Hoe om te gaan met Indianen – Leren van geschiedenis 83
door Hilde Neus
Momenteel is er veel gaande over de grondenrechten van Inheemsen en Tribale volkeren, zowel in officiële als op sociale media. Besproken personen die al dan niet expert zijn. Duidelijk is dat, ondanks vele beloften, de gemaakte afspraken niet worden nagekomen en zelfs internationale verdragen overboord worden gegooid ondanks ratificatie door Suriname.
Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar de verdragen, toch roepen veel mensen maar vaak wat. Niet nodig, Eric Jagdew is gepromoveerd op Vrede te midden van oorlog in Suriname. Inheemsen, Europeanen, Marrons en Vredesverdragen 1667-1863. Deze studie is in te zien in de universiteitsbibliotheek. Duidelijk is, dat er zaken moeten worden rechtgetrokken: houd je als regering aan de grondwet!
- Laat het district haar eigen DC kiezen (vroeger had deze een rechtenstudie voltooid).
- Decentraliseer bestuur en verdeel gealloceerde gelden over de districten.
- Pleeg geen inmenging in opvolging van traditionele gezagsdragers.
Een civiele ontvangst
Van een vroege ontvangst, op 15 oktober 1707, is bekend dat de gewezen gouverneur Paul van der Veen een rapport overlegde over een stuk mineraal, vermengd met zilver, afgeleverd voordat de nieuwe gouverneur De Gruyter was aangekomen in Suriname. Een zekere Indiaanse kapitein, Tawaimara, woonachtig in Capoerica in de rivier Oronooko, had het aangeboden. Hij had het zelf ‘gekapt’ en was (met vrienden en vrouwen) aangekomen te Paramaribo met tien à twaalf kano’s, beladen met het mineraal. Daar wilden zij het verhandelen tegen andere spullen en het was Van der Veen duidelijk dat de Indianen hun gegeven woord zouden nakomen.
Daarop overlegde het Hof en besloot dat het een zaak was van groot belang, die ‘met alle bedenkelijke omzichtigheid en secretesse moet worden afgehandeld en in het werk gesteld.’ De Gruyter werd aangeschreven met het advies bij de aankomst van de indianen met hen ‘in een spoor van negotie voor rijk en ten behoeve van de Sociëteit het meegebrachte mineraal ter mijning over te dragen.’ In ruil daarvoor kregen zij cargazoenen van snaphanen met dubbele lopen, kapmessen, bijlen, vijf genagelde messen, kralen en andere waren, ‘zoals die bij hen het meest begeerd zijn’. Ze dienden met alle vriendelijkheid ontvangen te worden, en ‘veel civiliteit worden gebruikt om hen ertoe te bewegen de negotie van tijd tot tijd meer en meer te cultiveren.’ Op ede, afgelegd aan de Sociëteit hier te lande, mocht niemand hiervan enige kennis hebben. Behalve de tolk, Isaak Isidri Lorenzo (de Jood, in dienst van de Sociëteit en van zijn jaarlijkse traktement genietende), die vervolgens ‘de eed van getrouwigheit en secretie’ opnieuw af moest leggen. Mocht hij doodgaan, werd er een andere tolk ‘de Cambrese spraak verstaande en sprekende’ onder gelijke eed en salariëring aangenomen, zoals opgedragen in het geheime boek van de Sociëteit.
Alles om de handel te bestendigen
De Caraïebse kapitein kwam van het kreekje Capoerica, gelegen omtrent tien dagen varen boven het fortje dat de Spanjaarden in de rivier hadden aangelegd. Het was gemakkelijk ongezien met kano’s te bereiken. Het bestuur in Suriname hoopte dat de kapitein in de maand oktober, zoals beloofd, zou terugkeren. Op voorwaarde dat de gouverneur hen met dezelfde egards zou ontvangen, zoals toegezegd door Van der Veen. Tawairama kwam over als een eerlijk iemand, en hij stelde een stuk van de steen ter hand, ‘‘t welke met zilver doorzaegt was’. Een deel werd naar Amsterdam gezonden als monster, zodat ‘de maten genomen worden’. Het bestuur was overtuigd dat zij deze negotie met de kapitein (of met zijn vrienden) aan konden gaan. Naast de eerdergenoemde spullen waren er ook spiegels en Osnabrugs lijnwaad (Duitse linnen stof) toegevoegd, scharen, kruit en kogels. Wanneer ‘deselve eenige ander soorten van Cargasoenen souden mogen requireren’, zou de Sociëteit dat inwilligen.
Mochten die zaken niet voorradig zijn in het Sociëteitsmagazijn, dan werden ze van particuliere planters of kolonisten aangekocht. De weduwe Bögel zou worden benaderd, zonder dat haar verteld werd wat de bestemming was. Al het mogelijke werd in het werk gesteld om deze gewichtige handel op voordelige wijze te vermeerderen. En op geheime wijze ‘soo veele van het selve mineraal tragten in te handelen ende magtig te werden als mogelijk wesen sal, sonder aan iemant […] het geringste van dese saake en secreten handel te mogen openbaren.’ Er was een ‘Caarte van d’Archipelague de Mexico’, om de locatie te bepalen. Ook deze ‘voorsigtiglijk onder sig sult moeten houden, sonder daarvan aan iemant visie te geven’ zodat de negotie niet door anderen werd ontdekt. Er zou ‘op alle bedenckelike wysen de begeerten van de Indiaanen tragten te voldoen, ondertussen […] deselve met alle vriendschap te ontfangen, wel bejegenen en veel civiliteit te gebruiken om deselve daardoor te beweegen die negotie te cultiveren.’ De mineralen werden bij het overzenden in kisten van driehonderd pond verpakt, omwonden met touwen. De kapitein kreeg de opdracht dat als een schip aangevallen werd, de lading overboord zou worden geworpen.
Zo kan er nu ook onderhandeld worden.