Hindostaanse muziekinstrumenten (28) – Shehnái
Shehnái, tangamuri, sundari
door Prem Dihal
De shehnái is een hobo-achtig blaasinstrument dat afkomstig is uit Noord-India. Het instrument heeft een houten lichaam met een koperen uiteinde in de vorm van een bel en een conische koperen buis (tudel) waarop een goed bevochtigd riet is bevestigd. Het houten lichaam heeft een centrale conische boring met acht gaten, meestal vingergaten, waarvan sommige gedeeltelijk of volledig bedekt kunnen zijn met was. Het instrument wordt meestal een instrument met twee tongen genoemd, maar in de meeste gevallen is het eigenlijk een instrument met vier tongen.
De shehnái wordt beschouwd als een prettig instrument en wordt daarom vaak gebruikt in tempels en bij Noord-Indiase bruiloften. In het verleden maakte de shehnái deel uit van de naubat of traditionele ensembles van negen instrumenten die aan koninklijke hoven werden gespeeld. Het instrument is nauw verwant aan de nadaswaram, die voorkomt in de Zuid-Indiase muziek.
Er zijn verschillende varianten van de shehnái, waaronder de tangamuri van Meghalaya en een veel kleinere versie van de shehnái, bekend als een sundari. De lengte van de shehnái varieert sterk, wat resulteert in verschillende toonsoorten. Langere versies spelen in een lagere toonsoort, terwijl kleinere versies in een hogere toonsoort spelen.
Traditionele shehnái-rieten zijn viervoudig riet, met twee bovenste rieten en twee onderste rieten. Sommige muzikanten gebruiken echter doedelzakrieten, die dichter bij de dubbelrietstructuur komen waarmee de meeste muzikanten bekend zijn. Het is moeilijk om te generaliseren over de shehnái, dit komt omdat ze in een grote verscheidenheid aan lengtes verkrijgbaar zijn.
In Suriname is het altijd zeldzaam geweest en of het nog voorkomt kan ik niet te zeggen want ik heb er geen ervaring mee.
.
Wie de hele reeks ‘Hindostaanse muziekinstrumenten’ wil volgen: klik op de tag ‘Hindostaanse muziekinstrumenten’ hieronder.