Het belangrijkste boek voor de afschaffing van de slavernij
door Michiel van Kempen
Slaven en vrijen onder de Nederlandse wet van Wolter Robert van Hoëvell is een veel minder bekend boek in de dekolonisatiegeschiedenis van Suriname dan Wij slaven van Suriname van Anton de Kom. Maar Van Hoëvells boek is wel het belangrijkste boek geweest in de strijd om de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën in de West. Het is nu als ingekorte editie herdrukt.
Het boek van De Kom is vooral dit jaar enorm omhooggeschoten in de publieke bekendheid, doordat het een plaats kreeg in de geschiedeniscanon van Nederland en bijvoorbeeld ook met de verkiezing tot Radio 1 NPO Non-Fictie Boek van het Jaar. Het was een tijdlang zelfs het best verkochte Nederlandse boek. In the slipstream daarvan heeft uitgeverij Van Gennep nu ook een herdruk uitgebracht van Van Hoëvells Slaven en vrijen onder de Nederlandse wet, een welkome heruitgave, want het boek uit 1854 is werkelijk, zoals Carl Haarnack dat zegt in zijn inleiding, een ‘iconisch boek’ geweest in de abolitionistische beweging. In de 19de eeuw was het samen met Stedmans beroemde Narrative of a five year’s expedition against the revolted negroes of Suriname het bekendste boek over de gruwelen die plaatsvonden in de Nederlandse kolonie.
Van Hoëvell richtte zich met zijn tweedelige boek tot de Staatscommissie voor de Slavenemancipatie die in 1853 was ingesteld. Maar over de hoofden van de commissieleden heen richtte hij zich natuurlijk ook op het Nederlandse publiek. De auteur beschrijft gepassioneerd en met kracht van argument dat het eindeloze uitstel van de slavenemancipatie alleen maar verklaard kan worden uit het nietsontziende winstbejag van de plantersklasse. Hij kijkt hoeveel winst de ca. 40.000 slaven opleveren, aan welk juridisch systeem ze onderworpen zijn en welke gruwelijke straffen ze ondergaan, hoe weinig voedingswaarde hun eten heeft, hoe hun woonomstandigheden zijn enz. enz. Zijn conclusie kan alleen maar luiden dat het lot van de slavenbevolking alleen benoemd kan worden als complete uitzichtloosheid. De slaven worden nog slechter behandeld dan dieren en de enig mogelijke verwijdering van die schandvlek in het Koninkrijk is de slavenemancipatie. Als daar nog enige twijfel over bestond, dan veegde de reeks gruwelen taferelen die voorbijkomen in zijn boek die toch echt compleet van tafel.
Wolter Robert van Hoëvell compileerde zijn soms huiveringwekkende verhalen uit verschillende bronnen, die hij overigens niet noemt, bang dat hij is dat zijn informanten geconfronteerd zouden worden met ‘tallooze onaangenaamheden’ (dat gebeurde in die tijd dus ook al). Zelfs was hij nooit in de West geweest; het is jammer dat deze nieuwe uitgave niet wat meer over deze interessante 19de-eeuwer vertelt – daar had Wilma Scheffers die een proefschrift over Van Hoëvell voorbereidt de uitgeverij toch een grote dienst kunnen bewijzen. Slaven en vrijen onder de Nederlandse wet sloeg in als een bom. Het boek had een enorme invloed op de Staatscommissie van 1853. Carl Haarnack schrijft: ‘De publicatie maakte veel los en de reacties waren ongewoon fel, zowel van medestanders als tegenstanders.’ Van die reacties krijgen we helaas maar weinig te zien: Haarnack gaat in op een publicatie van B.E.C. Belmonte, maar wie er zich nog meer over uitspraken vermeldt hij niet, en we krijgen ook geen zicht op de debatten in de Nederlandse volksvertegenwoordiging die uiteindelijk tot een vijfde (!) en uiteindelijk definitief voorstel leidden om de slavernij af te schaffen in 1863 (in de Oost was dat al eerder, in 1860, gebeurd). Hopelijk gaat Scheffers wel grondig op die zaken in.
Het boek van Van Hoëvell verscheen met fraaie litho’s in 1854, een voor die tijd tamelijk dure uitgave. Dat moet de reden zijn geweest waarom het boek zonder de platen al gauw enkele keren goedkoper werd herdrukt, het laatst in 1864. Het is ontzettend jammer dat de uitgever de nieuwe editie baseerde op de goedkope uitgave van 1855 en de litho’s uit de eerste druk niet mee reproduceerde, zo’n kostenpost is dat vandaag de dag toch niet meer. Het had dit boek nog sprekender gemaakt, zoals het ook een beter omslag verdiend had dan het onopvallende typografische ontwerp waarmee het nu de wereld in is gestuurd.
Carl Haarnack memoreert dat het boek ook wel zo’n invloed zal hebben gehad, omdat een jaar eerder De Negerhut: een verhaal uit het slavenleven in Noord-Amerika van Harriet Beecher-Stowe was uitgekomen. Dat zal zeker zo zijn, maar dan moet daar toch ook bij aangetekend worden dat het boek van Van Hoëvell, hoe aanschouwelijk ook, het in de verste verte niet haalt bij het spannende ‘avonturenverhaal’ van Beecher-Stowe, en zelfs niet bij het veel beter geschreven Wij slaven van Suriname – zelfs al zijn de pagina’s van dat boek stilistisch ook nogal wisselend van kwaliteit. De twee delen van Van Hoëvells boek zijn nu ingekort tot één paperback, maar de editeur, Nadia Ramer, had gerust nog wat enthousiaster kunnen snijden, want voor de lezer van nu zit er aardig wat redundantie in het boek, en 300 pagina’s fel morele verontwaardiging houdt de meest doorgewinterde slavernijlezer niet vol.
Dit gezegd zijnde, moeten we niettemin erg blij zijn met de heruitgave van dit belangrijke boek, dat ooit heel succesvol was, maar nog maar in weinig bibliotheken te vinden is. Wie De Kom heeft gelezen, moet zich zeker ook aan Van Hoëvell zetten.
Wolter van Hoëvell, Slaven en vrijen onder de Nederlandse wet. Amsterdam: Van Gennep, 2020. 5de druk. ISBN 9 789461 644794. Prijs € 19,99.
Een niet oninteressante vervolgvraag is waarom De Kom in ‘Wij slaven van Suriname’ niet naar Van Hoëvell verwijst en wel naar Stedman en Wolbers. Het is bijna niet voor te stellen dat hij het werk van Van Hoëvell niet kende. Misschien meende hij dat Wolbers al voldoende putte uit ‘Slaven en vrijen onder de Nederlandse wet’ en dat hij zich daarom beter op Wolbers’ studie kon verlaten. Voor het invoelbaar maken van de gruwelen van de slavernij had hij Van Hoëvell sowieso niet nodig, want daarvoor kon hij beter terecht bij Stedman. Van Kempen heeft volkomen gelijk dat ‘Slaven en vrijen onder de Nederlandse wet’ politiek-maatschappelijk gezien een belangrijk boek was. Maar hij stelt ook terecht dat het werk voor de hedendaagse lezer – en destijds misschien ook wel voor De Kom – niet altijd een onverdeeld genoegen is om te lezen.