blog | werkgroep caraïbische letteren

Het orakel van Curaçao (3)

door Elodie Heloise

Sonia Garmers (1933), de grande dame van de Curaçaose literatuur, is een van die kleurrijke mensen die ons eiland rijk is en wiens leven vol gekkigheid en wijsheid zit. Wie ‘Sonia’ zegt, heeft het over het over geheimen, verhalen, nieuwtjes (meestal waar) doorspekt van humor en een ongebreidelde liefde voor het leven en mensen. Met een lach en een traan brengt zij het verleden tot leven, verdraagt zij het nu en heeft ze een uitgesproken mening over de toekomst. ,,Ik ben misschien oud, maar niet gek.” In deze serie mag Sonia roepen wat ze maar wil. Over mannen, vrouwen, kinderen, politiek, de liefde, seks. Over Curaçao en haar tradities. Over wat was, wat is en wat nog zal komen. Het Orakel van Curaçao zal spreken. Deze keer over de politiek en de Staten.

Ik deed verslag van de Staten voor La Cruz in een tijd dat je werd uitbetaald per centimeter/kolom. Er werd een meetlint langs de krant gelegd en op basis van het aantal centimeters tekst dat je geproduceerd had, werd het loon berekend. Ik geloof dat het zo’n 25 cent per centimeter was. Zoiets was het. De allerbeste klussen toentertijd waren de begrotingsbehandelingen in het parlement. Dat ging vaak door tot drie uur ’s nachts en je kreeg er een vergoeding van 40 gulden voor. En we werden er goed verzorgd. Duurde het lang dan kreeg je wat te drinken en een sandwich.”

De perstribune en de publieke tribune zaten in de tijd waar Sonia over spreekt nog vol met belangstellenden. Het waren de jaren vijftig en zestig. De Nederlandse Antillen bestonden nog als land. Het monument met de zes vogels aan de Fokkerweg werd trots geopend: ‘Steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan.’ De strubbelingen met een Aruba – dat zich steeds meer wilde distantiëren en dat zich uiteindelijk in 1985 afscheidde van het land en een status aparte binnen het Koninkrijk verwierf – werden zichtbaar. Maar het waren ook de jaren van Moises Frumencio ‘Dòktor’ da Costa Gomez van de Nationale Volkspartij (NVP, later PNP) en Efrain Jonckheer van de Democratische partij (DP), van de vorming en de uiteindelijke ondertekening van het Statuut, van het recht voor vrouwen om te mogen stemmen (1948) en de invoering van een algemeen ouderdomspensioen. Het politiek bewustzijn op Curaçao groeide en werd verwoord. ,,Toon van Dongen schreef voor de Amigoe en Bea van Delden voor de Beurs- en Nieuwsberichten. We hebben vreselijk veel lol gehad op die perstribune. Door de versprekingen die ontstonden bijvoorbeeld door het verplichte gebruik van het Nederlands in de Openbare Vergaderingen. Maar ook door het ommentaar dat vanaf de publieke tribune naar de Statenleden toe werd gesmeten. Maar het ging altijd op een nette manier. Met veel gevoel voor humor.”

Sonia schiet in de lach wanneer ze zich een paar anekdotes uit die tijd herinnert.”Deze moet je horen. Er was een parlementslid dat uiterst netjes aangaf dat hij even de ruimte nodig had om zich te wijden aan ‘de noodzakelijkheden van de natuur van de mens’. Vanaf de publieke tribune werd daar direct korte metten mee gemaakt door te roepen: ‘Kèns bo ta? Bisa pupu òf pishi, no’ (Ben je gek geworden, zeg gewoon dat je moet poepen of plassen). Dat leverde een lachsalvo en vervolgens een waarschuwing van de voorzitter op die dreigde de publieke tribune te laten ontruimen. Of de parlementariër die verwees naar ‘het onderste deel van de minister’. ‘Voorzitter’, sprak de man. ‘Ik ben met het onderste gedeelte van de minister in aanraking gekomen.’ Wij bleven er bijna in. Hij bedoelde het onderste gedeelte van een ministeriële beschikking; daar had hij vragen over. En zo was er een Statenlid dat aan de minister van Financiën refereerde met de ‘minister van Fiansa’ (lening). Het was vaak echt lachen.”

Sonia herinnert zich ook het moment in de Staten dat er besloten moest worden wie er naar Nederland zou gaan om het Statuut te ondertekenen. ,,Van Efrain Jonckheer stond dat al vast. De DP had namelijk de verkiezingen gewonnen. Statenlid Harry Maal, ook van de DP, zou hem vergezellen maar stond zijn plek af aan ‘Dòktor’ van de NVP. Hij bracht het heel mooi: ‘We kunnen niet een lijf sturen zonder hoofd. En zodoende sta ik mijn plaats af aan Dòktor’. Dat was nog eens politiek bedrijven. Respect was er voor de ander, ook al was hij niet van dezelfde politieke partij.”

Bij Sonia thuis was de politieke gezindheid gelijk. Sonia’s oma, yaya, was vervent NVP-aanhanger. Zo ook haar moeder. “Yaya liep rond in haar groene gedoe en waste iedereen de oren. Ik was ook voor de NVP. Ik hield van Dòktor’. Op woensdag hield hij bijeenkomsten speciaal voor vrouwen. De Dames van Woensdag (Damanan di Djarason), zo werden we genoemd. Ik herinner me ook dat het vrouwenkiesrecht werd ingevoerd. In 1948. Wij leerden de vrouwen hoe ze stemmen moesten. We hadden een proefhokje, een stembiljet en een potlood. Uiteraard maakten wij van die gelegenheid ook gebruik om de partij van Dòktor aan te duiden. ‘Je moet op die groene kleur stemmen en dan helemaal bovenaan het bolletje inkleuren.” Yaya, Sonia’s oma, stemde haar hele leven trouw op de NVP met uitzondering van één keer. ,,Dat was toen de DP met de invoering van het Ouderdomspensioen kwam. Ze is toen niet gaan stemmen maar heeft een volmacht afgegeven voor een DP-stem. ‘Als ik dat niet doe, ga ik toch op Nashonal stemmen.’ Van het pensioengeld dat ze kreeg, 50 gulden per maand, spaarde ze een bedrag bij elkaar om een grafkelder met twee verdiepingen te kopen. ‘Ik ga boven. Jij mag eronder.’ Ik was het daar natuurlijk niet mee eens en protesteerde. Yaya gaf repliek en liet weten dat er geen discussie over mogelijk was. ‘Het is zoals met seks… wie betaalt, ligt boven.’ Toen ik aanhaalde dat er echt wel meerdere manieren waren om seks te bedrijven, zei yaya: ‘Sera bo boka’ (Hou je mond).”

Sonia herinnert zich ook de discussie over de voertaal in het Bestuurscollege en dat er steeds meer stemmen opgingen om de moedertaal, het Papiaments, ‘naar school’ te sturen. ,,Fifi Römer kwam ermee. Hij had zijn kinderen uit hun schoolboeken horen lezen. Dat voorbeeld bracht hij in. ‘Voorzitter, mijn kinderen spreken van ‘de apostélen van je-zus’ en van ‘Nico-de-mus was een neef van je-zus’. Dat kan toch niet.’” Het werd uiteindelijk Chano Margaretha van de DP die de stap echt zette. ,,Hij sprak het parlement in het Papiaments aan. In 1958. ,,Dat was wat. De vergadering werd gesloten. De voorzitter, Michael Gorsira, sommeerde Margaretha in het Nederlands te spreken. Hetgeen hij weigerde. Ondertussen stroomde het Wilhelminaplein vol mensen. Dit was natuurlijk een zeer gewaagde rel. De brandspuit werd klaargezet. Heel spannend allemaal. Na rijp beraad werd de Openbare Vergadering weer hervat en mocht Chano in het Papiaments verder praten.”

Ook in het Papiamentssprekende parlement bleef er genoeg te lachen. ,,Curaçaoënaars zijn heel creatief met woorden. Ik ging graag naar de Staten, vaak alleen maar om te lachen. Zo was er een keer een vergadering over een meelfabriek die ervan werd beticht een monopoliepositie in de markt te hebben. Een parlementariër kwam met een zak meel naar de Staten om zijn punt kracht bij te zetten. Het meel was volgens hem heel erg slecht. ‘Hasta trahadó di repa ta bisa ku e ariña no ta sirbi’ (Zelfs pannenkoekenbakkers zeggen dat dit meel niet deugt). Wij begonnen al te lachen omdat ‘trahadó di repa’ ook lesbienne betekent. Het antwoord hierop kwam van een minister van Economische Zaken: ‘Bisa e trahadó di repa di stòp di traha repa i usa stòkbrood’ (Zeg tegen die pannenkoekenbakkers dat ze moeten stoppen met pannenkoeken bakken, laat ze een stokbrood gebruiken). Dat stokbrood had hij bij zich en daar stond hij mee te zwaaien. Plat lagen we. Het was echt leuk maar ook inhoudelijk goed. Je kwam niet zomaar in de Staten, zoals nu. De parlementariërs waren ouder en legden gewicht in de schaal. Ze kenden hun onderwerpen en waren goed op de hoogte van het reglement van het parlement. Kundige fatsoenlijke mensen. Het ging er ook veel gemoedelijker aan toe, ook al gebeurde er genoeg gekkigheid.

Ik weet van een premier die in slaap gevallen was en daarmee een motie van wantrouwen miste. Toen hij de Statenleden toesprak en het had over ‘zijn kabinet’ werd hij onderbroken met de mededeling dat hij dat niet meer had. Het kabinet was terwijl hij dutte gevallen. Hilariteit alom natuurlijk maar op een nette manier. Niet zoals het nu gaat. Daar word ik echt verdrietig van. Ik ben ook al heel lang niet meer gaan stemmen. De laatste keer was met het referendum over de slotverklaring. De ‘si’- of ‘no’-verkiezing. En naar de Staten luisteren doe ik al helemaal niet meer. Ik kan niets met de grove, harde manier waarop het nu gaat.”

[Klik hier voor deel 4]

[uit Antilliaans Dagblad, 11 mei 2012]

2 Trackbacks/Pings

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter