse samenleving.

De opbouw van de hoofdstukken over de eerste vier groepen is erg duidelijk. Het begint met de omschrijving wat en wie de groep omvat en daarna wordt gekeken wie en hoeveel personen de elite uitmaakt per tijdsmoment. Het vijfde hoofdstuk over de politici is onduidelijker in zijn opbouw. Het is niet duidelijk waarom wordt afgeweken van de opbouw van de andere vier hoofdstukken. Het goede en slechte van de vijf hoofdstukken over de elitegroepen is de hoeveelheid data. De analyse en de achterliggende data zijn overweldigend. Een lastig onderdeel in de tekst, naast de hoeveelheid details, zijn de voetnoten. Deze voetnoten zijn zodanig vol van informatie dat ze niet over te slaan zijn en dit maakt het vloeiend lezen van de tekst moeilijk. Soms worden de voetnoten ook gebruikt om een methodologie uit te leggen; dit leest niet prettig.

Het hoofdstuk dat volgt op de analyse van de afzonderlijke elites, hoofdstuk 9, voegt de analyses samen in matrices van samenhang tussen verschillende groepen. Dit is een zeer interessant hoofdstuk, waarin wordt aangetoond hoe de structuur van de elites veranderde door de tijd. Jammer was dat voor mij niet direct duidelijk werd hoe de schrijver tot een verdeling van de elite over 8 groepen is gekomen. Deze groepen bleken samengesteld uit personen uit verschillende elites met banden. Heel kort wordt aangegeven dat over de banden die tussen de groepen 1 tot en met 8 bestonden en over de betekenis van de letters in de tabellen in appendix 3 uitleg kon worden verkregen. Naar mijn mening had appendix 3 opgenomen moeten worden als een paragraaf in het hoofdstuk, zodat gedurende het lezen direct duidelijk zou zijn hoe de uiteindelijke tabellen per tijdsmoment tot stand waren gekomen. Hoofdstuk 9 sluit mooi af met conclusies over de opbouw van en samenwerking tussen elitegroepen. De enige figuur in het boek die ik nog steeds niet begrijp staat helaas ook in hoofdstuk 9, figuur 9.1. Voor mij is volledig onduidelijk hoe de gegevens in tabel 9.1 overgaan in figuur 9.1.

Het laatste hoofdstuk van het boek komt Schalkwijk terug op de hoofdthema’s van de studie: hoe sterk was de koloniale staat tegenover de kolonisator, onafhankelijkheid van de koloniale staat van de koloniale samenleving, validiteit van de benadering van de koloniale tijd via elites.
De conclusie van Schalkwijk is dat kolonies niet een logisch verlengstuk van de kolonisator waren, maar een eigen politieke en sociale structuur hadden.

Samenvattend is de studie en het boek van Marten Schalkwijk een zeer interessante en uitgebreide analyse en beschrijving van de Caraïbische koloniën, met een sterke nadruk op Suriname. De hoeveelheid detail, de hoeveelheid data, de hoeveelheid theorie en de grondige analyses maken van het boek een goede dissertatie. Dezelfde feiten gecombineerd met een niet erg aantrekkelijke lay-out, zoals lange stukken tekst en veel voetnoten, en soms een tekort aan uitleg over methodologie maken het een boek dat niet gemakkelijk als leesboek zal worden gebruikt, maar vooral als waardevol naslagwerk over de koloniale tijd van Suriname en, in mindere mate, van alle plantagesamenlevingen in het Caraïbisch gebied, dienst zal doen.

The Colonial state in the Caribbean, Structural analysis and changing elite networks in Suriname 1650-1920, door J. Marten W. Schalkwijk, 465 pagina’s.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter