Het leven is een bokswedstrijd
door Jerry Dewnarain
Uitgeverij Jurgen Maas is een Amsterdamse uitgeverij die haar aandacht vooral richt op Nederlandse en vertaalde literatuur (proza en poëzie), literaire en journalistieke non-fictie uit vooral het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Vooral de multiculturele samenleving dus. In 2021 verscheen De ploegscharen van Deik: een roman over verzet en uitsluiting, maar ook over menselijke gebreken.
Ik-persoon
De hoofdpersonage, die niet van zijn naam houdt, heet Deik en is van Surinaamse afkomst. Hij is nieuwslezer van het ochtendjournaal. Deik is de ik-verteller in het verhaal en opereert vanuit een kelder in Amsterdam. Zijn leven komt ineens in een stroomversnelling terecht, wanneer hij het middelpunt van media-aandacht wordt als een filmpje van zijn dronkenschap in een bar viraal gaat. ‘We waren in een kroeg, ik had al een uur eerder op tonic moeten overstappen en riep iets waar ik beter over had kunnen zwijgen. Ik riep het nog een keer, sloeg op tafel, gooide een fles om, gaf iemand een duw. Een van de andere klanten filmde het allemaal.’ Sedertdien raakt Deiks leven in een storm verzeild: ‘hij komt in de boksring terecht.’ Hij wordt door zijn eindredacteur ontslagen, hij wisselt steeds van baantjes, van het ene tijdelijke naar de andere klus. Hij voelt zich uitgesloten.
Uitsluiting-racisme-slavernij
De roman van Gravenberch verhult interessante doordenkertjes over uitsluiting, racisme en slavernij. Zo staat op pagina 154 het volgende: ‘Mijn vader zei vaak: “Racisme begint bij jezelf”, waarmee hij bedoelde: ze kunnen zeggen over je wat ze willen, het wordt pas racisme als je er zelf in gelooft. Maar het is moeilijk te geloven dat je een baan hebt als je steeds afgewezen wordt. Elke kolonisatie bedient zich van racisme.’ Zo klaar als een klontje, zo helder verwoordt Gravenberch zijn statement: discriminatie ontpopt zich pas als je je gediscrimineerd voelt. Heb je een baan bij de media, zoals Deik, en jouw voorstellen worden elke keer afgewezen, hoe goed of uniek ze zijn, dan levert dat trauma’s op, zoals Deik dat ook heeft ervaren.
La historia se repite
Het verleden is eigenlijk nooit ver weg. Hoe minder je erover weet, hoe meer je erin zit. Zonder slavernij was de Gouden Eeuw gewoon honderd jaar. Als je alle slaven, alle doden, gewonden, trauma’s en alle opbrengsten van de slavernij en het kolonialisme zou willen tonen, zijn honderd musea en grachten nog niet genoeg.’ La historia se repite, de geschiedenis herhaalt zich, sommige botsingen zouden niet zijn voorgekomen als de geschiedenis anders was verlopen.
Invisible man
De ploegscharen van Deik toont raakvlakken met Ralph Ellisons scherpzinnige boek Invisible man. Het is het verhaal van een jonge, hoogopgeleide naamloze zwarte man en alcoholist, die op zoek gaat naar zijn eigen zwarte identiteit in Amerika, zoals Deik dat doet. Hij heeft geen schijn van kans om te slagen in het ‘witte’ Amerika. De hoofdpersoon in het boek van Ellison kan zichzelf niet zijn door het racisme waarmee hij wordt omringd. Zijn omgeving is blind voor wie hij werkelijk is (‘hij is onzichtbaar’), denkt in hokjes en is bevooroordeeld.
‘Ik ben onzichtbaar. Nee, ik ben geen spook van het soort waardoor Edgar Allan Poe werd geplaagd, of zo’n ectoplastisch wezen dat je in Hollywoodfilms kunt zien. Ik ben een stoffelijke mens, van vlees en been, vezels en sappen – je zou zelfs kunnen zeggen dat ik een brein bezit. Ik ben onzichtbaar, moet u weten, omdat de mensen me niet willen zien. Net als die hoofden zonder lichaam die ze soms op de kermis vertonen, ben ik als het ware omringd door spiegels van hard, vertekenend glas. Wie mij nadert, ziet alleen mijn omgeving, zichzelf, of het product van zijn eigen verbeelding – wat dan ook, behalve mij.’
Evenals Deik leeft de zwarte ik-verteller in een kelder, maar onder een gebouw in New York, op de rand van Harlem, waar alleen blanken wonen. Zoals de plafondlamp in Gravenberchs boek, vervult licht ook een functie in Ellisons boek: de kelder is verlicht door honderden lampen. Hij woont ondergronds waar het niet donker is, maar hij blijft onzichtbaar. In hun hol vertellen beide hoofdfiguren hun verhaal.
‘Het leven is een bokswedstrijd’
Op pagina 10 zegt de vader van Deik dat het leven net een bokswedstrijd is. Hiermee doelt Gravenberch op de machteloosheid van een zwarte man (die geblinddoekt in de boksring staat). Deze uitspraak is ontleend aan The invisible man van Ralph Ellison. ‘Het leven is een bokswedstrijd,’ zei mijn vader en hij stak een sigaret op. De winnaar omhelsde zijn coach en kuste zijn kampioensgordel. Het leven is je riem kussen, dacht ik. ‘Maar je kan beter in de ring staan. In het echte leven zijn geen regels. Het echte leven, dat wilde ik ook. ‘En ze doen je eerst een blinddoek om. Niet vergeten.’ (p.10)
Zelfspot
De hoofdfiguur drijft de spot met zichzelf als een ‘paranoïde nieuwslezer’ (p.31). Gravenberch beschrijft heel gevoelsmatig de angst van Deik. Zijn vrees dat mensen erop uit zijn om hem te grazen te nemen, wordt waar als de vrienden van Theo zijn adres publiceren en vluchtelingen oproepen zich daar te melden. En het wordt nog beangstigender als zijn privéfoto’s en -berichten op de televisie openbaar worden gemaakt.
Suriname
Op verschillende bladzijden komt Suriname ter sprake. Zo is Deik in New York voor zijn werkzaamheden. Hij maakt met Mitch een wandeling over de Brooklyn Bridge. Hij hoort Amerikaanse jongeren praten, met een sterk accent. En hij denkt: ‘Ooit werd er aan deze oevers Nederlands gesproken, tot Nederland een oorlog van Engeland verloor en gedwongen werd dit gebied te ruilen voor Suriname. Zouden die jongeren Nederlands hebben gesproken als Nederland gewonnen had? Had de hele wereld dan Nederlands gesproken, of was Paramaribo het middelpunt van de wereld geworden?’ (p. 126)
Titelverklaring
De ploegscharen van Deik: het woord ploegscharen roept Bijbelse associaties op, volgens Pieter Hilhorst in zijn nawoord. Het komt uit Jesaja 2:4. In de roman komt het woord ‘ploegscharen’ voor in het gesprek met zijn Amerikaanse vriend en cameraman Mitch in New York onder een afbeelding van de brug, naar het eerste getto in de wereld: Ponte di Gheto (waar 5000 Joden woonden). Met de verbinding van de ploegscharen aan het getto, wordt een verbinding gelegd tussen onderdrukking en vrede. Net als in het vers van Jesaja kan het beoogde eindresultaat wel vrede zijn, maar daar gaat strijd aan vooraf.
Anil Ramdas’ Badal
Bij het lezen van De ploegscharen van Deik, zag ik veel raakvlakken met Anil Ramdas’ Badal. Uit een essay, dat ik ooit schreef voor mijn masterstudie Nederlands, stuitte ik al op de naam Pieter Hilhorst (1966). (Als publicist schreef hij columns voor de Volkskrant en hij was programmamaker.) Tussen 1997 en 2000 maakte Ramdas met Stephan Sanders het mediaprogramma Het blauwe licht. Gravenberch was redacteur van Het blauwe licht. Anil Ramdas fungeerde als rolmodel voor Pieter Hilhorst (http://www.pieterhilhorst.nl/mijn-idool-is-dood/#more-111)). Gravenberch was ook goed bevriend met Pieter Hilhorst. Dus laatstgenoemde heeft beide schrijvers van nabij gekend.
Mensen die menen over cultureel kapitaal (term geïntroduceerd door Pierre Bourdieu) te beschikken, zullen niet nalaten dat aan nieuwkomers te laten merken en deinzen er niet voor terug nieuwe en subtiele verfijningen in hun gedrag aan te brengen om nieuwkomers op een afstand te houden. Bourdieu doelde hiermee op de geestelijke bagage die in een westerse samenleving door vrijwel iedereen voor de meest waardevolle wordt gehouden: kennis, goede smaak, de juiste vrienden, het juiste gedrag in culturele kringen, etc. Als je die niet hebt, kan dat ook in een open en democratische samenleving als de Nederlandse een aanzienlijke handicap zijn. Dit was dus het gevoel dat Anil Ramdas kreeg: dat de allochtoon afkerig stond tegen de autochtoon. Gravenberch laat dat via de hoofdpersonage Deik ook min of meer blijken. Deik vlucht weg van de wereld en wil zich bevrijden van hypocrisie en leugens. Bovendien laat Gravenberch in 1998 middels het publiceren van het boekje Sinterklaasje kom maar binnen zonder knecht (samen met activiste Lulu Helder) zijn standpunt weten over de zwartepietendiscussie.
Hilhorst vindt dat Ramdas Badal als een kosmopoliet beschrijft, die langzaam verandert in een vijanddenker. Een boze man die even makkelijk stigmatiseert als zijn racistische tegenstanders. Zoals Wilders van leer trekt tegen moslims en Polen, zo tiert Badal over white trash. Gravenberch laat in zijn roman zien dat Deik aan achtervolgingswaanzin lijdt als gevolg van een aantal gebeurtenissen. Hij vindt dat de wereld het op hem heeft gemunt, omdat hij onder andere een donkere huidskleur heeft. Zelf weet hij ook niet meer wat hiervan de waarheid is en wat een verzinsel. Opvallend is dat Badal en Deik beiden een drankprobleem hebben. Zowel Ramdas als Gravenberch zijn overleden. De slavernij mag op 1 juli 1863 zijn afgeschaft, maar de plundering van zwarte lichamen gaat door. Dat laat Gravenberch in De ploegscharen van Deik op zijn ‘paranoïde’ manier zien.
Scotty Gravenberch, De ploegscharen van Deik. Met een nawoord van Pieter Hilhorst. Amsterdam: Uitgeverij Jurgen Maas. 2021. ISBN 9789491921933.
Anil Ramdas, Badal. Amsterdam: De Bezige Bij. 2011. ISBN 9789023459040.
Ralph Ellison, Onzichtbare man. LJ Veen Klassiek. Amsterdam: Uitgeverij Atlas Contact. 2017. ISBN 9789020415230.
Over de schrijver
In 1998 publiceerde Scotty Gravenberch samen met antropoloog Lulu Helder het boek Sinterklaasje kom maar binnen zonder knecht, waarin zij al vroeg de traditionele figuur van Zwarte Piet als een vorm van alledaags racisme in Nederland aan de kaak stelden. Via Anil Ramdas kwam hij vervolgens in de media te werken. Hij was redacteur bij het tv-programma Het Blauwe Licht en presentator van Propaganda. Ook werkte hij bij diverse culturele instellingen (De Balie, De Unie en de Tolhuistuin). De laatste jaren van zijn leven woonde Scotty Gravenberch in Lissabon. Hij overleed onverwacht op 11 augustus 2020 in Portugal, nog geen maand na zijn 50ste verjaardag. (Bron: Persbericht Uitgeverij Jurgen Maas). Volgens de Volkskrant van 9 september 2020 was Gravenberch een ‘rolling stone’ die gewoon vertrok als het hem ergens niet beviel. Hij reisde af naar Lissabon, omdat hij daar een baantje kreeg bij een callcenter. Zo kon hij ook werken aan de voltooiing van zijn nieuwe boek Ploegscharen van Deik. Scotty Gravenberch werd geboren in Den Bosch. Zijn vader Erwin Gravenberch was van Surinaamse afkomst, zijn moeder was Nederlandse.
[dWTL, 10 juni 2022]