blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Hindostaanse muziekinstrumenten (23) – Nagárá

Nagárá, naqara

door Prem Dihal

De nagárá, ook wel naqara genoemd, is een Arabische keteltrommel en daarmee een voorloper van de westerse pauken. Het instrument wordt vaak bespeeld tijdens bruiloften en volksevenementen in het gebied dat zich uitstrekt van het Midden-Oosten tot en met India. Nagárá is een percussie-instrument dat in Noord-India wordt bespeeld en zodoende ook in Suriname terecht is gekomen.

Autar Ribai demonstreert de Nagárá, bestaande uit twee trommels (grote trom = Bam en kleine trom = Kuria). Foto afkomstig van NMVW.

De term ‘naqqara’ haalde oorspronkelijk inspiratie uit de Iraanse ‘Kus’, een muziekinstrument gemaakt van hout, klei of metaal. Het speelde een prominente rol in literaire werken van verschillende geleerden en dichters. Nagárá lijkt qua stijl en ontwerp sterk op de kus. Het heeft verschillende namen, waaronder ‘naqqare’, ‘kase’, ‘gavorga’, ‘khom’ en anderen. In India wordt het uitgesproken als ‘nagárá’ of ‘nagada’. Tegenwoordig wordt de nagárá vaak bespeeld in combinatie met de Indiase ‘shehnái’, vooral tijdens Noord-Indiase bruiloften.

Nagárá is een enkelvellige conische trommel met een schaal van geklonken koper, messing of plaatijzer. De grootte kan aanzienlijk variëren, maar een typisch concertinstrument heeft een diameter van 75 tot 90 cm. Shehnái-spelers worden vaak begeleid door twee trommels, waarvan er één aanzienlijk kleiner is. Een enkele drummer bespeelt dit paar. De grotere trommel, bekend als de ‘dhama’, is gemaakt van metaal. De kleinere, genaamd ‘jhil’, kan gemaakt zijn van klei of metaal, met een minder diep ontwerp, meestal rond de twintig tot vijfentwintig centimeter hoog en een diameter van achtentwintig tot dertig centimeter. De methode om het vel aan de trommel te bevestigen is enigszins eenvoudiger in vergelijking met instrumenten zoals de ‘tabla’, ‘pakháwaj’ en de ‘dholak’ die in volksmuziek worden gebruikt. In plaats van rechtstreeks door de huid te worden getrokken, worden de bevestigingsveters vastgemaakt aan andere koorden die een band vormen rond de bovenrand van de trommel. Hoewel precieze afstemming niet eenvoudig is op beide trommels, kan de spanning van beide vellen worden aangepast. Vocht kan de spanning van de dhama veranderen, terwijl warmte de spanning van de jhil kan veranderen. De dhama heeft vaak een kleverige stempasta (masálá) onder het midden van het vel. De spanning van het vel wordt verhoogd door een stok achter de koorden te klemmen.

Traditioneel wordt de nagárá bespeeld met stokken. Het produceert een scherp, resonant geluid dat over lange afstanden kan reiken. Meestal wordt het in paren gespeeld, waarbij één ‘naqqara’ wordt gebruikt voor hoog klinkende slagen en de andere voor lage slagen. De nagári, ook bekend als de vrouwelijke variant, heeft een hogere toon en is meestal gemaakt van geitenhuid. Beide trommels worden gezamenlijk aangeduid als nagárá. Nagárá is meestal anderhalf tot twee keer zo groot als de nagári. Het wordt vaak bespeeld met de dominante hand van de speler. In sommige gevallen worden dit paar muziekinstrumenten bevestigd aan de rug van een stier of een olifant en meegedragen tijdens processies bij prominente tempels. Het instrument staat bekend als de luidste trommels van India en werd gebruikt als het leger ten strijde trok, en nu wordt het vaak gebruikt in niet-militaire omgeving, voornamelijk voor entertainment-doeleinden. Nagárá is ook prominent aanwezig in alle gurudwárás (Sikh tempels).

Een nagárá-speler. Foto afkomstig uit Encyclopedie van Suriname,1977

Gebruik

In Suriname worden bij een biráhá de dansers door nagárámuziek begeleid. Tegenwoordig ook bij cautál tijdens Holi waar het dan vaker de dholak vervangt. De nagárá bestaat uit twee slaginstrumenten, een grote, bam, die op zijn kant wordt gelegd en een kleine, kuria, met het aangezicht naar boven. Zoals eerder aangegeven worden ook wel dhama respectievelijk jhil genoemd. De nagárá wordt bespeeld met een danka (damka), een grote stok en een chob, een kleine stok.

De nagárá was/is het typische instrument van de Ahir en de Kurmi kaste.

Nagárá-spelers uit Suriname waren S. Bukhan (Meerzorg) en Autar Ribai.

Ahirwá dansers: Banwari Jiawan (Magentaweg), Pandit Rambaran (Den Haag), Bindraban (Den Haag), Suchit Baba, Suchit Jr, gebroeders Rangoe.

Nagariyá

Een nagariyá is een kleine nagárá volgens het GB Institute in Prayagraj, waar ze twee exemplaren hebben staan in de expositie. Een van ze ziet u hieronder.

Een nagariyá drumstel in het Suriname Museum te Prayágraj, India. Foto Prem Dihal, 2023
Een straatmuzikant met een op nagariyá gelijkend drumstel uit Ayodhyá, India. Foto Prem Dihal, nov 2023

Wie de hele reeks ‘Hindostaanse muziekinstrumenten’ wil volgen: klik op de tag ‘Hindostaanse muziekinstrumenten’ hieronder.

.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter