blog | werkgroep caraïbische letteren

Het einde – Diana Lebacs – 12 september 1947–11 juli 2022

door Michiel van Kempen

De Curaçaose schrijfster Diana Lebacs overleed op 74-jarige leeftijd. Nog niet zo heel lang geleden zou deze aanhef zijn begonnen met ‘De Antilliaanse schrijfster’ en misschien was die aanduiding voor Diana Lebacs wel adequater. Ze schreef immers met evenveel gemak in het Papiamentu als in het Nederlands. Haar jeugdboekenreeks over Nancho (waarvan het eerste deel een Zilveren Griffel kreeg) speelt zich af op Bonaire en ook andere boeken gaan met groot gemak over de grenzen van haar geboorte-eiland heen.

Diana Lebacs
Foto © Michiel van Kempen

In de beginjaren van haar schrijverscarrière werd gemorreld aan het Antilliaanse karakter van haar werk. Ini Statia schreef over Lebacs’ debuutboek: ‘Sherry is teveel een kopie van een traditioneel-westerse meisjesroman waardoor het de lezeres te weinig Antilliaans-eigen besef biedt.’ Die opmerking moet wel hard zijn aangekomen bij de auteur, want zij geloofde niet in lokaal opgedeelde literaturen. En als zij íets wilde, dan was het wel de lezertjes aan de hand meenemen om hun te laten zien hoe fascinerend hun eigen leefomgeving was en dat er geen enkele reden was om te veronderstellen dat het voor de Antillianen beter toeven zou zijn aan de andere zijde van de oceaan. De personages uit haar boeken zijn geen kopieën conform een beleefde werkelijkheid, maar symbolen voor het Antilliaanse volk. Of in haar eigen woorden: ‘Ik voel me van jongsaf een pionier, iemand van het eerste uur met hoog in het vaandel het brengen van mijn volk naar een verhoogde staat van bewustzijn en bewustwording via de letteren en het theater.’ Het mag een troost voor Lebacs zijn geweest dat de lezertjes door de fraters en soeurs blijkbaar toch zo traditioneel-westers gekneed waren dat het boek wèl uitgroeide tot een klassieker van de Antilliaanse jeugdliteratuur.

Aantekeningen van Diana Lebacs voor de jeugdroman Suikerriet Rosy

Diana Melinda Lebacs was ook in die zin een echte Antilliaanse dat zij drie culturen in zich verenigde: haar grootvader was van Band’abao, de westkant van Curaçao. Hij trouwde met een Indonesische vrouw en zíjn zoon, Diana’s vader, weer met een Surinaams-Creoolse vrouw. Haar vader had ’t duidelijkst de trekken van zijn Indonesische moeder gekregen en Diana nam die weer over: ‘Ik ben voor alles aangezien behalve voor een “yiu di Korsow” (een landskind van Curaçao).’ Het deerde haar niet echt, ze was maar wat trots op haar lange gladde haren en ontstak in razernij toen de portrettist Nicolaas Porter die te vlak afbeeldde en deels verborg onder een hoedje. ‘Hij degradeert dit archetypisch symbool moeiteloos met de oneerbiedigheid van een hufter, tot een karikatuur of een van die kunstuitingen die de kunstmatigheid en gladheid van bijvoorbeeld de Amerikaanse nep-en verkoopcultuur uitdrukken,’ fulmineerde ze. Haardracht en identiteit in de Caraïben: er worden hele colleges aan gewijd.

1971, Curaçao: Diana Lebacs signeert Sherry

Diana Lebacs behaalde in 1966 haar onderwijzersakte en stond dertien jaar voor de klas. In de tijd na de mei-revolte van ’69 stortte ze zich in het toneelleven samen met haar man, de Bonaireaanse toneelregisseur en –schrijver Pacheco Domacassé. Met hem trok ze ook door Europa: ‘We maakten kennis met alternatieve vormen van leven en in allerlei hoofdsteden van Europa met modern toneel, wat een belevenis was. Veel materiaal over die tijd is echter verloren gegaan, je schreef iets op, je zong het, je bracht het op de planken en dat was het. Je bewaarde het niet.’ Ze brachten stukken waarvoor de stof soms getrokken werd uit de diepst weggestopte lagen van het Curaçaose geheugen zoals over de slavenleider Tula. Maar de Europareis bracht ook het besef hoe marginaal de eilanden waren in de ogen van de Nederlanders: ‘Ik vond dat heel vreemd, want wij wisten alles: van Lutjebroek tot de hele blinde kaart van Nederland konden wij zo opspuien, maar niemand wist iets van de West af.’ Daar wilde ze wat aan doen. Ze stuurde het manuscript van haar boek Sherry, het verhaal van het sociale en seksuele ontwaken van een Curaçaos meisje, naar uitgeverij Leopold waar Miep Diekmann de plooien glad streek, zoals ze wat later ook de weg baande voor die andere schrijfster van Curaçao: Sonia Garmers.

Ze werd het hoofd van de eerste Papiamentstalige lagere school en toen daar niet genoeg leesvoer in de landstaal voorradig bleek, begon ze met het schrijven van leesboekjes voor kinderen van de eerste tot en met de zesde klas. Tegenwoordig liggen bij de Curaçaose boekhandels tientallen kinderboekjes in het Papiaments, maar dat was in 1974 toen ze met haar eerste boekje, Buchi Wan pia fini, kwam allerminst het geval.

Papiamentu vertaling door Diana Lebacs van Charlotte Doornheins De roep van de Shoco

Ze verzorgde bij de bacheloropleiding van de Universiteit van Curaçao de cursus ‘creatief schrijven’. Ze is jarenlang jurylid geweest bij het Festival di Tumba, waar de maatschappijkritische carnavalskraker wordt bepaald. Ze vertaalde boeken van Dolf Verroen en Joke van Leeuwen, alsook het Antilliaanse boekenweekgeschenk De roep van de shoco van Charlotte Doornhein. In 2011 behaalde ze met het hoogste aantal studiepunten van alle studenten haar diploma Master of Education aan de Universiteit van Curaçao, met Papiamentu als afstudeerrichting. Zij hielp auteurs, redigeerde boeken en nam collega’s mee op sleeptouw naar Cuba en Colombia.

‘Ik wil een vorm van schrijven vinden waarin de barrière tussen volwassenen en kinderen vervalt,’ zei Lebacs in 1976. Mogelijk vanuit dat idee schreef zij in 1994 haar eerste roman voor volwassenen, De langste maand, een verhaal met verschillende lijnen dat van de onwaarschijnlijkheden en clichés aan elkaar hangt, maar dat door de Curaçaose criticus Pim Heuvel ‘het beste literaire werk van het jaar’ werd genoemd. In 2017 verscheen haar tweede roman voor grote mensen Duizend leugens bruidstaart. Haar jongste roman, Dame van de avond en het berouw van Benaro, zag zij zelf niet meer in druk. Het is  een amoureuze geschiedenis, die volgens de trouwe uitgever Franc Knipscheer tegelijkertijd ‘een dystopische of futuristische literaire thriller, gesitueerd op het eiland Curaçao’ is.

De inzet van Diana Lebacs voor de cultuur van de Antillen is tomeloos geweest van haar jongste jaren tot haar laatste dagen. In oktober 2017 was zij het energieke middelpunt van de Caraïbische Letterendag Junior in Amsterdam georganiseerd door de Werkgroep Caraïbische Letteren, het grootste festival van Caraïbische kinderboekenschrijvers ooit georganiseerd in Nederland – geen Nederlands medium dat erover schreef. De literatuur van de Antillen vraagt om nog vele ambassadeurs, zo’n energieke als Diana Lebacs zal moeilijk gevonden kunnen worden.

Diana Lebacs met kinderen in de OBA tijdens de Caraïbische Letterendag Junior 2017.
Foto © Nataly Linzey

[Dit is een licht uitgebreide versie van de versie die verscheen in De Groene,11 augustus 2022]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter