blog | werkgroep caraïbische letteren

Hoe krijg je een ‘happy end’?

door Els Moor & Marja Themen

Er zijn nogal wat opvoeders die vinden dat voor kinderen een verhaal altijd positief moet aflopen. Er mogen allerlei gevaarlijke of griezelige dingen gebeuren, maar op het eind moet alles weer goedkomen. In de Surinaamse jeugdliteratuur waarvan vele verhalen bewerkingen zijn uit de orale cultuur, is dat echter lang niet altijd zo.

Pikin Todo en Pikin Sneki, een echt Surinaams vertelsel noemt Francis Vriendwijk het. En dat is het ook; een kikkertje en een kleine slang, die vriendjes zijn, zo verschillend en toch vriendjes, dat kennen we wel in ons land, maar een slang en een kikker… dat is te mooi om waar te zijn. Ze hebben een goede tijd samen en dan ontdekken ze via hun ouders dat kikkertje eigenlijk eten voor slangetje is. Gelukkig dat kikkertje het op tijd te horen krijgt: hij wordt niet opgegeten, maar zijn vriend is hij kwijt en daarover heeft hij verdriet. Het is geen fatale afloop, maar ook geen goede. In gesprekken over het verhaal op Kinderboekenfestival met kinderen, zie je herkenning. ‘Ik mag ook niet met mijn vriendinnetje spelen’, zei een meisje, ‘omdat onze ouders ruzie hebben.’ Maar hoe dan ook: Pikin-Todo werd niet opgegeten.

Er is zelfs een oplossing waardoor ze vriendjes kunnen blijven. Doordat Pikin Todo elke dag een broodje brengt voor Pikin Sneki, waardoor hij zijn vriendje niet opeet en ze toch kunnen spelen, een happy end dus. Marijke van Mil heeft dit als einde verzonnen voor haar versie van deze oude Surinaamse vertelling, Kikkertje & Slangetje. Dit is zo tegennatuurlijk, zo ongeloofwaardig dat het verhaal erdoor onderuit gehaald wordt. Niet alles kan nou eenmaal mooi en romantisch aflopen. Ook hierover hebben kinderen gepraat op Kinderboekenfestival, ze hebben de twee verhalen rond dezelfde bron vergeleken en ze geven allemaal de voorkeur aan Pikin-Todo en Pikin-Sneki.

Een ander voorbeeld: De tuinman en de apen van Wim Veer. Het is een bewerking van een boeddhistisch sprookje en heeft ook niet bepaald een happy end; wel een einde waar je van alles mee kunt, waar kinderen op verschillende manieren verder over kunnen nadenken en over kunnen praten.

En neem dan ‘Jejeta’ uit de bundel Saramaccaanse vertellingen Hielientie Daytie. Het is een mooi verhaal, prachtig dat die moeder het kind krijgt waar ze zo naar verlangt, Jejeta, uit zeeschuim, Sukuma. Maar dan moet wel aan een belangrijke voorwaarde voldaan worden, ze mag nooit ‘Sukuma’ genoemd worden, anders wordt ze weer schuim. Na jaren komt die vreselijke Anasi (Saramaccaanse variant van Anansi) en die krijgt het voor elkaar Jejeta in een situatie te brengen waarin hij die voorwaarde schendt. Jejeta wordt weer schuim en haar moeder is haar kwijt.
Het is een beeld dat we herkennen, ook nu, door hebzucht, kwaadspreken of jaloezie doet de ene mens de ander iets negatiefs aan. En het leven is, vooral in het binnenland vaak al moeilijk genoeg. Ondanks alle moeilijkheden, iedere dag weer leven, dat is al vanaf de slaventijd ‘overleven’. En de Surinaamse literatuur staat bol van dit thema. Lees maar de Anansiverhalen van Ismene Krishnadath en Anansi dala van Marylin Simons. Allemaal kinderverhalen, maar in de wereld van spin Anansi wordt de keiharde mensenwereld weerspiegeld.

‘Kot Ede Nombu’ eveneens uit de Saramaccaanse bundel, is ook zo’n keiharde vertelling, over een jongen met een gebrek, dat hem aangedaan wordt doordat twee mensen in een woedebui hem allebei naar zich toe trekken en hij scheurt. Sindsdien wordt hij vreselijk gepest. Uiteindelijk loopt dit verhaal wel goed af, doordat hij zelf besluit om met zijn geliefde die hij dan heeft het dorp uit te gaan en elders te gaan wonen..

Verhalen, ook voor de jeugd, zijn een spiegel van een maatschappij. Als je een dikke bult op je hoofd hebt en ja kijkt in de spiegel, is die bult niet verdwenen. Maar je kunt hem ook laten opereren en dan ben je later in de spiegel een stuk mooier. Zelf iets doen om je situatie te verbeteren is een belangrijk motief. Je kunt dat op een egocentrische, slechte manier doen, zoals Anansi vaak doet, en dan loopt het met hem niet goed af, maar ook op een manier die blijk geeft van nadenken. En dan loopt het goed af, ook in een verhaal. Okorié en Agambé, uit het boek van Sherida Sabajo, zijn twee jongens uit het binnenland, een uit een inheems dorp en een uit een marrondorp. Ze zijn verdwaald in het bos en komen elkaar tegen. De ene is bang en huilt, de ander zoekt oplossingen voor alle problemen. Tenslotte ziet hij een ‘telefoonboom’ en begrijpt dat die redding kan brengen. Hij slaat erop en het geluid weerklinkt door het bos. De families van de beide jongens vinden elkaar bij de jongens. Ze zijn gered en de dorpen onderhouden sindsdien vriendschapsbanden.

‘Welzijn’ is nu een aantal jaren het thema van het Kinderboekenfestival. Een prachtig thema om over te praten in de klas of elders met kinderen. Hoe bereik je dat je in ‘welzijn’ leeft? Verhalen laten het vaak zien: door na te denken, samen te werken en hulp te bieden en als dat gebeurt is er een ‘happy end’!

Het verhaaltje is dan uit , zoals Wim Veer laat zien in ‘Misi Powisi’:

[…] en met zijn hele
grote snuit
blaast kleine pakira
het verhaaltje uit..

Besproken boeken:
Francis Vriendwijk: 3 Surinaamse vertellingen. Koprokanu tan de, Bigi-Bere’Bigi-Ede en Fini-Futu, Pikin-Todo en Pikin-Sneki (2010)
Marijke van Mil: Kikkertje en Slangetje, Uitgeverij Vasallucci, Amsterdam, 2001
Hielentie Daytie, Saramaccaanse vertellingen. Uitgever: VGOV, Paramaribo, 2006
Ismene Krishnadath: Nieuwe streken van koniman Anansi, Paramaribo, 1989
idem, Bruine bonen met zoutvlees, Paramaribo 1992
idem, Anansi keert terug naar de 81ste afslag, Paramaribo, 1997
Marylin Simons: Anansi dala, uitgegeven door stichting PCO Suriname, Paramaribo, 2004
Sherida Sabajo: Okorié en Agambé, een uitgave van De nationale Stichting Kinderboekenfestival, Paramaribo, 2008
Wim Veer: misi powisi, Paramaribo, 2008

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter