blog | werkgroep caraïbische letteren

Hoe een virus geen onderscheid maakt

Bespreking van Salomon Kroonenberg. De man van de berg. Friedrich Voltz (1828-1855). Jonggestorven natuuronderzoeker in Suriname

door Hilde Neus

De jonge Duitse onderzoeker Friedrich Voltz, geboren in 1828  stierf jong, op 27-jarige leeftijd, aan gele koorts. Eerder was hij in prima conditie en had nog een heel leven voor zich. Maar een zware ziekte maakt geen onderscheid, die kiest slachtoffers naar willekeur. Voltz had nog een ander virus onder de leden: hij was helemaal gepakt door de aarde en de natuur.

Voltz was geboren in Hesse, Duitsland en studeerde mijnbouw in Thalitter, belangrijk vanwege de kopermijnen. Vervolgens geologie in Giessen, om in Mainz les te gaan geven. Al vroeg schreef hij over zijn geologische vondsten en deze publicaties werden goed ontvangen, omdat zij leidden tot een betere kennis van steenformaties in Europa. Hij werd benaderd om lid te worden van een Duitse commissie die in opdracht van de Nederlandse overheid moest onderzoeken of Suriname vanuit een geologische, geneeskundige en landbouwkundige invalshoek geschikt was voor een Duitse volksplanting. Deze uitdaging nam hij aan en daar verrichtte hij belangrijke geologische, geografische en etnografische werkzaamheden. Maar ondanks de waardering voor de schoonheid van het oerwoud, bleef hij heimwee hebben naar huis, ook vanwege zijn aversie tegen de slavernij.

De leider van de commissie was de veearts Friedrich Duttenhofer, een achterneef van August Kappler, de stichter van het grensdorpje Albina (vernoemd naar zijn vrouw). De commissie was in januari 1853 al in Suriname. In Suriname werd het reisgezelschap aangevuld met andere deskundigen, onder wie Johan Cateau van Rosevelt, die ook een journaal bijhield waaruit Kroonenberg materiaal heeft overgenomen. Ook de toenmalige landdrost (soort districtscommissaris) van Nickerie, Hermanus van Genderen, leverde informatie over de expeditie van Voltz naar de Nickerierivier. Zo heeft Kroonenberg reconstructies gemaakt van diverse expedities, als eerste een die werd uitgevoerd voordat Voltz participeerde, naar de Boven-Suriname en de Para. Toen is de latere gouverneur van Suriname, Cornelius van Sypesteyn meegegaan, en die heeft deze expeditie kort weergegeven in zijn Beschrijving van Suriname (1854). Cateau van Rosevelt maakte aantekeningen over de tweede reis, naar de Commewijne en de Tempatikreek. Hij was niet erg positief over de verwerking van de producten. Wat hij schrijft, is zelfs nu heel actueel:

‘Uit dit staaltje van nijverheid kan opgemerkt worden hoeveel vooruitgang er in Suriname is en welke verbetering er ingevoerd wordt; alles blijft bij het oude, van het nieuwe heeft men een afkeer en de kolonie kwijnt weg.’

Ook hij schreef over de barbaarse wijze waarop de slaven werden behandeld. Voltz arriveerde in mei 1853 en was nogal teleurgesteld over het gebrek aan instrumenten en kaarten. Zijn eerste expeditie was naar de beneden-Saramacca. Uit de verslagen en een krantenartikel (Surinaamsch Weekblad, 7 juli 1853) blijkt dat de commissie van mening was dat voor Europese kolonisatie Suriname niet geschikt was; als vanzelfsprekend reageerden de planters hier woest op. Voltz is zeer enthousiast over de fossielen die hij tijdens de reizen vindt en veel minder blij met de vele muskieten. De reis naar de Boven-Suriname stuit op Gansee, waar de granman hen verbood verder te reizen, omdat hij bang is dat zij waren gekomen om te spioneren en hen weer tot slaaf te maken. Over de slavernij en de behandeling van de slaven schrijft Voltz zeer afkeurend. De eerste reizen leidden er al toe dat hij ziek werd en het herstelproces vorderde maar langzaam. Toch maakt hij nog enkele reizen, die door Kroonenberg gevisualiseerd zijn op een kaart vooraan in het boek, met daarbij de nummers van de hoofdstukken waarin de bijbehorende informatie is opgenomen.

Zo bezochten ze nog Berbice en Demerara (Georgetown), waar de slavernij inmiddels in 1848 door de Engelsen was afgeschaft. Voltz bericht ook over de immigratie van Hindoestaanse contractarbeiders daar en de opleving van de economie, die dat tot gevolg had. Voltz geeft een kleurrijk portret van Nieuw- Amsterdam en zijn bewoners en verwijst naar Schomburgks reisverslag van Georgetown, ook wel Klein-London genoemd. De Nickerie wordt nog opgevaren, en Voltz komt bijna aan de vele kleine stromen die de bronnen van de Corantijn vormen. Via de Wayambo steekt Voltz alleen door naar de Coppename. Hier aanschouwt hij vanaf de rivier als eerste Europeaan de berg die naar hem is vernoemd, een grote kale granieten rots. De groep was twee maanden onafgebroken in het binnenland. Uiteindelijk bevaren ze nog de Marowijne en de Mana (binnendoor via de Commewijne en Cottica) en bezoeken Albina. Voltz geeft een uitgebreid verslag omdat hij de potentie van dat gebied als Duitse volksplanting wel onderkent. In april 1855 schrijft hij aan Staring dat zijn taak is volbracht en dat hij plannen heeft naar huis terug te keren. Maar hij krijgt voor de derde keer gele koorts, ditmaal fataal. Vlak voordat hij 28 wordt, overlijdt hij op 6 augustus in Paramaribo.                 

De Voltzberg

Veel is bekend gebleven over Voltz en zijn reizen, doordat hij brieven schreef aan diverse mensen, onder wie zijn vriend de geoloog Winand Staring. Vele zijn bewaard gebleven en Staring heeft zelf de belangrijkste informatie in eigen woorden vastgelegd in Algemeene Konst- en Letterbode van 1854 en 1855. Ook stuurde Voltz geologische en botanische objecten naar Europa. Ze hadden elkaar in Haarlem leren kennen voordat Voltz naar Suriname afreisde. Professor Karl Martin heeft een artikel over Voltz gepubliceerd, waarover meer in de West Indische Gids. Ook heeft Kroonenberg afgedrukte brieven van Voltz ingezien bij Carl Haarnack, verzamelaar van antiquarische Surinaamse boeken en deze waren nooit eerder geciteerd. (Een togt door de savanne van Suriname. Friedrich Voltz. In: Praktisch Volksboek. Museum voor Natuur, Kunst en Wetenschap. Sneek, 1863). Haarnack schrijft hierover op zijn website over oude boeken (https://bukubooks.wordpress.com):

‘Onder de bewoners van het dorp bevonden zich een familie van ‘Karboeger-indianen’ (‘karboeker’, sic), afstammelingen van inheemsen en nazaten van Afrikanen. Voltz noemde dit ‘ras’ de mooiste soort mensen die hij ooit had gezien: zij waren donkerder van kleur dan de Caraïben maar hun lichaam was evenrediger gebouwd. Het hoofdhaar is kort en kroes maar niet zo sterk als bij ‘de negers’. De ogen zijn donker en vol vuur, schrijft Voltz. De prijs der schoonheid zou voor hem zeker naar een ‘karboeger-indiaans’ meisje gaan.

Er is ook onderzoek gedaan naar Voltz bij Naturalis Biodiversity Centre, (Het Nederlands Centrum voor Biodiversiteit) dat is ontstaan uit een fusie tussen het Zoölogisch Museum Amsterdam, het Nationaal Herbarium Nederland en Natuurhistorisch Museum Naturalis. Diverse daar verwerkte gegevens zijn opgenomen in deze publicatie. Hieronder de Latijnse namen van planten, uitgezocht door Roxali Bijmoer en Tinde van Andel, ook in Suriname een bekende plantkundige.

Tussen Staring en Voltz is ruzie ontstaan omdat de laatste had toegezegd dat de informatie over de expedities en de daaruit voortvloeiende resultaten exclusief naar Nederland zou worden gestuurd. Maar Voltz berichtte er ook over in Duitsland en daarvan kwamen berichten in de pers. Dit mondde uit in een streng gesprek in Suriname tussen de gouverneur en de commissie. Het trage reageren van Voltz en de lange duur van de post, werkten niet in positieve zin. Ook het boek van Van Sypesteyn leidde ertoe dat de koning van Württemberg al in 1854 wist van de ijzervoorkomens op de Blauwe Berg, bij de plantage Phedra. Overigens zijn er ook spanningen ontstaan met het gouvernement over de begroting van de reizen. Intern liep het binnen de commissie ook niet altijd even vlot, totdat zelfs gevraagd werd om Duttenhofer buiten de groep te houden vanwege overmatig drankgebruik.

Voldoende aanknopingspunten dus, om een onderzoek naar Voltz zijn werk en leven te doen. Om de verhalen enigszins chronologisch te ordenen, onderbreekt Kroonenberg de brieven af en toe, om er een ander stuk in te voegen, als aanvulling om het verhaal te completeren. Dit maakt dat in de tekst diverse stemmen te horen zijn en dat is fijn voor de afwisseling, maar ook verhelderend voor het idee over de denktrend en werkwijze van de diverse expeditieleden.  

De Walburg Pers, uitgever van het boek over Voltz, heeft zijn naam weer eer aangedaan. Dit is een mooi en rijk in kleur geïllustreerde uitgave geworden, waarvan de teksten van Kroonenberg vet zijn gedrukt en de andere geciteerde documenten in dunne letter.  

Het beklimmen van de Voltzberg blijft een uitdaging en eigenlijk zou elke jonge Surinamer moeten worden bijgebracht om te beseffen hoe wonderlijk mooi onze natuur is. En om ervan doordrongen te raken dat deze natuur onze aandacht en bescherming verdient.

Salomon Kroonenberg. De man van de berg. Friedrich Voltz (1828-1855). Jonggestorven natuuronderzoeker in Suriname. (2020). Zutphen: Walburg Pers. ISBN 97894 62495 029.


Salomon Kroonenberg

De auteur van ‘De man van de berg’ woonde vanaf 1972 enkele jaren in Suriname, werkte toen bij de Geologisch Mijnbouwkundige Diensten gaf les aan het IOL. In 1994 kwam hij even terug op vakantie, met zijn kinderen. Nu is hij met emeritaat en heeft een onbetaalde nul-aanstelling aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname. Professor Wong, die samen met hem een boek schreef over de geologie in Suriname, heeft hem gevraagd om bij te dragen aan de opleiding Geologie aan de AdeKUS. Toen Kroonenberg hier was, werkte hij samen met Professor Theo Wong en Eddy Jharap bij de Geologische Mijnbouw Dienst. In de 30 jaren sindsdien heeft hij in een groot aantal andere banen in verschillende landen gewerkt, waaronder Rusland, Colombia en Swaziland. Na een cursus ‘remote sensing’ bij het ITC in Enschede in 1979 was Kroonenberg als docent geologie, geomorfologie en remote sensing verbonden aan het Centro Interamericano de Fotointerpretación in Bogotá, Colombia. In 1982 werd hij aangesteld als hoogleraar geologie en mineralogie te Wageningen. Van 1996 tot 2009 was hij hoogleraar Toegepaste Geologie aan de TU Delft. Wat betreft de klimaatverandering geldt Kroonenberg als een criticus van het Kyoto- protocol; hij relativeert de invloed van de mens binnen de hele lange geologische geschiedenis en wijst op de vele veranderingen in het klimaat, waarnaar hij veelvuldig onderzoek deed. Zijn boek De menselijke maat- de aarde over tienduizend jaar won in 2007 de Eurekaprijs.

Al die tijd was hij eigenlijk niet met Suriname bezig. Maar inmiddels heeft hij meegewerkt aan twee masterprogramma’s voor de opleiding Mineral Geoscience. Daarnaast begeleidde hij sinds 2015 acht masterstudenten aan wie hij afstudeeronderwerpen voorstelde en met wie hij mee het veld in ging. De fondsen voor tweemaal tweejarige opleidingen werden gesponsord door IAMGOLD Rosebel Gold Mines. Dit waren cursusgelden, beleids- en reiskosten. De neventak, Petroleum Geoscience, wordt financieel ondersteund door Staatsolie. Momenteel draait er een internationaal onderzoeksprogramma waar ook Australië  bij betrokken is. In 2019 is er een groot geologiecongres gehouden in Torarica, gefinancierd door de goudmaatschappijen.

Er wordt onderzoek door studenten verricht naar de voorkomens van goud en ook edelstenen. Een van hen, Renoesha Naipal, doet promotieonderzoek naar diamanten. De monsters komen van noordoost Suriname en worden onderzocht in het laboratorium van de universiteit. Naipal publiceerde hierover in het Journal of Gemmology. IAMGOLD stort geld in een doorlopend studiefonds, het SEMIF (Suriname Environmental and Mining Foundation) waarmee de studie wordt bekostigd. Momenteel is Kroonenberg in Suriname om de studenten te begeleiden en een missie naar de Marowijne (in oktober tijdens de grote droge tijd) voor te bereiden, het internationale South American Exploration Initiative, met experts uit Australië, Canada, Frankrijk, La Guyane en Guyana. Zoals tijdens de vroegere expedities zullen de begeleiders zoals kulaman en korjaalvaarders voornamelijk marrons zijn, maar nu in een andere hoedanigheid. Veel van de marrons studeren nu en hebben lagere posities ingeruild voor betere en vertonen een opwaartse mobiliteit met een grote motivatie om hogerop te komen. 

Opvallend is dat veel studenten bij Geologie vrouwen zijn. Kroonenberg benadrukt dat er zoveel talent is in Suriname en zoveel motivatie om nieuwe zaken aan te pakken. Alleen proeft hij ook dat technische kennis hier is ondergewaardeerd. Even verwijst hij naar Gonini.org, een website waarop alle kaarten met de uitgegeven concessies staan ingetekend. Dit is een project van Stichting Bosbeheer en Bostoezicht. De auteur is van mening dat er beter met de natuurlijke hulpbronnen kan worden omgegaan. De afgestudeerden blijven hier, werkzaam bij Staatsolie, Newmont of IAMGOLD. Gelukkig is er weinig braindrain. In 2019 was Kroonenberg  viermaal in Suriname, en in 2020 in maart voor het laatst, vlak voor de uitbraak van de coronacrisis. Voor deze reis was het aan de decaan van de faculteit om heel wat papierwerk in orde te maken, zodat hij weer naar Suriname kon vliegen en toestemming kreeg van BOG, mits hij een week in quarantaine zou blijven. 

Momenteel wachten er zes studenten om af te studeren en alle randvoorwaarden daarvoor zijn in orde. De microscopen om de gesteentepreparaten te bekijken, staan klaar. Met de bachelorstudenten zal er gekeken worden naar de natuurlijke voorkomens van hoeveelheden kwik in gesteenten langs de Afobakaweg. De monsters kunnen hier worden bewerkt in het lab. Dit project is aangevraagd door het NIMOS, in verband met het Minamata-verdrag over natuurbehoud, dat door de Surinaamse overheid is ondertekend en nu in uitvoer moet worden gebracht. Er wordt onderzocht hoeveel kwik er is in de bauxietvoorkomens. Dit is een gesteente dat grote hoeveelheden kwikdampen kan bevatten, deze werden bij de Suralco zelfs opgevangen en verkocht als kwikmetaal.

Over Suriname heeft hij (mede)gepubliceerd: Geologie en landschap van Suriname (met Theo Wong en Pieter Augustinus) – LM Publishers, Volendam, 2017.

Artikelen met betrekking tot Suriname, waarvan Kroonenberg de (co-)auteur is:

  • Kroonenberg, S.B. 1976 Amphibolite facies and granulite facies metamorphism in the Coeroeni Lucie area, southwestern Surinam. PhD Thesis, Univ. Amsterdam; issued in Geol. Mijnb. Dienst Sur., Med. 25, 101 289.
  • Kroonenberg, S.B., 1982. A Grenvillian granulite belt in the Colombian Andes and its relation to the Guiana Shield. Geologie & Mijnbouw, 61: 325‑333.
  • De Vletter, D.R., G.J.J.Aleva & S.B.Kroonenberg 1998 Research into the Precambrian of Suriname. In: Th.E. Wong et al. (eds), The history of earth sciences in Suriname Royal Neth Acad. Sci./ Neth. Inst. Applied Geosci . 15-64
  • Kroonenberg, S., De Roever, E., Fraga, L., Reis, N., Faraco, M. T.,  Cordani, U.G., Lafon, J.-M & Wong, Th. E., 2016. Paleoproterozoic evolution of the Guiana Shield in Suriname: A revised model. Netherlands Journal of Geosciences – Geologie en Mijnbouw, 95(4), 491-522.

Taal is een hobby van Kroonenberg. Hij schreef er een boek over: De binnenplaats van Babel (Atlas Contact, 2014), bedoeld als hommage aan zijn grootvader, die 14 talen sprak. Er zijn 6000 talen op de aarde en wat is de oorsprong daarvan? Het verhaal in de Bijbel (Genesis 10) gaat, dat van overal arbeiders naar Babel kwamen om een grote toren te bouwen. Dit zou de spreekwoordelijke taalverwarring hebben veroorzaakt. Maar, zoals Kroonenberg aantoont, is het juist andersom geweest. De vele mensen uit de verschillende windstreken brachten hun eigen taal mee en die talen samen versmolten later tot één taal. Precies zoals het Sranan is ontstaan: uit de vele talen die de mensen – die hiernaartoe zijn gekomen – meebrachten: wans’ ope tata komopo.

[De Ware Tijd Literair, 20 maart 2021]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter