Het Nederlandse trans-Atlantische slavernijverleden
Herinneren, Erkennen en Verbinden: Het Slavernijverleden als Levend Verhaal
Het Nederlandse slavernijverleden is lange tijd onderbelicht gebleven. Terwijl de Gouden Eeuw werd gevierd, bleef de pijnlijke geschiedenis van slavernij en mensenhandel vaak onbesproken. Dankzij de inzet van activisten en nazaten van slaafgemaakten is hierin verandering gekomen. Hun strijd leidde tot herdenkingen, monumenten, instituten zoals NiNsee, en uiteindelijk tot officiële excuses van premier Rutte (2022) en koning Willem-Alexander (2023).
In zijn studie Het Nederlandse trans-Atlantische slavernijverleden: Verleden, heden en toekomst onderzoekt auteur John Schuster hoe Nederlanders – van Afro-Surinaamse, Afro-Antilliaanse en autochtone afkomst – betekenis geven aan dit verleden en hoe zij de toekomst ervan zien. In persoonlijke verhalen, rituelen en kunst komt naar voren dat het slavernijverleden niet afgesloten is, maar voortleeft in identiteit, herinnering en maatschappelijke ervaringen.
Een belangrijk aspect van deze voortlevende geschiedenis is de manier waarop kennis wordt overgedragen – binnen gezinnen, families en het onderwijs. Schuster introduceert het concept van “schuldige landschappen”: fysieke plekken in voormalige koloniën zoals Suriname en de Antillen, maar ook in Nederland, die herinneren aan het slavernijverleden. In de voormalige koloniën zijn deze sporen vaak zichtbaar en bekend, terwijl ze in Nederland minder herkenbaar zijn en kennis vereist is om hun betekenis te begrijpen.
De overdracht van kennis binnen gezinnen blijkt beperkt. In witte Nederlandse gezinnen werd het slavernijverleden nauwelijks besproken, mede doordat het geen deel uitmaakte van de collectieve identiteit. Ook in Caribische en Surinaamse gezinnen was er vaak weinig bewuste overdracht. Veel mensen ontwikkelden pas later in hun leven – vaak na migratie naar Nederland of door maatschappelijke discussies – meer bewustzijn over dit verleden. Soms gebeurde overdracht impliciet, via verhalen, gebruiken of culturele uitingen zoals liederen en gezegden.
Toch is er ook sprake van intergenerationele trots en identiteitsvorming. Sommige ouders nemen hun kinderen bewust mee naar historische plekken of vertellen verhalen over voorouders die zich na de slavernij wisten te vestigen als vrije mensen. Deze overdracht is niet alleen informatief, maar ook vormend: het geeft betekenis aan het verleden en verbindt het met het heden.
Onderwijs speelt hierin een sleutelrol. Informanten pleiten voor structurele opname van het slavernijverleden in het curriculum, ondersteund door lesmateriaal, excursies en musea. Een Nationaal Slavernijmuseum wordt gezien als een dynamische plek voor ontmoeting, dialoog en bewustwording – een ruimte waar verhalen blijven groeien en gedeeld worden. Toch blijkt uit onderzoek dat het onderwijs vaak tekortschiet: slavernij wordt oppervlakkig behandeld, vooral vanuit economisch perspectief, en mist vaak historische empathie. Leraren erkennen het belang van het onderwerp, maar worstelen met de gevoeligheid en complexiteit ervan.
De blijvende impact van het slavernijverleden is voelbaar in hedendaags racisme, uitsluiting en stereotypering. Tegelijkertijd groeit het verzet, zichtbaar in bewegingen als Black Lives Matter en de strijd tegen Zwarte Piet. Deze vormen van nieuw burgerschap dragen bij aan een inclusiever Nederland.
De excuses van de overheid zijn een belangrijke stap, maar geen eindpunt. Zoals premier Rutte zei: “Er komt geen punt, maar een komma.” De toekomst ligt in educatie, herinnering en het actief blijven bespreken van dit verleden. Alleen zo bouwen we aan een samenleving waarin rechtvaardigheid, heling en gedeeld historisch bewustzijn centraal staan.
Meer over het boek
