Het Nederlands slavernijverleden – In het spoor van de Portugezen
door Bert Reinders
De aanleiding
De moedernegotie (“moeder aller handel”) was de handel met de landen rond de Oostzee die door kooplieden uit Amsterdam vanaf de Late Middeleeuwen werd gedreven. Deze handel vormde de voornaamste bron van de welvaart in Amsterdam, waardoor de stad zich kon ontwikkelen van een weinig belangrijke plaats tot het economische centrum van Holland en de stapelplaats van Europa. De lucratieve Oostzeehandel legde de basis voor de Gouden Eeuw van de Nederlandse republiek (bron).
Rond het uitroepen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1588, tijdens de oorlog met Spanje (1568-1648), werden havens op het Iberisch schiereiland gesloten voor Nederlandse handelsschepen op last van Filips II van Spanje. Daarmee kwam de handel in specerijen en de handel met landen in het Middellandse zeegebied in feite stil te liggen.
Vanaf 1595 wordt een vijftiental expedities georganiseerd om de specerijen zelf te gaan halen. De financiële opbrengst van de eerste schipvaart was geen succes, maar het doel van de reis was geslaagd. Het was bewezen dat het mogelijk was op eigen kracht en zonder veel overlast van de Portugezen naar Oost-Indië te varen. (Bron: SWART, FRED, Lambert Biesman (2007).)
Met de oprichting van de VOC in 1602 werden de Nederlandse belangen gebundeld in Azië. Bijna twintig jaar later (1621) werd de WIC opgericht om de Nederlandse belangen in het Atlantisch gebied te versterken. Binnen 50 jaar werd een groot koloniaal rijk opgebouwd. Als laatste werd Suriname veroverd op de Engelsen in 1667.
De opkomst van Portugal als koloniale mogendheid
In 711 vielen de islamitische Moren (Berbers en Arabieren) het Iberisch Schiereiland binnen en kwam er een einde aan het Visigotische koninkrijk. Deze strijd is in de geschiedenis bekend als de Reconquista. In 1250 werd de Algarve heroverd op de Moren en in 1255 werd Lissabon de hoofdstad.
Het koningshuis van Portugal heeft een belangrijke rol gespeeld tussen 1400 en 1600. Het toen voornamelijk agrarische Portugal bouwde een wereldrijk op dat reikte van de Maghreb (Noord-Afrika) tot Macau (China) en tot Mato Grosso (Brazilië). Hendrik de Zeevaarder (Portugees: Henrique Navegador) (1394-1460) is de initiator van de Portugese expansie. Hij stimuleert vernieuwingen in de scheepsbouw en navigatie en sticht de eerste opleiding tot stuurman in Europa. Het Portugese hof is commercieel ingesteld. Er moeten nieuwe handelsgebieden verkend worden. Daarnaast is de voortzetting van de “heilige oorlog” tegen de islam een belangrijke drijfveer, die door de paus wordt ondersteund.
De opkomst van de Republiek als koloniale mogendheid
Tussen 1595 en 1601 gingen 56 schepen in 15 expedities naar de Oost. De routes waren verkend en dat gaf in 1602 aanleiding tot oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) onder regie van raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt op 20 maart 1602. Het aandelenkapitaal bedroeg zo’n 6,5 miljoen gulden, een veelvoud ten opzicht van de eerdere expedities.
Ondanks vele problemen en ontberingen, veroverden de Nederlanders in de daaropvolgende eeuw een belangrijke plaats in de handel op Azië. Niet via de route van Olivier van Noort, maar langs die van Cornelis de Houtman. Vanaf 1605 gaat er vrijwel jaarlijks een vloot VOC-schepen naar de Oost. In Azië werd de oorlog tegen Spanje en Portugal voortgezet. Binnen 50 jaar werd een omvangrijk netwerk in Azië en Zuid-Oost Azië opgebouwd, veelal ten koste van de Portugezen.
De Republiek en de slavernij
Rond 1588 was de Republiek niet in aanraking gekomen met slavenhandel en slavernij. De Portugezen daarentegen waren ten tijde van hun expansie wel vertrouwd met slavenhandel en slavernij en namen daar sedert 1441 actief aan deel. Ook in Azië bestond slavenhandel en slavernij voor de komst van de Portugezen.
Met de veroveringen van handelsposten en gebieden van de Portugezen raakte de Republiek vanzelf betrokken bij de slavenhandel en slavernij. De VOC veroverde de Banda-eilanden om de productie van nootmuskaat en foelie in handen te krijgen. De plaatselijke bevolking werd in 1621 door de Nederlanders onder Jan Pieterszoon Coen uitgemoord en vervangen door slaven uit Madagaskar en India.
De VOC zette slaven in voor de bouw van forten, wegen, waterwerken, etc. Tevens werd de VOC de markmeester van de grootste slavenmarkt in Zuid-Oost Azië in Batavia. Ook het hoofkwartier van de VOC werd in Batavia gevestigd. Ruim 80% van de slavenhandel in de VOC-gebieden was in handen van particulieren. Onder hen bevonden zich Chinezen, Arabieren, VOC-medewerkers en VOC-soldaten.
In Nieuw Nederland (New York), Formosa (Taiwan) en Zuid-Afrika heeft Nederland de slavernij geintroduceerd, in de overige gebieden ging men verder met de Portugese werkwijze. Suriname werd als laatste kolonie veroverd op de Engelsen (uitruil met Nieuw Nederland -New York) en daar werd het slavernijsysteem van de Engelsen voortgezet.
Slavernijsysteem in Zuid-Afrika
Op 6 april 1652 landde Van Riebeeck bij de Tafelbaai. Hij stichtte Fort de Goede Hoop en Fort Duijnhoop, de eerste Nederlandse nederzettingen aan Kaap de Goede Hoop. Van Riebeeck en zijn 90 kolonisten (onder wie acht vrouwen) legden tuinen aan om fruit en groente te verbouwen voor de bemanning van de VOC-schepen die meestal voor enkele weken de kolonie aandeden. Van Riebeeck bleef commandeur van het bescheiden fort tot 7 mei 1662.
Omstreek 1770 leefden ongeveer 8000 slaven aan de Kaap. In 1780 waren er al 10.000 slaven in de Kaapkolonie. Slaven uit India en Zuid-oost Azië waren meer in tel dan die uit Madagaskar, Mozambique en andere delen van Oost-Afrika, omdat de Aziaten doorgaans meer ambachtelijke vaardigheden bezaten. In 1795 werd de Kaapkolonie veroverd door de Engelsen, na 143 jaar. (Bronnen: De VOC blz 82, 161 en Zwartboek van Nederland overzee blz. 114.)
Het Rijksmuseum presenteerde in 2017 de eerste grote tentoonstelling over de relatie Zuid-Afrika en Nederland. 400 jaar bewogen geschiedenis in 300 objecten, vooral afkomstig uit Zuid-Afrika. In hoofdstuk 8 van het boek Goede Hoop wordt het slavernijsysteem beschreven door Zuid-Afrikanen. Lesmateriaal over de VOC slavernij is hier te vinden op. (Bron: iisg-lesmateriaal-slavernij_opgaven_e_lr_17-20-c580.)
Nederlands Brazilië (1630-1654) – WIC
Na de overmeestering van de Spaanse zilvervloot door Piet Hein in het jaar 1628 had de West-Indische Compagnie genoeg geld om de koloniale macht van de dominante koninkrijken van het Iberische schiereiland verder aan te tasten.
In 1630 wist een expeditieleger onder Hendrick Lonck en generaal Waardenburg een groot gedeelte van Brazilië te veroveren op de Portugezen. Door het bezit van vele plantages werden de Nederlanders verleid het systeem van slavernij en slavenhandel, dat men nog in 1623 als onethisch had afgewezen, in 1635 volledig over te nemen, een morele barrière werd genomen. Om slavenimport veilig te stellen zijn op de Afrikaanse westkust in 1938 fort Elmina of Sint George d’el Mina in het hedendaagse Ghana en enkele jaren later Loanga op de Portugezen veroverd.
De slavernij in Brazilië maakte een groot deel uit van de transatlantische slavernij, naar schatting 37%. Ook is het later afgeschaft dan in andere landen, namelijk in 1888. Ongeveer 3 miljoen Afrikanen zijn naar Brazilië gebracht. Tussen 1639 en 1654 importeerde de West-Indische Compagnie ongeveer 25.000 slaven, van wie 11.400 van de Goudkust en de Slavenkust, en de overigen uit Angola. (Bron: De Slavenhaler – Rob Ruggenberg.)
Suriname (1667-1975) – WIC
In 1499 ontdekt Alonso de Hojeda de kust van Guyana. Zijn standbeeld, gemaakt door Erwin de Vries, staat bij fort Nieuw-Amsterdam, waar de Suriname- en de Commewijnerivier samenvloeien. Op 27 februari 1667 werd Suriname op de Engelsen veroverd door de Zeeuwen. Het fort Willoughby werd na de verovering omgedoopt in fort Zeelandia.
De omvang van slavernij
Het Nederlandse slavernijverleden begint met de VOC in Zuid-Oost Azië en is groter in omvang dan het Nederlandse aandeel in de trans-atlantische slavernij. De afschaffing van de slavernij begint in Zuid-Oost Azië op kleine schaal op 1 januari in 1860 en loopt door tot 1910.
Christenslaven in Noord-Afrika
De Noord-Afrikaanse kust wordt omschreven als de kust van Barbarije. Inwoners van deze kust kapen tussen 1300 en 1830 Europese vrachtvaarders. De buitgemaakte lading en bemanning worden verkocht in hun thuishavens. Tussen de 500.000 en één miljoen Europeanen zijn zo slaaf geworden.
Rond de Middellandse Zee werden ook Nederlandse schepen geënterd door Noord-Afrikanen. In de 17e en 18e eeuw zijn tussen de 10.000 en 20.000 Nederlanders in slavernij gebracht. In kerken werden collectes gehouden voor deze christenslaven. In Zierikzee had men in 1735 een slavenkas ingesteld om de eigen mensen vrij te kopen.
Een deel van de Nederlanders werd moslim en trad in dienst van een sultan. Een aantal van hen werd kapitein. In 1625 waren er 65 kapiteins van Nederlandse afkomst op Algerijnse schepen. Vanaf de 17e eeuw sluit Nederland vredesverdragen met lokale vorsten in een poging om de kapingen van Nederlandse schepen zoveel mogelijk te voorkomen. De Europese slaven worden ingezet in steengroeven, in de bouw en als galeislaaf.
Piet Pietersz Heyn, de ervaren VOC-kapitein, heeft vele Nederlanders vrijgekocht of geruild, ondermeer in 1661 in Algiers. Als de christenslaven waren teruggekeerd naar Nederland werd hun verhaal soms in boekvorm uitgegeven. Zoals het levensverhaal van Claes Compaen uit Oostzaan dat in 1659 is verschenen.
Afschaffing slavenhandel en slavernij in etappes
De Nederlandse Trans-Atlantische slavenhandel werd in juni 1814 door Willem I bij Souverein Besluit afgeschaft. De legale slavenhandel binnen het Caraïbisch gebied ging echter nog gewoon door.
Nederland schafte de slavernij in etappes af, eerst in de onder direct bestuurde staande delen van Nederlands- Indië met ingang van 1 januari 1860 (Wet vaststelling van het Reglement op het beleid der regering van Nederlandsch Indië), vervolgens in Suriname en de Nederlandse Antillen per 1 juli 1863 (Stb. 164, 1862). In sommige delen van Nederlands -Indië bleef de slavernij bestaan tot in de 20e eeuw. Op het eiland Soembawa duurde dit zelfs tot 31 maart 1910.
Doorn, 31-05-2017