blog | werkgroep caraïbische letteren

Het dilemma van de tolerantie (11)

door Willem van Lit

Neteligheid
Mede-menselijkheid. Dat is het uitgangspunt. In een wederzijdse houding, in wederzijdse bejegening moeten we met elkaar aan de slag, met die mensen die op de Europese stoep staan. Met de verdelende rechtvaardigheid, met de kritische redelijkheid, met de wet van dienst en wederdienst. Ook zij willen niet de vernedering van de bedelaar ondergaan, zoals we hebben gezien. Wat is er dan nodig?

 

Mensen die in gammele boten stappen, willen in eerste instantie het vege lijf redden. Daarnaast komen ze uit armoede. Vanuit deze houding heeft men voor het thuisfront een eer te redden; dat is het verhaal wat je ook vaak hoort van mensen vooral uit gebieden bezuiden de Sahara. Men heeft die opdracht op zich genomen en terugkeren met lege handen betekent: beschaming. Zo werkt dat ook weer in hun hun samenleving. Als het niet uit armoede en lijfsbehoud was, dan bleven ze wel thuis. Zijn er nog andere dromen? Vrijheid en gelijkwaardigheid of rechtvaardigheid misschien? In eerste instantie zal men daar niet aan denken. In de besloten samenleving waar zij vandaan komen, maakt dat geen deel uit van het goede leven. In hun gesloten wijze van samenleven bestaat er een geheel ander idee over wat het goede leven is; die wordt in veel gevallen gedicteerd door de overweldigende aanwezigheid van de religie. Lees Ayaan Hirsi Ali er even op na in Nomade en Ketters. Zij kon de worsteling die men had (o.a. in haar familie) met vrijheid goed uitleggen. Het ideaal in geslotenheid is zuiverheid, ootmoed tegenover leerstellingen van een hogere autoriteit. Een vorm van strenge orde. Veranderingen zijn decadent. Ik heb dat hiervoor al beschreven. Bij ons is vrijheid en gelijkwaardigheid het vliegwiel van veranderingen. De kritische redelijkheid is daarvoor de energiebron. Voor veel inwijkelingen zijn veranderingen afschuwelijke vergissingen; het is onverdraaglijk. De intentie van het goede leven is inertie. Men wil geen excuus geven voor het ontwijken van de dialoog; het excuus berust bij God.

Malta

St. John’s Cathedral, Valletta, Malta. Foto © Michiel van Kempen

Het christendom bij ons is langzaam onttoverd, een proces van vier of vijf eeuwen was daar voor nodig. Het is een religie die nu – in samenwerking met de kritische redelijkheid – in eigen kring kan functioneren en waarvoor over en weer respect is voor houding, opvatting en handelen. Er zijn nog restanten zichtbaar zoals de onbaatzuchtige naastenliefde, waarvan we nu zien dat dit kan uitlopen in eenzijdig radicalisme, beschaming en geweld.
Als we de inwijkelingen de voortzetting van hun eigen idee over wat het goed leven is, laten behouden, ja hun dit zelfs gunnen en dat zelfs blijven respecteren of misschien wel opdringen door hen voortdurend naar de moskee te verwijzen, dan doen we – multicultureel bevangen – wat we nog steeds hebben gedaan en dat is hen in feite uitwijzen, hen niet toelaten tot onze eigen wereld. Zij behouden daarbij het idee dat onze wereld een wilde jungle is waar alles is geoorloofd, het wilde westen en dat kan nooit goed zijn. We kunnen blijven geloven dat we zo fijn naast elkaar kunnen leven in veelkleurigheid, maar in feite is dat een illusie gebleken. We zijn echter hardleers en beduusd tegelijkertijd.

Kritisch broederschap
Wat te doen? In de eerste plaats moeten we aan ons eigen zelfvertrouwen gaan werken: we moeten ervan doordrongen en overtuigd zijn dat wij niet anders kunnen dan leven in de praktijk van vrijheid en gelijkwaardigheid. De kritische redelijkheid is onze wijze van bejegening. Broederschap of solidariteit vergt een moraal die gebaseerd is op tweerichtingsverkeer. De uitwisselingen van wel- en wandaden staan in gelijke verhouding tot elkaar en moeten in gelijke verhouding met elkaar uitgewisseld en vergolden worden. Dat is nog wat anders dan het beginsel oog om oog, want daaruit spreekt het banale idee van wraak nemen. De ruilinterventie betekent dat je in een positieve grondhouding vanuit de werking van het kritisch rationalisme dienst en wederdienst bedrijft. De restanten van het gemoed die nog de oude varianten van eenzijdige charitas zijn, dienen we achter ons te laten. Anders regeren we met liefde, want regeren – het willen beheren en beheersen van sociale betrekkingen – vanuit de relatie van gulle gever en bedelaar leidt tot wanhoop en beschaming. Het is vernederend en levensgevaarlijk.
We moeten de schroom en het ontzag voor de ‘wilde’ vreemdeling, die onze eenzijdige attentie zouden verdienen, achterlaten. Net zo min als wij (althans velen van ons) nog naar de kerk gaan, moeten wij hen verwijzen naar de moskee. We zullen ook met de praktische en kritische rede de straat op gaan om te vertellen dat een normaal gesprek in nikab of dergelijke kleding onmogelijk is en dat daardoor ook geen dialoog kan ontstaat. De kritische rede vergt klare taal; daar hoort oogcontact, een open gezicht en lichaamstaal bij. Vis-à-vis.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Bibliotheek OBA. Foto © Michiel van Kempen

Ons zelfvertrouwen opkrikken betekent ook dat we zelfverzekerd zijn over de goedheid en juistheid van óns leven en de instellingen die we in ruim tweehonderd jaar hebben gebouwd: onze democratie, de rechtsstaat en de sociale instituten daaromheen. Het is onze wetgeving en regulering van het samenleven, die immers tot stand is gekomen op basis van het contrat social, de uitkomst van de kritische rede. Ons sociaal verkeer vereist open menselijke betrekkingen op basis van gelijkwaardigheid. Sneren en beschaming over decadentie, discriminatie of racisme moeten we met open gemoed, direct en helder pareren.
Voorts zij gezegd dat verwijzingen naar Allah of een andere ‘hogere’ autoriteit niet acceptabel zijn. We moeten eisen dat mensen praten op basis van eigen redelijkheid. Vrouwenzaken moeten met vrouwen besproken worden. Geslachtsapartheid, voedselvoorschriften en kledingcodes bewaar je voor de beslotenheid van de kerk of thuis. We vertellen de geestelijke voorlieden dat zij hun rituelen moeten bewaren voor de beslotenheid van hun kerken. Daar buiten doen wij en ook jullie het anders.
Wij moeten leren niet meer gebiologeerd te zijn door hun exotische gebruiken, hun voedselbereiding of kleding. We moeten de fascinatie voor hun leefwijze opgeven en deze beschouwen als normaal. We zullen hen niet meer prijzen om hun veelkleurige en uitbundige rituelen, die soms neerkomen op en bedoeld zijn als beschaming van anderen. Het zijn – net zoals die van onszelf – dagelijkse gebruiken, die het sociale leven typeren. Niets meer. Geen oh’s en ah’s meer over hun verwonderende en betoverende wijzen van koken of om hun kopergeslagen pannen en potten. Als we dat lelijk vinden – zoals ik dat vind –, moeten we dat ook zeggen. We gaan onttoveren. In het maf ontzag – de betovering – zit een kern van beschaming. Dat lijkt raar gezegd, maar met een dergelijke eenzijdige verhouding houden we neerbuigendheid in stand. Dit geldt ook voor het maf ontzag voor kromme straattaal (die vaak provocerend van aard is) of het publieke optreden in traditionele jurken, slippers en hoofdtooien. Het mág, maar we gaan er niet meer over te zwijmelen. Voorts: zonnebrillen áf als we een gesprek hebben, net zoals we onze duikbrillen, motorhelmen of mondkapjes afnemen. Dat vergt de kritische rede.

Als je wilt zwemmen in een boerkini is dat prima, maar gewoon tussen alle badgasten in op een publiek strand. Geen aparte tijden in zwembaden voor mannen en vrouwen. Gewoon gemengde scholen.
Er is vrijheid van godsdienst omdat iedereen mag geloven wat hij of zij wil. Dat moeten we hen op het hart drukken. Dit idee over vrijheid is de consequentie van de kritische rede. Vrijheid van godsdienst is niet in de grondwet opgenomen omdat het iets zou zijn uit de bijbel, koran of welk ander heilig boek dan ook. Vrijheid van godsdienst betekent ook dat anderen de gelovigen kunnen aanspreken op het nemen van verantwoordelijkheid voor hun denken en daden en de gevolgen daarvan, zowel ten goede als ten kwade. Uitgebreide godsdienstlessen met urenlang verzenopdreunerij zijn voor in de moskee. Overigens ben ikzelf tegen bijzonder onderwijs, maar daarvoor krijg je bij veel anderen nog geen handen op elkaar. Je moet over het bestaan van bijzonder onderwijs argumenten hebben waarover je op basis van praktische redelijkheid met elkaar moet kunnen discussiëren. Dat is het uitgangspunt voor de dialoog en niet een boek dat geschreven is en gedicteerd zou zijn op autoriteit van een ‘hogere’ macht.
We zeggen deze inwijkelingen dat ze hun verstand en rede inzetten voor het ontwikkelen van vooruitgang en dat dit gepaard gaat met veranderingen op individueel niveau, op het niveau van sociale betrekkingen en op universeel niveau met alles wat daarmee te maken heeft: economie, ecologie, wetenschap, geneeskunde, technologie, transport en vervoer, energie, enz. De rede is de bron van energie voor onderhoud en ontwikkelen van menselijke betrekkingen met het oog op verbeteringen van die relaties. Het is de bedoeling dat wij allen het beste uit onszelf halen en daarvoor gebruik gemaakt wordt van alles wat we in ons hebben en wat we verder kunnen ontwikkelen met elkaar. Dat is de opdracht en u werkt daaraan mee. We doen dat met elkaar en voor elkaar en daarbij zijn vrijheid, gelijkheid en broederschap in wederzijds verband de mechanismen en grondslagen. U zult op dit punt aangesproken worden op uw taken en verantwoordelijkheden. Op een andere manier is vooruitgang met welvaart en welzijn onmogelijk.

 

Heiligenweg lantibus

‘Lantibussen’, Heiligenweg, Paramaribo, ca. 1955

Hiervoor is het groot belang dat we onze instellingen en instituten voortdurend evalueren op hun werking in relatie tot het streven naar het beste in onszelf. Democratie, scheiding van machten, scheiding van kerk en staat, de universele rechten van de mens, de grondwet en de rechtsstaat zijn wezenlijk voor ons en u. Uw betrokkenheid hierbij is van groot belang. Wij eisen dat. Dat is een morele opdracht die voortkomt uit het streven naar een goed leven. Indien u blijft vasthouden aan het oude concept van een goed leven, zullen we in dialoog met elkaar tot een oplossing moeten komen. Wegkijken, ja-zeggen en nee-doen, beroep doen op een hogere autoriteit, ongelijkwaardigheid betrachten (bijvoorbeeld tegenover vrouwen) zal uitgelegd worden als onverdraagzaamheid en dat zal vergolden worden met intolerantie. Dit zal in de praktijk constant getoetst worden.
Vrijheid is de mogelijkheid tot het maken van keuzes. Dat is soms een eenzame bezigheid die dwingt tot nadenken. Men is hierbij dikwijls op zichzelf aangewezen. Dan ontstaat onzekerheid en twijfel. Dat is gezond. Het maken van keuzes vergt gebruik van gezond verstand. Wij moeten namelijk onze eigen werkelijkheid vorm én inhoud geven. Maar in de meeste gevallen staan we er niet alleen voor. We werken met elkaar aan oplossingen. Vertrouwen, een gezonde oriëntatie op instituties en competenties van anderen zijn deel van het werken vanuit de kritische rede. Daarop beoordelen we de menselijke betrekkingen. Dit moet zonder schaamte, angst, woede, nijd, afgunst, hebzucht of enig andere drift op basis waarvan de krenking die dan ontstaat tot geweld kan leiden. Het is voorts opdracht conflicten op een kritisch redelijke manier en met een open gemoed tegemoet te treden. Hierbij is volledige gelijkwaardigheid cruciaal. Eerwraak of minachting op basis van kennelijk een hogere (geestelijke) macht, die als plicht is opgelegd, ervaren wij als irrationeel fanatisme en dogmatisme omdat het geen enkel redelijk doel dient. Deze moraal vanuit het redelijk functioneren is sterker dan die uit welke godsdienst dan ook ingeval het anders dan deze zou worden uitgelegd. U wordt bij die moraal betrokken. U wordt als zodanig ook bejegend en wij verwachten een zelfde houding in alle integriteit terug. Het is namelijk de moraal die voortkomt uit de opdracht mede-menselijk te zijn. U hoeft mij niet lief te hebben, indien deze liefde moet verlopen via een derde, een god of een andere hogere macht; dat vragen wij niet. We vragen redelijkheid op praktische schaal.

[vervolg, deel 12 en slot, klik hier]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter