blog | werkgroep caraïbische letteren

Hoe de wereld veranderde rond het jaar 750

door Jerry Dewnarain

Herman Kaptein laat op een knappe manier met zijn boek Hoe de wereld veranderde rond het jaar 750 zien hoe grote veranderingen in de wereld ongeveer 1300 jaar geleden met elkaar verweven waren. Het boek belicht het verhaal over de Afro-Euraziatische wereld rond het jaar 750 aan de hand van een aantal ingrijpende veranderingen.

De drie belangrijkste wendingen die zijn besproken, voltrokken zich in de relatie tussen overheid en wereldreligie, in de schrift- en kenniscultuur en in de wereldhandel.

Waarom dit boek?

Dit boek is een product van de belangstelling van de schrijver voor mondiale geschiedenis. Volgens hem wordt deze tak binnen de geschiedwetenschap wereldgeschiedenis genoemd. Echter, hij prefereert mondiale geschiedenis (Engels: global history) om het verschil te benadrukken met de wereldgeschiedenis van vroeger. De nieuwe wereldgeschiedenis neemt afstand van de Westerse, eurocentrische blik en beschouwt het verleden zoveel mogelijk vanuit een mondiaal perspectief. Het gevolg hiervan is dat een nieuwe visie ontstaat op de Europese geschiedenis. De historicus richt zijn lezerspubliek op de groep liefhebbers van geschiedenis met een academische achtergrond.

Kaptein stelt, dat wereldwijde interculturele interactie intensiever is geweest in het verre verleden dan lang is gedacht. Europa stond in zijn historische ontwikkeling eerder, sterker en langer onder invloed van andere culturen dan lang is gedacht en het Europese verleden week minder af van wat elders op de wereld is gebeurd dan lang is gedacht.

Eurocentrische geschiedschrijving

Volgens Kaptein wordt in de eurocentrische geschiedschrijving te veel de nadruk gelegd op verschillen en te weinig op overeenkomsten. ‘Mijn bedenkingen ten aanzien van het idee van ‘Europa als historische afwijking’ en van een Europa dat eeuwenlang weinig invloed van buitenaf heeft ondergaan, hebben mij aangespoord dit boek te schrijven. De keuze voor het onderwerp is ook hieruit voortgekomen.’

Het boek begint met het verhaal over de vroegste gebeurtenissen binnen het Karolingische Rijk (751-888) en plaatst deze vervolgens binnen de mondiale context van die tijd. Europa in de vroege middeleeuwen, dus na de val van het West-Romeinse Rijk in 476, wordt gewoonlijk getypeerd als een continent dat de banden met de omringende wereld verbrak en zich in zijn schulp terugtrok. ‘Hier zou volgens velen het begin liggen van een autonoom opererend, christelijk Europa dat in zijn ontwikkeling begon af te wijken van de rest van de wereld. Ik vroeg mij af of dit klopt.’

De Karolingische machtsovername in het Frankische Rijk in 751 was het uitgangspunt voor het schrijven van dit boek. Deze gebeurtenis en de daaropvolgende opbouw van een christenrijk betekenden voor Europa een keerpunt in zijn ontwikkeling. De auteur wilde weten wat er rond het jaar 750 in de rest van de wereld is gebeurd. ‘Ik vroeg mij af wat een mondiale benadering bijdroeg aan ons inzicht en onze beeldvorming ten aanzien van de Karolingische ommezwaai.

Gaandeweg mijn onderzoek werd mij duidelijk dat in meerdere delen van de wereld rond het midden van de achtste eeuw vergelijkbare gebeurtenissen hadden plaatsgevonden die op meerdere maatschappelijke terreinen een kentering tot gevolg hadden.’ Daarover gaat dus Hoe de wereld veranderde rond het jaar 750.

Wendingen

Tussen de verschillende wendingen door lopen verhaallijnen die ermee zijn verweven, maar ons ook een idee geven over hoe wij ons de Afro-Euraziatische wereld halverwege de achtste eeuw moeten voorstellen. Zo wordt veel aandacht geschonken aan interculturele contacten: kooplieden, zeelieden, kameeldrijvers, pelgrims, migranten, diplomaten en slaven uit verschillende culturen trokken eropuit of werden tegen hun zin vervoerd naar verre streken en wisselden daar nieuwe ideeën uit in woord en beeld. Wat zal blijken, is dat er ook vanuit Europa meer mondiale contacten waren dan gewoonlijk wordt verondersteld. De interculturele ontmoetingen roepen ten aanzien van de drie hoofdthema’s de vraag op in hoeverre de ontwikkelingen en gebeurtenissen in de verschillende samenlevingen met elkaar in verband stonden.

De eerste wending, de politiek-religieuze kwestie: in vrijwel alle belangrijke rijken in Afrika, Europa en Azië, kortweg Afro-Eurazië genoemd, vocht men in de decennia rond het jaar 750 machtsconflicten uit. Daarbij wierp men in een aantal gevallen de heersende dynastie omver, maar ook daar waar de heersende macht stand wist te houden, zoals in Tang-China en in Tibet, volgden op de machtsstrijd ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Die waren in het bijzonder verbonden met een bestuurlijke overstap naar of een versterking van (een variant binnen) een wereldgodsdienst. In het ene geval ging het om volkeren die een natuurreligie aanhingen en waarin de (nieuwe) machthebbers zich verbonden met een van de wereldreligies. Zo kreeg het judaïsme steeds meer vat op de elite van het Chazaarse Rijk, riep de Oeigoerse khagan het manicheïsme uit tot de officiële godsdienst en groeide het Tibetaanse Rijk uit tot een boeddhistische grootmacht. In deze drie rijken vonden bekeringen plaats onder supervisie van de eigen overheid.

Een overgang naar een wereldreligie vond ook plaats na verovering en bezetting, zoals bij de Germaanse Saksen en de Afrikaanse Berbers. Wat betreft de tweede wending, die in de schrift- en kenniscultuur: wereldgodsdiensten zijn schriftreligies en de groei ervan bevorderde geletterdheid en kennisverwerving. Het toenemende gebruik van ganzenveer en penseel om in een bepaald schrift teksten te schrijven, leidde tot belangrijke ontwikkelingen in de communicatie en in de wetenschap. Schriftelijke informatie tussen bestuurders, het op papier bijhouden van belastinggegevens en het in teksten vastleggen van rechtsregels verbeterden de manier waarop een rijk werd bestuurd. Staatsscholen in China en Japan boden ter voorbereiding van toekomstige bestuurders en ambtenaren scholing en examens aan. In samenlevingen waar het boeddhisme een dominante positie verwierf, zoals in Pala en op Sumatra en Java, stichtte de overheid kloosters die tevens internationale studiecentra waren. Van heinde en verre trokken zij pelgrims aan die hier een aantal maanden of jaren theologisch geschoold werden. Boeddhistische geschriften, geschreven in het Indische Sanskriet, werden er vertaald en op de terugreis meegenomen. De Abbasidische kalief Mansoer nodigde geleerden uit alle delen van zijn rijk uit naar Bagdad te komen. Hij liet hen een uitgebreide wetenschappelijke bibliotheek aanleggen en geschriften uit verschillende culturen naar het Arabisch vertalen. Bij Mansoer lag het begin van de Gouden Eeuw van de Arabische wetenschap. Ook in het Frankische Rijk, in Tibet en in Nihon-Japan tilde de centrale overheid geletterdheid en wetenschap naar een hoger niveau door monniken aan schrijf-, leer- en denkwerk te zetten. De groei van het geschreven woord riep in diverse delen van Azië de papiermakerij in het leven. Omstreeks 750 verspreidde zich tevens een tweede noviteit op het gebied van schriftelijke informatie: in China, Korea en Japan werden voor het eerst korte teksten in blokdruk vastgelegd.

Wat betreft de derde wending, de wereldhandel: tussen 600 en 750 bloeide de landhandel in weeldeartikelen tussen West- en Oost- Azië als nooit tevoren. Handelaren die met lastdieren over land reisden, volgden de Zijderoutes in Centraal-Azië. Juist het streven van Aziatische imperia om zoveel mogelijk controle te krijgen op de langeafstandshandel was een van de oorzaken van militaire conflicten en troonswisselingen. Op hun beurt droegen oorlogen en opstanden en de verdwijning van de Chinese soldaten uit het Tarimbekken omstreeks 750 bij aan een ommekeer in de Aziatische handelsbewegingen: een langdurige terugval in de Aziatische handel over de Zijderoutes en parallel daaraan een aanhoudende groei in de scheepvaart over de Indische Oceaan en de Oost-Aziatische zeeën. De belangrijkste factor voor de toename in de zeehandel was de groeiende vraag naar dure goederen die vanwege hun volume en massa goedkoper over zee dan over land konden worden vervoerd. Er vond derhalve in Azië een verschuiving plaats van land-handel naar zeehandel. Daarnaast kreeg na 750 de groeiende Saharahandel dankzij goud en slaven verbinding met de Zijderoutes en namen meer kooplieden uit Europa deel aan de Afro-Aziatische handel in Europese slaven. Nieuwe handelstechnieken in partnerschap en betaling faciliteerden de verplaatsing van goederen binnen intensief samenwerkende netwerken van kooplieden. De ommekeer in de wereldhandel bracht het een en ander in beweging in gebieden die hierbij waren betrokken.

Kaptein begon het onderzoek met de vraag wat een mondiale benadering van de Karolingische paleiscoup in 751 en de vroege Karolingische periode ons hierover aan nieuwe inzichten oplevert. Het belangrijkste antwoord is dat het ontstaan van het Karolingische Rijk in een mondiaal patroon viel. Deze vaststelling opent ruimte voor nieuwe beelden, inzichten, verklaringen en vooral nieuwe vragen.

Herman Kaptein, Hoe de wereld veranderde rond het jaar 750. Uitgeversmaatschappij Walburg Pers, Zutphen. ISBN 9789 46 456 503 4.

[de Ware Tijd Literair, 7 februari 2025]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter