blog | werkgroep caraïbische letteren

His/her Tori over dekolonisatie van de geschiedschrijving

door Els Moor

In juni 2010 kwam het eerste nummer uit van His/her Tori. Het Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk Onderzoek (IMWO) bood de initiatiefnemers onderdak. Jerome Egger, Eric Jagdew en Hilde Neus-van der Putten vormden de redactie. Het doel, geformuleerd in het ‘Ten geleide’ van het nummer: ‘Het tijdschrift wil een forum zijn voor zowel docenten geschiedenis als studenten om te publiceren over de Surinaamse geschiedenis in de breedste zin van het woord […] Er wordt gezegd dat wij zelf onze geschiedenis moeten (her)schrijven. Er is nu een gelegenheid om dat inderdaad te doen.’    

Het is een geweldige prestatie van de redactie dat het tijdschrift nog bestaat. Vorige week kwam keurig op tijd nummer 3 uit. Je kunt wel mooie idealen hebben in dit land, maar de uitvoering ervan volhouden? Dat heeft deze redactie gedaan en daarvoor verdienen ze een groot compliment, temeer daar de kwaliteit alleen maar toegenomen is. Het tijdschrift ziet er aantrekkelijk uit, in A4-formaat, met een herkenbaar omslag en functionele illustraties. Bij elk artikel zijn bovendien de geraadpleegde bronnen duidelijk en correct vermeld.   Dit derde nummer is een themanummer. Centraal staat de vraag wat er in Suriname gebeurd is op het gebied van geschiedschrijving en opleiding van leerkrachten geschiedenis. Binnenkort start de bacheloropleiding geschiedenis aan de Anton de Kom Universiteit. Dat is een mooie aanleiding om een momentopname te maken van de ontwikkeling op het gebied van de geschiedschrijving en het geschiedenisonderwijs in Suriname. Behalve vijf artikelen in het kader van dit thema worden twee historici die lang hebben meegedraaid, in het zonnetje gezet: Eugène Gessel en ‘goeroe boeroe’ André Loor. Terecht: zij betekenen veel binnen de ontwikkeling van de eigen vastlegging van de Surinaamse geschiedenis.    

Het eerste artikel, van Eric Jagdew, slaat meteen de spijker op de kop met de titel: ‘Dekolonisatie van de Surinaamse geschiedschrijving’. Waarom is de dekolonisatie op dit gebied uitgebleven? Jagdew geeft een overzicht van de geschiedschrijving over de kolonie Suriname vanaf de 18de eeuw tot nu, bijna 37 jaar onafhankelijk. Waarom is er na de onafhankelijkheid zo weinig eigen geschiedschrijving uit de bus gekomen? Hierover bestaan verschillende meningen. Een voorbeeld: verscheidene wetenschappers in Nederland, onder anderen Gert Oostindie, beweerden in een publicatie van 1999 dat ‘Suriname meer consumeert dan produceert op dit gebied’. Sandew Hira gaf deze vraag een andere dimensie in 2009 door de beschuldiging aan Nederlandse historici dat ze ‘wetenschappelijk kolonialisme’ bedrijven. In een eigen artikel in dit nummer van His/her Tori gaat Hira dieper in op het begrip dekolonisatie, door de Franstalige ‘décoloniseur’ Frantz Fanon erbij te halen en zijn opvattingen en geschriften te vergelijken met wat er in Suriname gebeurt. Dekolonisatie is een kernbegrip binnen de stof  van deze His/her Tori.  

In zijn artikel geeft Jagdew veel overzichtelijke informatie over wat er sinds de 18de eeuw allemaal is vastgelegd en hoe dat gebeurde. Een belangrijk voorbeeld: tussen 1789 en 1955 zijn er 90 almanakken verschenen met veel informatie. Momenteel worden ze gedigitaliseerd. Binnen de Surinaamse ontwikkeling is de oprichting van de Surinaamse Historische Kring (SHK), in 1951 al, een belangrijke stap. Belangstelling kweken binnen Suriname voor de eigen geschiedenis en die van anderen is de kerndoelstelling van deze organisatie. Toen al werd aangedrongen op een eigen Nationaal Archief dat aan al de professionele voorwaarden zou moeten voldoen om het eigen archiefmateriaal te herbergen. Het feit dat het archiefmateriaal van de Surinaamse historie in Nederland was opgeslagen, was ook een minpunt dat de eigen ontwikkeling hier tegenwerkte. Mede door de grote inzet van Maurits Hassankhan is nu bereikt dat er in Paramaribo een Nationaal Archief is dat aan alle eisen voldoet en dat archiefmateriaal uit Nederland hier zijn plaats krijgt. Wetenschappers, leerkrachten en studenten kunnen voor hun onderzoek vaak al terecht in het Nationaal Archief aan de Jagernath Lachmonstraat. Ook Maurits Hassankhan noemt de grotere mogelijkheid tot onderzoek door het archief en Rita Tjien Fooh-Hardjomohamed, hoofd van het archief, besteedt er een artikel aan. Ze beschrijft de voorwaarden waaraan het archief moest voldoen, die Nederland stelde als medefinancier voor de bouw van het Nationaal Archief.      

Het artikel van Eric Jagdew geeft veel inzicht in wat er gedaan wordt in verband met de dekolonisatie van de geschiedschrijving en wat de problemen hierbij nog steeds zijn. Tekort aan wetenschappers die onderzoek kunnen doen vooral. Doordat er te weinig leerkrachten zijn voor de verschillende opleidingen, moet iedere historicus lesgeven. Hopelijk vermindert dit probleem binnenkort. De masteropleiding geschiedenis start immers aan de universiteit met 15 studenten. Over enkele jaren zal er meer mogelijk zijn. Over onderzoek gesproken: een probleem dat niet naar voren komt is dat van de recente geschiedenis, met name van de jaren ’80. De waarheid zal boven tafel moeten komen om vooral de jeugd inzicht te geven in onze recente geschiedenis. Een officiële uitspraak in de rechtszaak betreffende de Decembermoorden zou al een hele stap zijn.       In Maurits Hassankhans artikel is het belangrijkste onderwerp het Nationale Geschiedenissymposium van 1985. Behalve dat zijn er veel overlappingen met het artikel van Jagdew. Hij zou ‘het kort houden’, maar zijn bijdrage telt toch 13 pagina’s. Vanuit het symposium werden er veel aanbevelingen gedaan aan de regering, op het gebied van het archiefwezen (is gerealiseerd), onderwijs, goede investering van krachten in curriculumontwikkeling, met name wat betreft de samenstelling van geschiedenisboeken voor voj en vos (van voj is gerealiseerd), trainingen van leerkrachten, enzovoort. Ook werd aandacht gevestigd op het belang van ‘oral history’ en training in onderzoekstechnieken op dat vlak. Er zijn veel positieve ontwikkelingen geweest, maar de dekolonisatie van de geschiedenis is nog niet voltooid, aldus Hassankhan. De verschuiving van de geschiedschrijving vanuit het buitenland naar Suriname is daarbij een belangrijk punt.    

Het artikel van Jerome Egger gaat over de geschiedenisopleiding van het IOL. ‘Een dynamische opleiding’ staat al in de titel. Egger hield in 1996 het openingscollege van de opleiding, dat nooit gepubliceerd is. Hij gebruikt gegevens uit dat college voor zijn artikel. Hij beschrijft vooral hoe het geschiedenisonderwijs in Suriname, vooral aan toekomstige leerkrachten plaatsvond. Het Didactisch Instituut (DI), opgericht in 1966 neemt daarbij een belangrijke plaats in. In 1969 kwam de naamsverandering van DI naar IOL. Eugène Gessel en Jozef Siwpersad (1944-2007) zijn historici die een zeer belangrijke rol gespeeld hebben bij de dekolonisatie van het geschiedenisonderwijs. Siwpersad was een van de eerste studenten van Gessel op het DI. Later zette hij zijn studie voort aan de universiteit van Groningen en promoveerde op het proefschrift De Nederlandse regering en de afschaffing van de Surinaamse slavernij. In zijn artikel geeft Jerry Egger duidelijk aan dat de opleiding aan het IOL steeds meer gericht werd op het leraar-zijn. Dat is die dynamiek: theoretisch, maar vooral ook praktisch.   Dat er uitgebreid aandacht wordt besteed aan Eugène Gessel en André Loor, is goed. Hans Breeveld laat zien wie Eugène Gessel is. Hij belicht zijn rol binnen geschiedschrijving, onderwijs en politiek, van binnenuit. Over André Loor heeft Helga Banks een artikel en Hilde Neus een gesprek met hem. In dat gesprek is het gedeelte over ‘oral history’ interessant: wat is waar en wat is fantasie?    

Binnen het thema van dekolonisatie is het artikel van Sandew Hira belangrijk. Hij sluit aan bij de ideeën van  Frantz Fanon (1925-1962), afkomstig van Martinique, gestudeerd hebbend in Frankrijk en tijdens de periode van de strijd om onafhankelijkheid van de Algerijnen tegen Frankrijk, werkzaam als psychiater in Algerije. Hij stierf een jaar voordat Algerije onafhankelijk werd. Twee belangrijke boeken heeft Fanon geschreven: Zwarte huid, blanke maskers (1952), de titel is veelzeggend, en De verworpenen der aarde (1962). Wat betreft dekolonisatie was Fanon principieel. Bij dekolonisatie moet iedere relatie tussen het onafhankelijke land en de vroegere kolonisator zo zijn dat het gedekoloniseerde land op geen enkele manier meer van het vroegere moederland afhankelijk is. Dit gaat met ‘strijd’ gepaard, zoals in Algerije en andere Afrikaanse landen. Sandew Hira sluit daarbij aan. Decolonizing the mind is de titel van zijn boek.  

Hira onderscheidt twee benaderingen van wat dekolonisatie der geschiedschrijving is en achter elke benadering zit een visie op het kolonialisme. De eerste benadering is die vanuit vijf dimensies, de geografische, economische, politieke, sociale en mentale. De laatste houdt in dat het kolonialisme kennis over zichzelf produceert in een mens- en maatschappijbeeld, waardoor zijn ware aard van ‘onderdrukking en uitbuiting’ (kapitalisme? christendom? – E.M.) gemaskeerd wordt. Aan de dekoloniserende geschiedeniswetenschap dus de taak om te ‘ontmaskeren’. De tweede opvatting over het wetenschappelijk kolonialisme is die waarin het wordt gezien in termen van de vraag: ‘Wie produceert historische kennis?’ in plaats van: ‘Wat is de kennis die geproduceerd wordt als gevolg van dekolonisatie?’ Deze benadering hebben volgens Sandew Hira verschillende in Nederland wonende wetenschappers, onder anderen Gert Oostindie. Het verband met de taal is hierin een belangrijk element. Alle gekoloniseerde naties worden immers geconfronteerd met de taal van de koloniserende naties. Taal is vooral een begrippenkader dat de inhoud van de woorden bepaalt. Taal is niet neutraal!    

Sandew Hira geeft voorbeelden van titels van wetenschappelijke werken waaraan men kan zien of een werk koloniserend of dekoloniserend is. Van Gert Oostindie: De parels en de kroon. Het koningshuis en de koloniën, wijst in ieder geval naar een koloniale sfeer. Of van Armand Zunder: Herstelbetalingen. De “Wiedergutmachung” voor de schade die Suriname en haar bevolking hebben geleden onder het Nederlands kolonialisme. Of je het nu eens bent of niet met het principe van ‘herstelbetalingen’, de titel is duidelijk dekoloniserend! Hira geeft ook voorbeelden van werken waarin de slavernij als ‘wreedheid’ wordt opgevat. Sommige slavenhouders maken die opvatting waar, anderen niet. Wat is slavernij dan? Maar er zijn ook boeken waarin het gaat om het consequente ‘systeem’ van onderdrukking en uitbuiting.   Het artikel van Sandew Hira geeft veel stof tot nadenken over het principe van dekolonisatie. Niet iedereen zal het met hem eens zijn, maar het is een onderwerp dat veel aandacht behoort te hebben in publicaties, lezingen en uiteraard binnen het geschiedenisonderwijs. En het is daarbij goed om kennis te nemen van voorbeelden uit het verleden van andere landen, van voortrekkers in dekolonisatie. Het is tenslotte een universeel onderwerp, niet alleen Surinaams.   Een interessant tijdschrift, His/her Tori.Dit nummer geeft beslist een aanzet tot meer ‘dekolonisatie van de geest’ in wetenschappelijke publicaties en vooral ook in het onderwijs. Grantangi!    

IMWO, AdeKUS: His/her Tori, nummer 3, juli 2012

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter