blog | werkgroep caraïbische letteren

Het racismedebat in 2020 en de aanpak van OCW rond 1990

door Bish Ganga

Toen naar aanleiding van de dood van George Floyd in Amerika ook in Nederland de discussie over racisme en discriminatie oplaaide met daarbij een steeds luider wordende roep om een aanpak van de problemen, kreeg ik een gevoel van déjà vu. De situatie ruim een kwart eeuw geleden – jaren negentig van de vorige eeuw – was voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) reden om te onderzoeken wat de beste aanpak zou kunnen zijn.

Foto © Michiel van Kempen

Racisme en discriminatie in de praktijk

Het is geen nieuws als ik zeg dat racisme en discriminatie van alle tijden én van alle volkeren zijn. Racisme en discriminatie zijn meerkoppige monsters waarover de reacties om verschillende redenen van tijd tot tijd heftig kunnen oplaaien, zoals nu. Het is een illusie te denken dat ze volledig uit de samenleving kunnen worden uitgebannen. Dit probleem speelt onder mensen die met elkaar leven, maar van elkaar verschillen in zaken als afkomst, cultuur, (seksuele) geaardheid, fysieke gesteldheid (lang, kort, dik, dun etc.), welstand (rijk of arm) enz.

Omdat het probleem hardnekkig is en altijd (latent) aanwezig, is het niet alleen raadzaam maar ook noodzakelijk dat maatschappelijke organisaties, instellingen, bedrijven en overheden voortdurend de vinger aan de pols houden en – naar bevind van zaken – maatregelen treffen om discriminatie tegen te gaan.

Enerzijds moet voor iedereen duidelijk zijn dat er serieus aandacht is voor het probleem van racisme en discriminatie in hun werkomgeving, anderzijds moet duidelijk zijn, waar (potentiële) slachtoffers terecht kunnen als zij onverhoopt met het probleem te maken krijgen.

De aanpak bij het ministerie van OCW

Destijds was ik beleidsambtenaar bij het ministerie. Op de vraag van de departementsleiding of ik een bijdrage wilde leveren aan de oplossing van dit probleem, hoefde ik geen seconde na te denken. Mijn antwoord was een volmondig ‘ja’.

Bij OCW speelde het probleem van racisme en discriminatie in het (scholen)veld en binnen het departement zelf.

Verschillende onderzoeken hadden al uitgewezen dat de participatie van ‘doelgroepen’ zoals migranten, vrouwen en gehandicapten onvoldoende was in het personeelsbestand. Daarnaast waren er geluiden bij OCW die duidden op het bekende ‘glazen plafond’ bij vrouwen en problemen van doorstroom van doelgroepen bij sollicitaties.

Dat schreeuwde natuurlijk om een structurele aanpak. De leiding van het departement, de Bestuursraad, heeft voor de situatie binnen het departement met ongeveer 2.500 medewerkers daarop ingespeeld. De situatie buiten het ministerie was een aangelegenheid van het (scholen)veld zelf en daar was de aandacht eveneens groeiende.

De aanpak heeft geleid tot bewustzijnsbevordering onder het personeel rond dit thema. Henriëtte van der Linden, destijds Bestuursraad-lid, die de taak in haar portefeuille had gekregen, zei in een interview: ‘Wij tolereren geen seksuele intimidatie en discriminatie. Iedereen bij OCW is welkom. Als top van het ministerie willen we er alles aan doen om ervoor te zorgen dat mensen in hun werk op hun waarde worden gewaardeerd en in een prettige werkomgeving kunnen functioneren’.

De aanpak was divers. Allereerst was rond 1990 een Klankbordgroep Allochtonen aan het werk gegaan. In die groep werden (voorgenomen) beleidsmaatregelen en andere relevante knelpunten op dat gebied besproken en getoetst, opdat ze zoveel als mogelijk discriminatievrij werden.

De ‘Klachtencommissie ongewenste intimiteiten’, die een paar jaar eerder was ingevoerd, werd nu uitgebreid en omgedoopt tot ‘Klachtencommissie seksuele intimidatie en discriminatie’. De Klachtencommissie zou zich uitspreken over de ontvankelijkheid en gegrondheid van een ingediende klacht en vervolgens de secretaris-generaal adviseren over eventueel te nemen maatregelen.

Omdat de gang naar een Klachtencommissie in de praktijk als een grote stap wordt ervaren, werd ook gekozen voor de aanstelling van vertrouwenspersonen. Deze functie is in de regel laagdrempelig en een gesprek kan klaarheid brengen, waardoor de gang naar de Klachtencommissie misschien achterwege kan blijven.

In de praktijk is later gebleken dat het geen klachten heeft geregend bij de Klachtencommissie. De vertrouwenspersonen zijn evenmin bedolven onder gespreksaanvragen. De signaalfunctie van een dergelijke benadering biedt kennelijk al soelaas.

Bron: O en Weekblad nummer 440 van 22 mei 1994. Het O en Weekblad was een wekelijks verschijnend personeelsblad van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Foto’s Robert Scheers, Den Haag.

25 juli 2020.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter