blog | werkgroep caraïbische letteren

Historicus legt verband tussen slavernijverleden Rotterdam en Suriname

door Audry Wajwakana 

PARAMARIBO – Slavernij zoals in de koloniale tijd bestaat niet meer. Maar intussen zit Nederland met de erfenis daarvan. Racisme, uitsluiting, maar ook de problemen waarmee voormalige koloniën als Suriname voor een deel zitten. Tot twintig jaar geleden dachten velen dat alleen de stad Amsterdam en Zeeland in Nederland betrokken waren bij slavernij.

Historicus Alex van Stipriaan. Foto: collectie Alex van Stipriaan

Maar volgens verschillende onderzoekers was het al veel langer bekend dat heel Nederland bewust en onbewust hierbij betrokken was. Historicus Alex van Stipriaan die in 1991 een proefschrift schreef over de betrokkenheid van Rotterdamse firma’s in de slavenhandel en slavernij in Suriname is bezig met een onderzoek om het verband tussen het slavernijverleden van de stad Rotterdam en Suriname vast te leggen.

Het boek komt in oktober 2020 uit, samen met twee publicaties waarmee andere onderzoekers belast zijn. De hoogleraar was voor zijn onderzoek in Suriname. De opdracht voor het onderzoek komt van de gemeente Rotterdam en vloeit voort uit de aangenomen motie van Peggy Wijntuin op 14 november 2017.

Het gemeenteraadslid met Surinaamse roots deponeerde een motie waarin ze onderzoek wenst naar het koloniale en slavernijverleden van de stad Rotterdam. Niet alle Nederlanders waren plantage-eigenaren of slavenhandelaren, maar ze waren op de een of andere manier wel hierbij betrokken.

“Van het kleinste dorp tot de grootste stad. Suriname werd bezet door Nederland en het is nooit de bedoeling geweest om het land tot ontwikkeling te brengen. Het land was rijk aan grondstoffen, of het nou in de landbouw of mijnbouw was, en die moesten in Nederland verder verwerkt worden. Aan de andere kant: alles wat nodig was voor het leven in Suriname, behalve de zon, de grond en de arbeid uit Afrika, werd gehaald uit Nederland”, zegt de historicus.

Gereedschappen, kaas, jenever, wijn, textiel en nog meer. Zo blijkt uit onderzoek van de historicus dat de kaas niet uit hartje Amsterdam of Rotterdam kwam, maar uit boerderijen buiten de grote steden in Nederland. Een ander voorbeeld noemt de historicus de plantage Maasstroom in het district Commewijne dat vernoemd is naar de rivier Maas die langs Rotterdam stroomt. Dat mensen van niets wisten, is volgens de historicus een leugen.

Van Stipriaan: “Harderwijk aan het IJsselmeer was de plaats waar soldaten werden opgeleid voor de kolonie, onder andere om te gaan vechten met de Marrons. Die wisten uit eigen beschouwing hoe het er daar aan toeging. Driehonderd jaar lang zijn schepen over en weer gegaan. Allemaal zeelui van acht tot vijftig man en die hebben hier in Suriname rondgelopen en rondgekeken. Ze kwamen terug naar hun vrouw en kinderen in Nederland en ik ben zeker dat ze vertelden wat ze in Suriname hebben meegemaakt dan alleen over wilde dieren en insecten.” 

Voor het boek neemt de historicus verschillende handelsfirma’s in Rotterdam onder de loep. In zijn onderzoek komt hij soms wel tegenstand van nazaten tegen. “Als ik geen toegang krijg tot die archieven, kan er niks aan doen. In een van de boeken waar ik samen met andere auteurs over de Amsterdamse grachten heb geschreven, kwamen we zo een familiewapen tegen met twee zwarte mensen erop. Toen we er meer over wilden weten, werd die informatie niet gegeven en in het boek hebben we als een soort statement, een zwarte pagina opgenomen”, zegt Van Stipriaan.

Hij benadrukt dat hij geen grove woorden gebruikt, maar wel het verhaal vertelt zoals het is. “Soms bestaat het toeval dat een bedrijf nog bestaat en anderen niet meer. Dan is het niet eerlijk om die ene wel te blamen en die andere niet. Wat je wel steeds meer ziet, is dat er toch wel een soort van positieve gevoeligheid voor begint te ontstaan. Zo deed de ABN Amro Bank, toen die een andere bank in de VSA over wilde nemen eerst onderzoek of die bank ooit geld had verdiend aan slavernij. En op dezelfde manier hebben ze ook intern onderzoek gedaan of zij ook betrokken zijn geweest”, zegt de historicus. 

Van Stipriaan is de mening toegedaan dat Nederland verantwoordelijkheid moet nemen voor de geschiedenis. “Aan schuldig voelen, heb je niks. Nederland moet erkennen dat die geschiedenis is geweest en die geschiedenis tot de dag van vandaag doorwerkt”, zegt de historicus. Hij hoopt met boek een bijdrage te leveren aan het bewustzijn van die geschiedenis.

[uit de Ware Tijd, 10-10-2019]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter