blog | werkgroep caraïbische letteren

Het zuur van de citroen en de scherpte van het mes

door Nicolaas Porter

Heel soms overkomt het je dat er een boekje op je bureau ligt waar je helemaal door van je sokken wordt geblazen. Dat is precies wat mij overkwam met de dichtbundel Dat ik je liefheb van Bernardo Ashetu. Deze naam blijkt dan een pseudoniem voor Henk van Ommeren, zoon van wijlen dokter Van Ommeren. Uit het lezenswaardige nawoord van Michiel van Kempen, die deze bundel met 102 gedichten verzorgde, blijkt dat vader Van Ommeren niet ingenomen was met de poëtische ontboezemingen van zijn zoon. Hij had er geen goed woord voor over! Dit gegeven (de afwijzende vader) speelt een grote rol in leven en werk van deze, nagenoeg onbekende dichter van wereldklasse! Dat zeg ik zonder overdrijven, maar ook met een lichte verontwaardiging. Een dichter die wat mij betreft zonder meer in aamerking komt voor de Nobelprijs-literatuur, terwijl veel mensen waarschijnlijk nog nooit gehoord hebben van deze grote dichter van Surinaamse afkomst. Het is niet de eerste keer dat Michiel van Kempen iemand weet te ontrukken aan de vergetelheid en daar mogen we hem echt wel dankbaar voor zijn!

De afwijzing door zijn vader heeft er voor gezorgd dat tijdens zijn leven slechts één bundel van Ashetu is verschenen: Yanacuma (1962). De rest van zijn omvangrijke oeuvre werd zorgvuldig in een lade wegegstopt. Gelukkig wist de zuster van Ashetu, Alice van Dijk-van Ommeren, na zijn dood nog waar de sleutel lag en zij was het die deze bloemlezing mogelijk maakte door de nalatenschap aan Van Kempen ter beschikking te stellen.

Voor alle verdere wetenswaardigheden over leven en werk van Ashetu verwijs ik u naar het nawoord van Van Kempen, met als titel ‘Poëzie als graf voor demonen’. En dat brengt ons direct bij het gegeven dat het leven en werk van Ashetu bepaalde: de dood. De dood, beter gezegd de liefde voor de dood, loopt als een rode draad door het werk van Ashetu. Maar het is niet de afschrikwekkende dood, niet de dood die de meesten van ons ontlopen. Nee, het is eerder de milde dood, de dood die bevrijdt, die de dingen op een goede manier weet op te lossen. De dood die al aanwezig is bij onze geboorte en ons als een trouwe metgezel begeleidt. In onze cultuur is deze milde dood geen onbekende. In ons land zijn zingen en dood onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niet voor niets telt ons land vele dichters. Maar in de poëzie van Ashetu is er sprake van een grandioos lied dat de levenden maar ook de demonen tot rust en in evenwicht brengt. Dat Ashetu inzicht heeft in leven en dood, met name in de kortstondigheid en de schoonheid ervan, laat zich goed aflezen in dit korte, magistrale gedicht:

Dat ik zong

Dat ik eens
zo klein werd

dat ik in m’n wezen
glom en zong.

Alsof ik deel werd
van een gong.

Zo was ’t in
één wegstervende toon
dat ik zong.

In dit gedicht laat Ashetu ons ervaren dat we in het leven slechts een klein deel van het geheel uitmaken en dat het onze opdracht is (hoe kortstondig ook) een lied ten gehore te brengen, te zingen! Er is geen wezen op aarde dat dit zo goed tot uitdrukking brengt als de vlinder die meestal niet langer dan drie dagen jubelt in een uitbundig feest van kleur en gratie om vervolgens in dezelfde gracieuze stijl te sterven. In dit gedicht bewijst Ashetu niet alleen een uitzonderlijk groot dichter te zijn maar ook dat hij over een bewustzijn beschikt dat dit dichterschap mogelijk maakt (ondanks alle verzet van zijn omgeving). Het is niet anders. We vergeten maar al te vaak te zingen en daarom hebben we onze dichters – de troubadours van onze ziel, de spiegels van onze oorsprong – nodig!
Dat dichters daar vaak een hoge prijs voor moeten betalen in de vorm van miskenning en een verschrikkelijk lijden (al is dat meestal in stilte en gelatenheid) laat het volgende gedicht ons ervaren:

Thuis

Om niets meer
te hoeven zeggen
bleef ik thuis.

Zwijgend peinsde
ik in vele uren.

Opeens –
het was laat –
zei ik: vogel…

En toen iedereen
sliep begon
ik met citroenen
en messen
een fijn berekend,
kokend spel.

De dichter blijft noodgedwongen thuis. Maar als wij slapen gaat hij aan het werk. Het gebruik van de woorden ‘messen’ en ‘citroenen’ zou ons moeten verontrusten. Het zou onze slaap niet verstoren als de dichter ons op zachte en rustgevende toon de waarheid van leven en dood zou voorhouden. In dat geval zouden we waarschijnlijk nooit ontwaken, maar het zuur van de citroen en de scherpte van het mes maken ons alert en hopelijk bewust van iets wat het leven de moeite waard maakt: zingen tot je er bij neervalt!
Dat deed Bernardo Ashetu op onnavolgbare wijze en daar mogen WIJ hem zeer dankbaar voor zijn!

Bernardo Ashetu, Dat ik je liefheb. Haarlem: In de Knipscheer, 2011. ISBN 978 90 6265 676 9. Behalve Yanacuna zijn eerder twee bundels van Ashetu uitgekomen: Marcel en andere gedichten. Paramaribo: Okopipi, 2002 en Dat ik zong, redactie: Gerrit Komrij, Sandwich-reeks, nr. 16. Amsterdam: Van Gennep, helaas zonder jaar, maar wel recent.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter