Het volle leven van Otmar Buyne
door Michiel van Kempen
Bokser, atleet, huisarts, kinderpsychiater, oprichter van verschillende gezondheidsorganisaties, adept van de Lionsclub, schrijver van vijftien kookboeken: het is een vol leven dat Otmar Buyne – inmiddels 91 jaar oud – geleid heeft. Roy Khemradj wijdde er een boek aan: Kan niet bestaat niet; Het kleurrijke leven van Otmar Buyne.
Otmar Buyne groeide op in een gezin van arme volkscreolen aan de Grote Dwarsstraat (tegenwoordig de A.L. Waaldijkstraat) in Paramaribo. Aan vaderszijde gaat de familielijn terug tot de verre Eva Wiedland die als slavin werkte op de suikerplantage St. Eustatius aan de rechteroever van de Surinamerivier en wier dochter Zwaantje in 1855 gemanumitteerd werd. Van moederszijde stamt hij af van de familie Sno van Vier Kinderen, gelegen in het district Para aan de Tawayakurakreek, een zijtak van de Coropina. Die stevige worteling in twee Afro-Surinaamse families heeft bij Otmar een levenslange fascinatie voor het Sranantongo en het creoolse cultuurgoed gewekt. Het is jammer dat hij die fascinatie, afgezien van een artikel in het tijdschrift Oso (door Khemradj integraal overgenomen) niet heeft omgezet in een boek over de levenswijze, de odo, de dansen en vertellingen van de Afro-Surinamers. En nog een andere “jammer”: in Kan niet bestaat niet wordt ook een aantal gedichten van Otmar Buyne afgedrukt die van zo’n kwaliteit zijn dat een bundel van zijn poëzie wel gewettigd lijkt – maar die is er nooit gekomen.
De naam Otmar Buyne zal niet direct bij iedereen bekend in de oren klinken. Hij is niet echt een big shot geweest, geen minister, geen hoogleraar, geen captain of industry. Het is knap hoe hij zich aan zijn eenvoudig milieu weet te ontworstelen, wanneer de fraters zien dat deze intelligente en ambitieuze (en katholieke!) jongeman een kans moet krijgen. Hij gaat studeren en klimt van huisarts op tot kinderpsychiater en uiteindelijk tot geneesheer-directeur van het Militair Hospitaal. Maar hij is amper benoemd of de coup van 25 februari 1980 vindt plaats, en al is hij dan nooit lid geweest van de NPS van Arron, hij weet dat hij toch politiek tot de ouwe hap wordt gerekend en keert niet meer terug van een verlof in Nederland (nota bene op het moment dat premier Henck Arron voor de tweede keer in het Militair Hospitaal wordt verpleegd).
Een baan als kinderpsychiater is natuurlijk respectabel genoeg, maar waarom de carrière van Buyne – die toch promoveerde in aanwezigheid van iedereen die er in Suriname maatschappelijk toe deed – niet echt een hoge vlucht nam, komen we niet te weten. Hij lijkt er zelf zijn schouders over op te halen, maar hij betoont zich – al is hij niet terughoudend om zijn eigen capaciteiten te benoemen – toch ook tekortgedaan. Even herkenbaar als griezelig is hoe hij na zijn studies in Nederland terugkeert in zijn geboorteland en op zoek naar een baan overal nul op het rekest krijgt, terwijl er toch duidelijk een tekort aan kinderpsychiaters in Suriname is. Het is dankzij zijn oude sympathie voor de PSV van Wijntuin – op dat moment in de regering – dat hij een baan krijgt bij een ministerie.
Dit levensverhaal van Buyne is niet een door een journalist opgetekende autobiografie zoals dat bij oud-politici vaak gebeurt, en het is ook geen biografie in strikte zin: daarvoor is het relaas teveel de uitwerking van lange interviews met de hoofdpersoon plus enkele van zijn kinderen, collega’s en zijn naaste vrienden (Guillaume Pool, Rudi Elsenhout, Jeanette Heilbron). Zo blijft Roy Khemradj heel dicht bij de versie die Otmar Buyne zelf van zijn leven geeft. Dat wreekt zich ook wel eens. Khemradj vertelt dat Buyne na zijn promotie in 1978 het verzoek kreeg minister van Volksgezondheid te worden; hij wordt geen minister en als een krant hem daarover belt, reageert hij met: ‘Geen commentaar.’ Zoveel jaren na dato wil je toch graag weten wat daar nu aan de hand is geweest, maar Khemradj zegt er niets over.
Nog zo’n moment in het boek: Otmar Buyne heeft tien kinderen verwekt bij zeven verschillende vrouwen. Khemradj vraagt hem naar die kant van zijn persoonlijkheid, maar de geïnterviewde kijkt voor zich uit en zegt niets. Khemradj vraagt niet door en dat is respectvol, maar je zou dan toch verwachten dat de ondervraagde vrienden daarover wel eens iets hebben gezegd dat inzicht kan bieden in de persoonlijkheid van Buyne. Misschien heeft Khemradj dat ook wel gedaan, maar laat het genre van zijn boek het hem niet toe daarover nog iets mee te delen.
Wat is dat genre dan? Kan niet bestaat niet is, zoals dat wel vaker gebeurt bij mensen die nog in leven zijn, geen kritische biografie, maar een respectvol levensverslag, vlot genoteerd door een meelevende journalist. Ook al is Otmar Buyne dan misschien niet echt uitgegroeid tot een big shot in de Surinaamse samenleving, ook dit lezenswaardige boek vult de gaten in de geschiedenis, misschien juist wel omdat het niet om iemand gaat van het kaliber Pengel, Arron of Lachmon. Wat dat betreft blijft er voor Khemradj – die eerder het levensverhaal van zakenman Ram Hiralal optekende – nog heel wat te doen. Misschien direct beginnen met Guillaume Pool? Of eens een biografie van een van de velen die nooit de geschiedenisboeken halen: een bakker, een timmerman, een huismoeder? Ook zij modelleren de historie, al is het vaak ongezien.
Roy Khemradj, Kan niet bestaat niet; Het kleurrijke leven van Otmar Buyne. Voorwoord door R.R. Venetiaan. Volendam: LM Publishers, 2019. 254 pp. ISBN 978-94-6022-529-1. Prijs € 19,50.
De auteur kon natuurlijk nog niet weten dat Nola Hatterman op haar schilderij Op het terras niet Jimmy van der Lak maar Louis Drenthe schilderde. Dat de Zusters van Roosendaal geen Franciscanen maar Franciscanessen waren, zou je wel bekend veronderstellen, en de veel voorkomende straat waar Buyne woonde is vernoemd naar H.D. Benjamins, en niet naar H.D. Benjamin. De Willem Arentsz Hoeve moet de Willem Arntsz Hoeve zijn en dichter Slory noemde zich geen Sangidare maar Sangodare.