Het ABC van David en Goliath
door Fred de Haas
Het is alweer enige jaren geleden, om precies te zijn op 11 maart 2014, dat de toenmalige Staatssecretaris S. Dekker van OCW de Nederlandse Taalunie om advies vroeg over de inrichting van het onderwijs Nederlands in Caribisch Nederland. Dat advies was gereed in December 2014 en nog steeds zeer actueel, om niet te zeggen actueler dan ooit.
Hoewel we in dit artikel onze aandacht speciaal op Bonaire zullen richten, is veel van onderstaande inhoud ook van belang voor Curaçao en Aruba.

Nederland op ABC-eilanden – 7 – foto Aart G. Broek
Dat er om advies wordt gevraagd als het bij het eigen ministerie aan de nodige kennis ontbreekt is alleen maar verstandig, maar of het zo verstandig was om de Nederlandse Taalunie in dit geval om advies te vragen staat te bezien. De Taalunie heeft namelijk veel ervaring met het Nederlands, maar geen of nauwelijks ervaring met de meertaligheid van de overzeese ABC eilanden; en enige lokale kennis is wel gewenst als je advies moet geven over het taalonderwijs op Bonaire, waar, zoals op Curaçao en Aruba ook het geval is, de landstaal het Papiaments is en het Nederlands een vreemde taal.
Dat laatste wordt ook ruiterlijk erkend door de Nederlandse Taalunie, maar dat heeft niet verhinderd dat, in het licht van de ministeriële opdracht, de Nederlandse taal in het advies van de Taalunie in onderwijskundig opzicht in belangrijkheid gesteld wordt boven de landstaal op Bonaire dat sinds 2010 de – controversiële – eer geniet een bijzondere Gemeente van Nederland te zijn en dus, wat het onderwijs betreft, onder de Nederlandse onderwijswetten valt.

Nederland op ABC-eilanden – 4 – foto Aart G. Broek
Een bezwaarlijke opdracht / Men zag in Nederland ook wel dat er iets volledig misging met het taalonderwijs Nederlands aan leerlingen die van huis uit een eigen moedertaal spraken maar wel aansluiting moesten krijgen met het Nederlands als zij, bijvoorbeeld, verder wilden studeren in Nederland. Voor een goed begrip: 64% van de bevolking van Bonaire heeft Papiaments als thuistaal.
Dat dit verder studeren in Nederland overigens helemaal niet vanzelfsprekend is blijkt wel uit het feit dat het overgrote deel van de Bonairiaanse eindexamenleerlingen op het eiland blijft of in de regio gaat studeren. Bovendien is tegenwoordig de instructietaal bij de vervolgopleidingen in Nederland vaak Engels in plaats van Nederlands.
Dat de Taalunie, ondanks de eendimensionale opdracht van de toenmalige Staatssecretaris, een advies uitbracht dat zij naar eer en geweten heeft trachten uit te voeren, is prijzenswaardig, al schiet het op belangrijke punten aan inzicht schromelijk tekort en had het rapport vanwege de vele herhalingen aanzienlijk kunnen worden bekort.
In dit artikel zullen we het advies van de Taalunie tegen het Caribische licht houden en de bezwaren schetsen die onomstotelijk aan dit advies kleven. Ook zal er aandacht worden besteed aan de zinnige Antilliaanse reactie op het advies van de Taalunie, een reactie die door Mercator/Fryske Akademy en de Stichting SPLIKA krachtig wordt ondersteund.

Nederland op ABC-eilanden – 5 – badgast – foto Aart G. Broek
Gelijkwaardigheid van Papiaments en Nederlands / Dat het Papiaments en het Nederlands als taal gelijkwaardig zijn, wordt door niemand meer ontkend, zeker niet door de Taalunie. De Taalunie schrijft dan ook dat, binnen de huidige politiek-maatschappelijke situatie, het Nederlands en het Papiaments in gelijke mate belangrijk zijn voor de ontwikkeling van het Bonairiaanse kind, ja zelfs dat het noodzakelijk is dat het Papiaments behouden blijft en moet worden versterkt zodat het kind ook academische vaardigheden kan ontwikkelen in de moedertaal.
Toch kan men zich niet aan de indruk onttrekken dat de Taalunie een zekere vorm van lippendienst bewijst met die erkenning. In het advies wordt namelijk duidelijk gesteld dat het Papiaments niet is geëquipeerd voor een ‘brede en diepe kennisontwikkeling’ vanwege een gebrek aan lesmateriaal en dat dus beter deze taak kan worden overgelaten aan het Nederlands. Deze opvatting wordt nog eens bevestigd door de neerbuigende toon die de Taalunie op pagina 22 van haar advies laat doorklinken: ‘in kleuterklassen kan de leerkracht niet voorlezen uit boeken die hun (i.e. de kinderen, FdH) interesse hebben maar is de leerkracht beperkt tot het handjevol boeken dat in het Papiaments beschikbaar is.’ En verder: ‘er is dus onvoldoende mogelijkheid om gedurende die jaren te werken aan kennisontwikkeling en leesplezier.’
De Taalunie heeft zich duidelijk niet voldoende op de hoogte gesteld van de vruchtbare arbeid die in de loop der jaren is verricht door de Curaçaose Fundashon pa Planifikashon di Idioma (FPI) en andere – o.a. Arubaanse – onderwijsinstellingen die een keur aan school- en leerboeken hebben geproduceerd. En wat betreft het leesplezier: zouden de kinderen het echt niet fijn vinden als de leerkracht voorleest uit de verhalen van de Spin Nanzi, om maar een klein voorbeeld te noemen?

Nederland op ABC-eilanden – 3 – foto Aart G. Broek
Ik begrijp natuurlijk wel wat de Taalunie bedoelt: er zijn (nog) geen leerboeken in het Papiaments beschikbaar voor vakken als Aardrijkskunde, Geschiedenis, Economie, Biologie, Wiskunde etc. die voldoen aan de criteria van HAVO/VWO. Daarvoor heb je – in de huidige situatie – het Nederlands nodig.
Dat neemt niet weg dat je het Papiaments best als instructietaal kan gebruiken voor sommige vakken en bepaalde typen van onderwijs, bijvoorbeeld op scholen waar men studeert voor een bepaald beroep. Dat wordt al gedaan in het VSBO. Voor het Papiaments als vak zijn er, overigens, voor de leeftijdscategorie van 4-18 jaar methodes ontwikkeld die weliswaar nog verdere ontwikkeling behoeven. Het zou daarbij helpen als de drie eilanden het besluit namen om één spelling voor het Papiaments in te voeren in plaats van de geforceerde en politiek geïnspireerde handhaving van de twee geldverslindende spellingen die er enerzijds op Aruba, anderzijds op Curaçao/Bonaire worden gehanteerd en die dwingen tot dubbele, in separate spellingen gepubliceerde uitgaven. Zo’n situatie staat goede samenwerking en ontwikkeling bijzonder in de weg.

Nederland op ABC-eilanden – 2 – marechaussee / foto Aart G. Broek
David en Goliath / Ondanks alle mooie woorden over het Papiaments blijft men in het advies eraan vasthouden dat het Nederlands in vele, zo niet in alle opzichten de meeste aandacht verdient.
Zeker, het Papiaments is belangrijk voor de vorming en instandhouding van de eigen identiteit en het Papiaments wordt door de Taalunie zelf gezien als de in sociaal en maatschappelijk opzicht belangrijkste taal op Bonaire. Men wordt niet moe dit steeds weer te benadrukken (zie advies p.26):
- Wat moet er gebeuren met de taal die maatschappelijk, sociaal, cultureel gezien de belangrijkste (sic!) rol heeft? (Bedoeld wordt het Papiaments, FdH).
- Hoe kan dat maatschappelijk worden vormgegeven?
- Hoe kan dat in het onderwijs worden vormgegeven?
- Hoe kan ervoor gezorgd worden dat de taal de zolang bevochten status en waardigheid blijft behouden?
- Hoe kunnen de identiteit en zelfwaardering, in en buiten het onderwijs, nog meer versterkt worden?

Nederland op ABC-eilanden – 8 – foto Aart G. Broek
Iets verder spreekt de Taalunie over de positie van het Papiaments als ‘een probleem dat al eeuwenlang speelt’. Hoe komt de Taalunie hierbij? Dat probleem speelde helemaal niet eeuwenlang. In de koloniale tijd was het Papiaments hoegenaamd geen probleem. Het werd gewoon ontkend en in de verdomhoek gezet! Zodanig dat men zich voor de eigen taal ging schamen!
Dus, als men nu eindelijk erkent dat de taal ‘status en waardigheid’ heeft en behouden moet blijven, dan zou dat impliceren dat er alles aan moet worden gedaan om de taal de aandacht en steun te geven die het verdient.
Maar in de huidige praktijk is het Papiaments nog steeds de kleine David en het Nederlands de reus Goliath, met dien verstande dat de David uit de Bijbel een slinger had waarmee hij Goliath buiten gevecht kon stellen.
Wat zeggen de experts? / Op advies van de Taalunie zijn er indertijd – voor Nederlands en Papiaments – twee groepen experts (uit Aruba, Curaçao, Bonaire en Nederland) ingesteld die de adviezen van de Taalunie m.b.t. het onderwijs Nederlands op Bonaire kritisch tegen het licht hebben gehouden. De bevindingen van de expertgroep Papiaments zijn verschenen in het rapport ‘Papiamentu in het onderwijs op Bonaire’, juli 2015, door M.Craane, S. Marten, I. Anthony en R. Severing.
Het is een goed rapport geworden dat in vierenhalve maand tot stand is gekomen. Het rapport stelt – na bestudering van het advies van de Taalunie – vast dat het Papiaments kennelijk niet als een volwaardige taal wordt beschouwd en dat de zinsnede ‘met voldoende waardering voor het Papiaments’ bepaald geen afspiegeling is van het Taalunievoorstel om 90% van de tijd binnen de school te besteden aan het gebruik van het Nederlands en 10% aan het Papiaments. Het liefst zou de Taalunie zien dat er al vanaf de peuterleeftijd taalcontact met het Nederlands zou zijn en dat vanaf groep 1 van het Basisonderwijs er overgeschakeld zou worden op het Nederlands.

Nederland op de ABC-eilanden – 19 – verkeersborden – foto Aart G. Broek
Vanuit het standpunt van de Taalunie en haar opdracht is dit wel te begrijpen, maar voor mensen die hun moedertaal willen behouden, beschermen en ontwikkelen natuurlijk niet.
De expertgroep stelt dan ook voor om de instructietaal in de peuterleeftijd (0-3 jaar), de kleuterleeftijd (4-5 jaar) en groep 1, 2 en 3 van het basisonderwijs het Papiaments te laten zijn, een tijd waarin de kinderen leren lezen en schrijven, en pas in de groepen 4 en 5 (de oude 3e klas van het basisonderwijs) met het leren en lezen in het Nederlands te beginnen.
Gezien de huidige situatie binnen het onderwijs moest er natuurlijk door de deskundigen binnen de marges van de huidige politieke situatie worden gemanoeuvreerd. Voor revolutionaire ideeën/suggesties was er geen plaats.
Het staat echter te bezien of het Nederlands wel de taal moet blijven waarin t/m het laatste jaar van de middelbare school de kennis moet worden opgedaan die nodig is voor een vervolgopleiding. Het Engels zou als schooltaal misschien wenselijker zijn, net als op Sint Maarten, hoewel de Sint Maartense taalsituatie voor de laatste oplossing natuurlijk meer voor de hand lag. Voor vervolgopleidingen kan men ook in andere landen dan Nederland terecht en in dat geval heb je meer aan Engels.
De expertgroep Papiaments constateert ook – terecht – dat het bestaande les- en toetsmateriaal voor het Papiaments tekortschiet, verder ontwikkeld moet worden en dat hiervoor samenwerking tussen de scholen (die er nu niet is) een absolute vereiste is.

Nederland op de ABC-eilanden – 21- waterleiding – foto Aart G. Broek
Lacunes in het les- en toetsmateriaal / Wie enig idee wil krijgen van de lacunes die er zijn in het lesmateriaal raad ik aan het artikel te lezen dat Jeroen Heuvel, leraar Papiaments aan de Albert Schweitzer HAVO/VWO op Curaçao schreef in de NOBO van 2, 4 en 5 september 2017: ‘Mester mantené papiamentu komo materia obligatorio di èksamen final di Havo/Vwo?’
In een aparte mail van 2 december 2018 bevestigde Heuvel mij nog eens dat er binnen de huidige situatie vanwege de lacunes in het lesmateriaal niet overal sprake kan zijn van tevredenheid over het onderwijs in het Papiaments, met name op het niveau van de eindexamenklassen HAVO/VWO. Scholen die naar dat examen toewerken gebruiken allemaal, maar niet als enig didactisch middel, de enige methode die er voorhanden is: Mosaiko. Deze methode is ontworpen door de FPI en op Curaçao weliswaar verschenen, maar zonder dat men duidelijk heeft aangegeven welk lesmateriaal bestemd is voor HAVO, welk voor VWO en welk voor HBO. Deel 5 van Mosaiko is volgens de kaft geschikt voor HAVO 5, VWO 5 en 6 en voor HBO; de docentenhandleiding is nog in ontwikkeling en de fragmenten om luister- en kijkvaardigheid te oefenen zijn niet of moeilijk afspeelbaar. Op Aruba gebruikt men de ‘Arubaanse’ methode ‘Cristal’ die min of meer een reflectie is van “Mosaiko’ in de eigen Arubaanse spelling en aangepast voor Aruba. Voor het onderdeel literatuur zijn er veel te weinig oude literatuurtitels beschikbaar, om van hedendaagse romantitels nog maar te zwijgen. Daarom pleit Heuvel, terecht, voor het afschaffen van het Papiaments als verplicht eindexamenvak en het alleen verplicht te stellen t/m VSBO 4 en HAVO-3 en het als keuzevak voor het eindexamen HAVO/VWO aan te bieden.
Dit lijkt mij een uitstekend idee dat veel rust zal brengen onder de leraren, op voorwaarde dat het lesmateriaal voor een keuzevak Papiaments op orde is. Mocht men hiervoor voelen dan hoeft men zich minder zorgen te maken over het voorhanden zijn van voldoende lesmateriaal. In de loop van de jaren zal er genoeg gelegenheid zijn om te werken aan taal- en cultuur van de drie eilanden met een voldoende aantal uren voor het vak Papiaments in het lesrooster.

Nederland op ABC-eilanden – 9 – fietser – foto Aart G. Broek
Naar een rationeel meertalig onderwijs / Het is in dit artikel nadrukkelijk niet de bedoeling om uitgebreid in te gaan op de kritiek van de expertgroepen. Het is te hopen dat deze groepen blijven bestaan en veel werk uit handen zullen nemen van leraren die het al druk genoeg hebben met de veeleisende praktijk van het lesgeven.
De expertgroep Papiaments zou, bijvoorbeeld, een uitgebreide inventarisatie kunnen organiseren van al het lesmateriaal dat voor het Papiaments gebruikt wordt op de drie eilanden. Het materiaal zou letterlijk op tafel moeten liggen en leraren zouden tijdens een conferentie van enige dagen gevraagd kunnen worden hun mening uit hun eigen lespraktijk over dit materiaal te geven.
Aan de orde kunnen vragen komen als: In welke klassen/groepen kan het bestaande materiaal worden gebruikt? Is er voldoende geschikt toetsmateriaal voorhanden? Welk lesmateriaal zou de voorkeur verdienen? Waar bestaat behoefte aan? Is het nodig het Papiaments een verplicht examenvak te laten zijn in HAVO-5 en VWO-6? Welke argumenten ondersteunen dit? Voelt men voor een evaluatie van het talenonderwijs over vijf jaar? Is men het erover eens dat een uniforme spelling van het Papiaments de uitruil en aanmaak van goed lesmateriaal zal bevorderen en de kosten van schoolboeken drastisch zal laten dalen? Welke taal zou men, naast het Papiaments, prefereren om toe te werken naar een vervolgstudie na de middelbare school: Engels? Nederlands? Beiden? Hoe zou een ideaal rooster eruit kunnen zien? Welke vakken zouden ook makkelijk in het Papiaments gedoceerd kunnen worden?

Nederland op de ABC-eilanden – 17 – riolering – foto Aart G. Broek –
Op basis van die bevindingen zou aan scholen een eenduidig advies gegeven kunnen worden en kan er worden afgestapt van de huidige Wild West situatie die inhoudt dat de scholen zelf maar moeten zien wat ze doen en dat leraren zelf maar invulling moeten geven aan een ‘raamwerk’ van theoretische doelstellingen dat hun door een ‘bevoegd gezag’ ter beschikking wordt gesteld. En dan zwijgen we nog maar over het bestaande reële probleem dat er nogal wat leraren zijn die voor die taak onvoldoende zijn opgeleid en niet goed Nederlands en/of Papiaments spreken. Daarbij komt nog het feit dat leraren in hun machteloosheid soms overgaan tot het doceren in het Papiaments in plaats van in het Nederlands, iets dat een doorn in het oog is van de Nederlandse Taalunie en eigenlijk ‘niet zou moeten’.
Tenslotte / In het licht van bovenstaande zijn enkele afsluitende conclusies wel gerechtvaardigd.
Het is wenselijk dat er voortgegaan wordt op de weg van het ontwikkelen van voldoende en geschikt lesmateriaal voor het Papiaments en niet te vergeten van de ontwikkeling van een goede methode Nederlands als Vreemde Taal (NVT). Hiervoor dragen zowel Nederland als Bonaire – en liefst ook Curaçao en Aruba – een gedeelde verantwoordelijkheid.
De kritiekloze aanname van de stelling dat het Nederlands de voornaamste ‘poort naar kennis’ zou moeten zijn dient ter discussie gesteld te worden.

Nederland op de ABC-eilanden – 14 – electriciteit – foto Aart G. Broek
Het uit de losse pols ‘filosoferen’ over identiteit en taal zou eveneens met de nodige voorzichtigheid gepaard moeten gaan. Identiteit is niet iets dat voor de eeuwigheid vaststaat en maakt ook een ontwikkeling door, net als de taal.
Voor de drie eilanden zou het uitgangspunt voor het talenbeleid moeten uitgaan van ‘meertaligheid’ en niet, zoals gebeurd is met de werkwijze van de Taalunie voor Bonaire, alleen vanuit het Nederlands.
Het zou zijn aan te bevelen dat er ook een Antilliaanse Taalunie zou worden gesticht die, in het licht van de meertalige situatie, de behoeftes zou onderzoeken van de bevolking van de drie eilanden.
Natuurlijk kan het geen kwaad zijn licht op te steken bij het tweetalig onderwijs in Nederland en het drietalig onderwijs op een aantal scholen in Friesland, maar men moet er te allen tijde rekening mee houden dat de regionale context verschillend is. Voor een Fries ligt zijn Friese taal nu eenmaal dichtbij het Nederlands en in dat geval is het natuurlijk makkelijk spreken van ‘drietalig’ onderwijs. Daar komt bij dat leerlingen in Nederland voortdurend kunnen profiteren van een omgeving waar altijd Nederlands wordt gesproken, op straat en in de media.
Als er al draagvlak moet worden gezocht voor de adviezen van de Nederlandse Taalunie dan lijkt het mij verkeerd om – zoals door de Taalunie wordt gesuggereerd – de Bonairiaanse bevolking van ‘bovenaf’ te laten ‘inzien’ dat het een goed idee zou zijn om bepaalde adviezen op te volgen, zoals het advies om 90% van de tijd in te ruimen voor het Nederlands en slechts 10% voor het Papiaments.
Zelfs Don Quichotte zou zijn gekke hoofd hierover schudden.

Nederland op de AGB-eilanden – cactushaag I tranké – foto Aart G. Broek